Page 17 of 307
Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 44.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegels 3 41.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
●
Druk op V: de luchtverdeling
wordt in de richting van de voor‐
ruit geleid.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar wens openen en op de zijruiten
richten.
Verwarmings- en ventilatiesysteem
3 150.
Airconditioning 3 151.
Page 18 of 307
16Kort en bondigVersnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in en druk
op de ontgrendelknop op de keuze‐
hendel en schakel de versnelling in.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 177.
Automatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:vrij (neutraal)D:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen]:terugschakelen
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u op de
ontgrendelknop.
Automatische versnellingsbak
3 174.
Geautomatiseerde
versnellingsbakN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen]:terugschakelenR:achteruitversnelling
Achteruit uitsluitend inschakelen
als de auto stilstaat.
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 178.
Page 19 of 307

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en -staat 3 250, 3 288.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 225.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 40,
3 49, 3 59.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten
● Contactsleutel: zet de sleutel in stand 2.
Aan/Uit-knop: druk gedurende
enkele seconden op
Engine Start/Stop totdat de
groene led brandt.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaal
intrappen.
Geautomatiseerde versnellings‐
bak: rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Geen gas geven.
● Dieselmotoren: wacht tot het controlelampje ! voor voorver‐
warming dooft.
● Contactslot: draai de sleutel naar
stand 3 en laat deze los.
Aan/Uit-knop: druk op
Engine Start/Stop en laat deze
los.
Motor starten 3 165.
Page 20 of 307

18Kort en bondigStop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, wordt een autostop geacti‐
veerd.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven op de AUTOSTOP-po‐
sitie op de toerenteller.
Een herstart wordt door de naald aan‐ gegeven op de stationaire-toerental‐
positie op de toerenteller.
Stop/Start-systeem 3 167.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Trek de handrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
Bij auto's met een elektrische
handrem, trekt u minimaal
een seconde aan schakelaar
m tot het waarschuwings‐
lampje m constant brandt en
de elektrische handrem is inge‐
schakeld 3 113.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke on‐ dergrond of een helling (om‐
hoog) staat, schakel dan de
eerste versnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐
dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke on‐
dergrond of een helling (om‐ laag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Bo‐
vendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Stuurwiel verdraaien totdat
het stuurslot merkbaar ver‐
grendelt.
Page 21 of 307
Kort en bondig19Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de keuzehendel in stand P.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot worden verwijderd wanneer dehandrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto met e op de
handzender.
Activeer het alarmsysteem
3 37.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐king treden 3 224.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 20, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 223.
Page 22 of 307

20Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 20
Sleutels ...................................... 20
Handzender ............................... 21
Elektronisch sleutelsysteem ......22
Opgeslagen instellingen ............24
Centrale vergrendeling ..............24
Automatisch vergrendelen .........29
Kindersloten .............................. 30
Portieren ...................................... 31
Bagageruimte ............................ 31
Antidiefstalbeveiliging ..................36
Vergrendelingssysteem .............36
Diefstalalarmsysteem ................37
Startbeveiliging .......................... 39
Buitenspiegels ............................. 40
Bolle vorm ................................. 40
Elektrische verstelling ................40
Inklapbare spiegels ...................40
Verwarmde spiegels ..................41
Binnenspiegel .............................. 41
Handmatige dimfunctie ..............41
Automatische dimfunctie ...........42Ruiten.......................................... 42
Voorruit ...................................... 42
Handbediende ruiten .................42
Elektrisch bediende ruiten .........42
Achterruitverwarming ................44
Zonnekleppen ............................ 44
Dak .............................................. 45
Zonnedak .................................. 45Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 269, Centrale vergrendeling
3 24, Motor starten 3 165.
Handzender 3 21.
Elektronische sleutel 3 22.
Het codenummer van de adapter voor de wielborgmoeren vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 260.
Page 23 of 307
Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen knop indrukken.
Om in te klappen eerst knop indruk‐
ken.
Handzender
Voor het bedienen van de volgende
functies via de toetsen op de af‐
standsbediening:
● centrale vergrendeling 3 24
● vergrendelingssysteem 3 36
● diefstalalarmsysteem 3 37
● elektrisch bediende ruiten 3 42
● zonnedak 3 45
De afstandsbediening heeft een be‐ reik van maximaal 100 meter, maar
dat kan veel meer zijn door invloeden van buitenaf. Brandende alarmknip‐
perlichten dienen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Batterij in handzender vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 24 of 307

22Sleutels, portieren en ruiten
1. Steek een platte schroeven‐draaier in de gleuf en duw de ach‐terkant van de afstandsbediening
los door de schroevendraaier een
klein stukje te draaien.
2. Verwijder de batterij en vervang deze. Gebruik een CR2032 of een
equivalente batterij. Let op de in‐
stallatiepositie.
3. Steek de afdekking bij het sleutel‐
blad in, klap hem naar beneden
en sluit hem.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het be‐
stuurdersportier openen met de sleu‐
tel in het slot. Bij het inschakelen van de ontsteking wordt de handzender
gesynchroniseerd.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
● Storing in de afstandsbediening.
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw ge‐
synchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activeringvan de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Handmatig ontgrendelen 3 24.
Elektronisch sleutelsysteem
Voor een sleutelloze bediening van
de volgende functies:
● centrale vergrendeling 3 24
● elektrische achterklep 3 31
● contact inschakelen en motor starten 3 165