Page 169 of 307

Rijden en bediening167Automatische startmotorregelingDeze functie regelt de startprocedurevan de motor. De bestuurder hoeft de
sleutel niet op stand 3 te houden of
Engine Start/Stop niet ingedrukt te
houden. Het eenmaal actieve sys‐
teem zal de motor automatisch blijven ronddraaien tot deze start. Vanwege
de controleprocedure begint de motor
na een korte vertraging te lopen.
Mogelijke redenen voor het niet star‐
ten van de motor:
● Koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐
bak).
● Rempedaal niet ingetrapt of keu‐
zehendel niet in P of N (automa‐
tische versnellingsbak).
● Rempedaal niet ingetrapt (geau‐ tomatiseerde versnellingsbak).
● Time-out opgetreden.Turbomotor opwarmen
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral wan‐
neer de motor koud is. Deze beper‐
king is er om het smeersysteem de
motor volledig te laten beschermen.
Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐ tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gas loslaat.
Stop/Start-systeem
Het Stop/Start-systeem helpt brand‐
stof besparen en uitlaatemissies be‐
perken. Wanneer de omstandighe‐
den het toelaten, schakelt het de mo‐
tor uit van zodra de auto langzaam
rijdt of stilstaat, bijv. aan een ver‐
keerslicht of in een file.Inschakelen
Het Stop/Start-systeem is beschik‐ baar van zodra de motor is gestart, de
auto is vertrokken en er aan de hier‐
onder opgegeven omstandigheden
voldaan is.
Uitschakelen
Schakel het stop-startsysteem manu‐ eel uit door op Ï OFF te drukken. De
uitschakeling wordt aangeduid wan‐
neer de led in de knop oplicht.
Page 170 of 307

168Rijden en bedieningAutostopAuto's met handgeschakelde ver‐snellingsbak
Afhankelijk van de motor zijn er twee
Autostop-versies beschikbaar. Zie de
motorgegevens voor informatie over
de motoridentificatiecode voor uw
auto 3 280.
Conventionele Autostop
Alle benzinemotoren en dieselmoto‐
ren, behalve B16DTU, beschikken al‐
leen over de conventionele Autostop.
Een Autostop kan worden geacti‐veerd wanneer de auto stilstaat of
met lage snelheid (tot 5 km/u) rijdt.
U activeert een conventionele Auto‐
stop als volgt:
● Het koppelingspedaal intrappen.● Zet de hendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt afgezet terwijl het
contact ingeschakeld blijft.
Oude Autostop
Motor B16DTU heeft een oude Auto‐
stop en tevens een conventionele Au‐ tostop.Een Autostop, conventioneel en ou‐
dere versie, kan worden geactiveerd
wanneer de auto stilstaat of met lage
snelheid (tot 14 km/u) rijdt.
U activeert een oudere versie Auto‐
stop als volgt:
● Trap het rempedaal in.
● Het koppelingspedaal intrappen.
De motor wordt afgezet terwijl het
contact ingeschakeld blijft.Auto's met automatische versnel‐
lingsbak of geautomatiseerde ver‐
snellingsbak
Als de auto stilstaat met ingetrapt rempedaal, wordt Autostop automa‐
tisch geactiveerd.
De motor wordt afgezet terwijl het
contact ingeschakeld blijft.
Het stop-startsysteem is uitgescha‐ keld op hellingen van 15% of steiler.Melding
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven op de AUTOSTOP-po‐
sitie op de toerenteller.
Na een herstart wordt het stationaire
toerental aangegeven.
Tijdens een Autostop blijven de ver‐
warming en remmen normaal wer‐
ken.
Voorwaarden voor een Autostop
Het Stop/Start-systeem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan.
Page 171 of 307

Rijden en bediening169●Het stop-startsysteem is niet ma‐
nueel uitgeschakeld.
● De motorkap is volledig gesloten.
● Het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is warmgelopen.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na hetrijden met hoge motorbelasting.
● De omgevingstemperatuur is ho‐
ger dan -5 °C.
● Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
● Het remvacuüm is voldoende.
● De regeneratiefunctie van het roetfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk.Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Zie het hoofdstuk Klimaat‐
regeling voor meer details 3 151.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan
mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 162.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden meer‐
dere elektrische functies, zoals de ex‐
tra elektrische verwarmer of de ach‐
terruitverwarming, uitgeschakeld of in
een stroombesparingsmodus gezet.
De ventilatorsnelheid van het airco‐
systeem wordt verlaagd om stroom te besparen.Herstarten van de motor door de
bestuurderAuto's met handgeschakelde ver‐ snellingsbak
Afhankelijk van de motor zijn er twee
herstart-versies beschikbaar. Zie de
motorgegevens voor informatie over
de motoridentificatiecode voor uw
auto 3 280.
Een herstart voor alle motoren, be‐ halve B16DTU, is mogelijk wanneer
de auto stilstaat of maximaal 7 km/u rijdt; bij de B16DTU is dat 14 km/u.
Conventionele herstart
Alle motoren hebben een conventio‐
nele herstart.
Trap het koppelingspedaal in zonder
het rempedaal in te trappen om de
motor opnieuw te starten.
Bij motoren met een late herstart is dit alleen mogelijk zonder ingetrapt rem‐ pedaal.
Late herstart
Bij alle benzinemotoren en de diesel‐
motoren B16DTU en B16DTR is naast een conventionele herstart ook
een late herstart mogelijk.
Page 172 of 307

170Rijden en bediening● Trap het rempedaal in.
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Selecteer de eerste versnelling.
● Laat het rempedaal opkomen om
de motor te herstarten.Auto's met automatische versnel‐
lingsbak of geautomatiseerde ver‐
snellingsbak:
Laat het rempedaal los of verzet de
keuzehendel van D naar N of P om de
motor opnieuw te starten.
Herstarten van de motor door het
Stop/Start-systeem
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak waarbij een conven‐
tionele Autostop is geactiveerd, moet
de versnellingshendel in de vrij staan
om een automatische herstart moge‐
lijk te maken.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak waarbij een vroege
Autostop is geactiveerd, is een auto‐
matische herstart mogelijk bij iedere
versnellingshendelstand.
Bij auto's met een automatische ver‐
snellingsbak of een geautomati‐
seerde versnellingsbak, moet de keu‐
zehendel in D staan om een automa‐
tische herstart mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende om‐
standigheden voordoet tijdens een
Autostop, dan zal de motor automa‐
tisch door het stop-startsysteem wor‐ den herstart:
● Het stop-startsysteem is manu‐ eel uitgeschakeld.
● De motorkap is open.
● De veiligheidsgordel van de be‐ stuurders is losgemaakt en het
bestuurdersportier is geopend.
● De motortemperatuur is te laag.
● Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
● Het remvacuüm is niet vol‐ doende.
● De auto reed minstens stap‐ voets.
● Het klimaatregelsysteem vereist het starten van de motor.
● De airconditioning wordt hand‐ matig ingeschakeld.Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information Cen‐
tre.
Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler, op de elek‐ trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Trek de handrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
Page 173 of 307

Rijden en bediening171Bij auto's met een elektrische
handrem, trekt u minimaal
een seconde aan schakelaar
m tot het waarschuwings‐
lampje m constant brandt en
de elektrische handrem is inge‐ schakeld 3 113.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke on‐ dergrond of een helling (om‐hoog) staat, schakel dan de
eerste versnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐
dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke on‐
dergrond of een helling (om‐ laag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐
dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Bo‐vendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Stuurwiel verdraaien totdat
het stuurslot merkbaar ver‐
grendelt.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de keuzehendel in stand P.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot worden verwijderd wanneer dehandrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 224.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐
den geactiveerd, wordt de motor au‐ tomatisch uitgeschakeld als de auto
binnen een bepaalde tijd tot stilstand
komt.
Noodfunctie bij extreem lage
temperaturen
9 Waarschuwing
Deze noodhandeling mag alleen
bij extreem lage temperaturen
worden uitgevoerd en als de auto
op een vlakke ondergrond staat.
Page 174 of 307

172Rijden en bedieningIn landen waar de temperatuur ex‐
treem laag kan zijn, kan het noodza‐
kelijk zijn de handrem niet in te scha‐
kelen.
Dit is een noodoplossing die voor‐
komt dat de handrem bevriest.
Auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak, elektrische handrem en aan/uit-knop
Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak kunt u het contact al‐
leen afzetten als de parkeerrem is in‐ geschakeld. U moet dus een paar din‐
gen doem om de elektrische handrem
te kunnen loszetten:
1. Schakel de elektrische handrem in en zet het contact af.
2. Schakel het contact in en houd Engine Start/Stop zes seconden
ingedrukt zonder het rempedaal
in te trappen.
3. Trap de rem in en zet de elektri‐ sche handrem los.
4. Contact uitschakelen.Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Roetfilter
Automatische regeneratie
Het roetfilter verwijdert schadelijke
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Het
systeem heeft een regeneratiefunctie
die tijdens het rijden automatisch
wordt geactiveerd, zonder dat hier
een bericht over verschijnt. Het filter
wordt geregenereerd door achterge‐
bleven roetdeeltjes periodiek bij een
hoge temperatuur te verbranden. Dit
proces vindt in bepaalde rijomstan‐
digheden automatisch plaats en kan
tot 25 minuten duren. Doorgaans
neemt dit tussen zeven en twaalf mi‐ nuten in beslag. Autostop is niet be‐
schikbaar en het brandstofverbruik
ligt mogelijk hoger. Enige geur- en
rookontwikkeling tijdens deze proce‐
dure is normaal.
Systeem vereist handbediende
regeneratie
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Page 175 of 307

Rijden en bediening173Wanneer het filter gereinigd moet
worden, maar de recente rijomstan‐
digheden geen automatische reini‐
ging toelieten, wordt dit aangegeven
met % en een waarschuwing in het
Driver Information Center.
% met een waarschuwing licht op
wanneer het roetfilter vol is. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.
% met een waarschuwingsbericht
knippert als het roetfilter de maxi‐
mumbelading heeft bereikt. Start het
regeneratieproces onmiddellijk om
schade aan de motor te voorkomen.
Handbediende regeneratie
activeren
Blijf rijden om het regeneratieproces
te activeren en houd het motortoeren‐
tal boven 2000 1/min. Zo nodig terug‐ schakelen. De regeneratie van het
roetfilter wordt dan gestart.
De regeneratie verloopt het snelst bij
een hoog motortoerental en een
zware belasting.Controlelampje % dooft zodra de re‐
generatie is afgerond. Blijf rijden tot
de regeneratie is voltooid.Voorzichtig
Wordt het reinigingsproces onder‐ broken, dan bestaat het risico dater zware motorschade ontstaat.
Regeneratie niet mogelijk
Als regeneratie om bepaalde redenen niet mogelijk is, licht Z op en ver‐
schijnt er een waarschuwing op het
Driver Information Center. Het motor‐ vermogen is mogelijk begrensd. On‐
middellijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.
KatalysatorDe katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.
Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐ kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 213, 3 280 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en elektronische onder‐
delen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Daarom de startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of sle‐
pen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige mo‐
torloop, beperkingen van het motor‐
vermogen of andere ongewone sto‐
ringen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
Page 176 of 307

174Rijden en bedieningAutomatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Met de hand schakelen is mogelijk in
de handmatige modus door de keu‐
zehendel naar + of - 3 175 te tikken.
Versnellingsbakdisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het versnellingsbak‐ display.
In de automatische modus wordt het
rijprogramma aangeduid door D op
het Driver Information Center.
In de handgeschakelde modus wor‐
den M en het nummer van de gese‐
lecteerde versnelling aangeduid.
R geeft de achteruitversnelling aan.
N duidt de neutrale stand aan.
P duidt de parkeerstand aan.
KeuzehendelP:parkeerstand, de wielen zijn ge‐
blokkeerd, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaat en de
handrem is aangetrokkenR:achteruitversnelling, alleen in‐
schakelen wanneer de auto stil‐
staatN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen in handgescha‐
kelde modus]:terugschakelen in handgescha‐
kelde modus