Page 217 of 307

Rijden en bediening215
Bij het tanken de tankdop in de steunop de tankklep hangen.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en inscha‐
kelen.
Na het automatisch afslaan kunt deze
nog maximaal twee keer door druk‐
ken op het pistool helemaal vol ma‐
ken.
Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Sluit de klep en klik hem vast.
Tankdop Gebruik uitsluitend originele tankdop‐pen.
Auto's met een dieselmotor hebben
een speciale tankdop.
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
Het brandstofverbruik (gecombi‐
neerd) van het model Opel Astra va‐
rieert tussen 6,2 en 3,3 l/100 km.
De CO 2-emissie (gecombineerd) ligt
tussen 142 en 88 g/km.
Raadpleeg voor de waarden die spe‐ cifiek voor uw auto gelden het ‘EEC
Certificate of Conformity’ dat bij uw
auto werd geleverd of de andere na‐
tionale autopapieren.
Algemene informatie
Het officiële brandstofverbruik en de
specifieke cijfers voor de CO 2-emis‐
sie zoals vermeld zijn conform het
EU-basismodel met standaarduitrus‐
ting.Brandstofverbruikgegevens en CO 2-
emissiegegevens worden bepaald
volgens verordening R (EG)
nr. 715/2007 (in de meest recente van toepassing zijnde versie), waarbij re‐
kening wordt gehouden met het ge‐
wicht van de auto in bedrijfstoestand, zoals voorgeschreven door de veror‐
dening.
De cijfers dienen uitsluitend ter ver‐
gelijking van de diverse modelvarian‐
ten en bieden geen garantie voor het
werkelijke brandstofverbruik van een
specifiek model. De vermelde cijfers
voor het verbruik en de CO 2-emissie
kunnen door accessoires iets hoger
uitvallen. Het brandstofverbruik hangt
bovendien af van de persoonlijke rij‐
stijl, de staat van het wegdek en de
verkeersomstandigheden.
Page 218 of 307

216Rijden en bedieningTrekhaak
Algemene informatie Alleen een trekhaak gebruiken die
voor uw auto is goedgekeurd. Het in‐
bouwen van een trekhaak door een
werkplaats laten uitvoeren. Zo nodig
wijzigingen in de auto aanbrengen,
zoals in het koelsysteem, de hitte‐
schilden of andere uitrusting.
De lamp-uitvaldetectie van het aan‐
hangerremlicht constateert geen indi‐
vidueel uitgevallen lampen. Bij bijv.
vier lampen van 5 W wordt er pas uit‐
val geconstateerd als er nog slechts
één lamp van 5 W brandt of als alle
lampen zijn uitgevallen.
Bij het monteren van een trekhaak kan de opening voor het sleepoogworden afgedekt. In dat geval de trek‐
haakstang gebruiken voor het slepen.
Bewaar de trekhaakstang altijd in de
auto wanneer deze niet wordt ge‐
bruikt.Rijgedrag en aanhangertips
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐
demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel in‐ werkt, mag de kogel niet worden ge‐
smeerd.
Rij niet harder dan 80 km/h als een
aanhanger wordt getrokken. Een maximumsnelheid van 100 km/h is al‐ leen mogelijk als een trillingsdemper
wordt gebruikt en het toegestane maximale aanhangergewicht niet bo‐
ven het leeggewicht van het voertuig
komt.
Gebruik van een trillingsdemper
wordt sterk aanbevolen bij aanhan‐
gers met een geringe rijstabiliteit en
caravans.
Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐
ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling in‐ schakelen als bergopwaarts en onge‐veer dezelfde snelheid aanhouden.Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 288.
Aanhanger trekken
Trekgewicht9 Waarschuwing
Auto's met B14XFT-motor en au‐
tomatische versnellingsbak:
De trekhaak mag alleen worden gebruikt voor het bevestigen van
passende fietsdragers. Gebruik
de trekhaak niet voor het trekken
van een aanhangwagen.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de mo‐
tor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het verschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Page 219 of 307

Rijden en bediening217Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren ver‐
meld. Het geldt normaal bij hellings‐ percentages tot maximaal 12%.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte
van 1000 meter boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor
elke 1000 meter hoogtetoename met
10 % worden verminderd. Bij het rij‐ den op wegen met een gering hel‐
lingspercentage (minder dan 8%, bijv. snelwegen) hoeft het maximaal toe‐
laatbare treingewicht niet te worden
verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 275
vermeld.Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het la‐
den van de aanhanger is van invloed
op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
(75 kg) staat op het typeplaatje van de
trekhaak en in de autopapieren ver‐
meld. Altijd de maximale kogeldruk
nastreven, vooral bij zware aanhan‐
gers. Nooit rijden met een kogeldruk
lager dan 25 kg.
Achterasbelasting Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto,mag de toelaatbare achterasbelas‐
ting (zie typeplaatje of autopapieren)
met 40 kg worden overschreden.
Wordt de toelaatbare achterasbelas‐
ting overschreden, dan geldt een
maximumsnelheid van 100 km/u.TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger, de kogelstang demonteren.
Opbergen kogelstang
De zak met de trekhaak is opgebor‐
gen op de vloerplaat van de bagage‐
ruimte.
Voer de band door het achterste sjor‐
oog rechts, wikkel de band twee keer om de zak en trek de band aan om de
zak vast te zetten.
Page 220 of 307
218Rijden en bedieningOp de afbeelding is de 5-deurs hatch‐back te zien.
Op de afbeelding is de Sports Tourer te zien.
Bevestiging van de kogelstang
Verwijder bij de Sports Tourer de af‐
dekplaat van de achterbumper door
erop te drukken.
Koppel de aansluitdoos los en klap
hem omlaag. Verwijder de dop van de
opening voor de kogelstang en berg
de dop op.
Controleren spanning kogelstang
● De rode markering op de draai‐ knop moet naar de groene mar‐
kering op de kogelstang wijzen.
● De opening tussen de draaiknop en de kogelstang moet ca.
6 mm bedragen.
● De sleutel moet in stand c staan.
Page 221 of 307
Rijden en bediening219Zo niet, dan moet de kogelstang vóór
plaatsing op spanning worden ge‐
bracht:
● Ontgrendel de kogelstang door de sleutel naar stand c te
draaien.
● Trek de draaiknop uit en draai deze zo ver mogelijk naar rechts.
Plaatsing van de kogelstang
Plaats de gespannen kogelstang in
de opening en druk de stang krachtig
omhoog totdat deze hoorbaar vast‐
klikt.
De draaiknop schiet terug naar zijn oorspronkelijke stand en rust recht‐
streeks op de kogelstang.
9 Waarschuwing
Draaiknop bij het monteren niet
aanraken.
Vergrendel de kogelstang door de
sleutel naar stand e te draaien. Ver‐
wijder de sleutel en sluit de bescher‐
mende klep.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Controleren of de kogelstang correct
gemonteerd is
● De groene markering op de draaiknop moet naar de groene
markering op de kogelstang wij‐
zen.
● Tussen de draaiknop en de ko‐ gelstang mag geen ruimte zitten.
Page 222 of 307

220Rijden en bediening● De kogelstang moet stevig in deopening vastzitten.
● De kogelstang moet vergrendeld zijn en de sleutel verwijderd.9Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is al‐
leen toegestaan bij een correct ge‐ monteerde kogelstang. Als u de
kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Demontage van de kogelstang
Open de beschermende klep en draai
de sleutel naar stand c om de kogel‐
stang te ontgrendelen.
Trek de draaiknop uit en draai deze
zo ver mogelijk naar rechts. Trek de
kogelstang er naar beneden toe uit.
Plaats de dop in de opening.
Klap de aansluitdoos weg.
Plaats bij de Sports Tourer de afdek‐
plaat in de achterbumper zoals op de
afbeelding is weergegeven.
Berg de trekstang op in de zak en zet
de zak met de band vast aan het ach‐ terste sjoroog rechts. Wikkel de band
twee keer om de zak en trek de band aan om de zak vast te zetten.
Aanhangerstabilisatie Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd tot‐
dat de slingerbeweging stopt. Wan‐
neer het systeem actief is, moet u het
stuurwiel zo stil mogelijk houden.
Page 223 of 307
Rijden en bediening221Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐ ling 3 185.
Page 224 of 307

222Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................223
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 223
Auto stallen .............................. 223
Verwerking van sloopauto .......224
Controle van de auto .................224
Werkzaamheden uitvoeren .....224
Motorkap ................................. 224
Motorolie .................................. 225
Koelvloeistof ............................ 226
Sproeiervloeistof ......................227
Remmen .................................. 227
Remvloeistof ............................ 227
Accu ........................................ 228
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 230
Wisserblad vervangen .............230
Gloeilamp vervangen .................231
Halogeenkoplampen ...............231
Mistlampen .............................. 233
Achterlichten ............................ 233
Zijrichtingaanwijzers ................239
Kentekenverlichting .................240Binnenverlichting .....................241
Instrumentenverlichting ...........241
Elektrisch systeem .....................241
Zekeringen .............................. 241
Zekeringenkast in motorruimte 242
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................244
Zekeringenkast in bagageruimte ......................... 246
Boordgereedschap ....................248
Gereedschap ........................... 248
Velgen en banden .....................249
Winterbanden .......................... 249
Aanduidingen op banden ........249
Bandenspanning .....................250
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 251
Profieldiepte ............................ 255
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 256
Wieldoppen ............................. 256
Sneeuwkettingen .....................256
Bandenreparatieset .................257
Wiel verwisselen ......................260
Reservewiel ............................. 262
Starthulp gebruiken ...................265
Trekken ...................................... 267
Auto slepen ............................. 267
Andere auto slepen .................268Verzorging van uiterlijk ..............269
Verzorging exterieur ................269
Verzorging interieur .................271