24Sleutels, portieren en ruitenElektronische sleutel
synchroniseren
De elektronische sleutel synchroni‐
seert zichzelf automatisch bij elke
startprocedure.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan worden vergrendeld of ontgrendeld ofals de motor niet kan worden gestart,
kan dit de volgende oorzaken heb‐
ben:
● Storing in elektronische sleutel.
● De elektronische sleutel is buiten
ontvangstbereik.
● De accuspanning is te laag.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.Om de storing te verhelpen, de positie
van de elektronische sleutel verande‐ ren.
Handmatig ontgrendelen 3 24.
Opgeslagen instellingen
Steeds wanneer het contact wordt uit‐
geschakeld, worden de volgende in‐
stellingen automatisch door de af‐
standsbediening of elektronische
sleutel opgeslagen:
● automatische klimaatregeling
● verlichting
● Infotainmentsysteem
● centrale vergrendeling
● instellingen sportmodus
● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen in het ge‐
heugen van de sleutel van de bedie‐
ning op afstand 3 162 of elektroni‐
sche sleutel 3 22 worden automa‐
tisch toegepast wanneer het contact
de volgende keer wordt ingescha‐
keld.
Een voorwaarde is dat Personalisatie
door bestuurder geactiveerd is in de
persoonlijke instellingen van hetInfo-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke afstandsbediening of
elektronische sleutel die wordt ge‐
bruikt. De gewijzigde status is pas be‐ schikbaar nadat de auto is vergren‐
deld en ontgrendeld.
De in het geheugen opgeslagen
stand van de elektrisch bediende
stoelen wordt automatisch ingeno‐
men wanneer het contact wordt inge‐
schakeld en wanneer Automatisch
oproepen geheugen wordt geacti‐
veerd op het Info-Display voor de op‐
geslagen afstandsbediening of elek‐
tronische sleutel.
Elektrisch verstelbare stoel 3 52.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt portieren,
bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
94Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen U kunt het Driver Information Center,
bepaalde bestuurdersondersteu‐
ningssystemen, het infotainmentsys‐
teem en een aangesloten mobiele te‐
lefoon bedienen met de knoppen op
het stuurwiel.
De illustraties tonen verschillende
versies.
Driver Information Center 3 117.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 187.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Instrumenten en bedieningsorganen117Brandt groenDe cruise control is actief. De inge‐
stelde snelheid wordt in het Driver In‐ formation Center aangegeven.
Cruise control 3 187.
Voorligger gedetecteerd A brandt groen of geel.
Brandt groen
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.
Brandt geel
De afstand tot een voorligger wordt te kort of wanneer u een ander voertuig
te snel nadert.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 190.
Snelheidsbegrenzer L brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.Brandt groen
Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 189.
Verkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 207.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep is ge‐ opend.Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is on‐
dergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de in‐
strumentengroep is het Driver Infor‐
mation Center verkrijgbaar als Midle‐
vel-display of Uplevel-display.
De indicatie op het Driver Information Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● voertuiginformatie
● informatiemenu dagteller/brand‐ stof
● informatie over zuinig rijden
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● audio- en Infotainmentinformatie
● telefooninformatie
● navigatie-informatie
● auto-instellingen
122Instrumenten en bedieningsorganenTegelijkertijd wordt de gemiddelde
verbruikswaarde weergegeven.
Menu Audio
In het menu Audio kunt u naar muziek
zoeken, uit favorieten selecteren of
van audiobron wisselen.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Telefoon In het menu Telefoon kunt u telefoon‐
gesprekken beheren en voeren, door contactpersonen scrollen of hands‐
free telefoneren.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Navigatie
In het menu Navigatie kunt u route‐
begeleiding inschakelen.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Voertuiginformatie, ? of
Opties
De onderstaande lijst bevat alle mo‐gelijke pagina's van het Optiemenu.
Sommige zijn voor uw specifieke autowellicht niet beschikbaar. Afhankelijk
van het display zijn sommige functies weergegeven als symbool.
Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren en
volg de instructies in de submenu's op:
● Eenheden
● Infopagina's
● Snelheidswaarschuwing
● Band belasten
● Software-informatie
Eenheden
Druk tijdens het weergeven van Een‐ heden op SET/CLR of >. Selecteer
de gewenste eenheden door de ver‐ stelknop te draaien of op P te druk‐
ken. Bevestig met SET/CLR of 9.
Infopagina's Druk tijdens het weergeven van Info‐pagina's op >. Er verschijnt een lijst
met alle opties in het menu Info. Se‐ lecteer de functies die op de pagina
Info moeten worden weergegeven
door op 9 te drukken. Geselecteerde
pagina's hebben een 9 in een aan‐kruisvakje. Niet-zichtbare functies
hebben een leeg aankruisvakje. Zie
Menu Info bovenstaand.
Snelheidswaarschuwing
De snelheidswaarschuwingsfunctie
waarschuwt de bestuurder bij het
overschrijden van een ingestelde
snelheid.
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op SET/CLR of > te drukken ter‐
wijl de pagina wordt weergegeven.
Verdraai het stelwiel of druk op Q of
P om de waarde te selecteren en
wijzigen. Druk op SET/CLR of 9 om
de snelheid in te stellen. Na het in‐
stellen van de snelheid kan deze
Instrumenten en bedieningsorganen123functie worden uitgeschakeld door tij‐
dens het bekijken van deze pagina op SET/CLR of 9 te drukken. Als de ge‐
selecteerde maximumsnelheid wordt
overschreden, verschijnt er een pop-
upwaarschuwing en klinkt er een ge‐
luidssignaal.
Bandenbelasting
De categorie bandenspanning vol‐ gens de huidige bandenspanning kan worden geselecteerd 3 251.
Software-informatie Geeft informatie over open source-
software weer.
Valetmodus
Sommige functies van het Driver In‐
formation Center en het Info-Display
kunnen voor sommige bestuurders
beperkt zijn.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐ kelen in het menu Instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Info-Display
Het Info-Display bevindt zich in het in‐strumentenbord bij de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● 7 inch Colour-Info-Display met
aanraakschermfunctionaliteit
of
● 8 inch Colour-Info-Display met
aanraakschermfunctionaliteit
De auto heeft een 7 inch Colour-Info-
Display met aanraakschermfunctio‐
naliteit.
De auto heeft een 8 inch Colour-Info-
Display met aanraakschermfunctio‐
naliteit.
Op de Info-Displays kan het volgende worden aangegeven:
● tijd 3 98
● buitentemperatuur 3 98
● datum 3 98● Infotainmentsysteem, zie be‐
schrijving in de handleiding Info‐
tainment
● weergave van achteruitkijkca‐ mera 3 204
● weergave van parkeerhulpin‐ structies 3 195
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● systeemberichten
● persoonlijke instellingen 3 128
Graphic-Info-Display
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
246Verzorging van de autoNr.Stroomkring34Parkeerhulp/blindehoeksys‐
teem/infotainmentsysteem/
USB-aansluiting35OnStar36Info-Display/instrumenten‐
groep/cd-speler37Infotainmentsysteem, radio
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Auto's met elektriciteitsstekker: 1. Breng de afdekking aan de rech‐ terkant aan.
2. Klap de linkerkant van de afdek‐ king naar voren. Geleid de beves‐
tigingsklem naar beneden; zie de
illustratie.
Zekeringenkast in bagageruimte
De zekeringenkast bevindt zich links
in de bagageruimte achter een dek‐
sel.
Verwijder het deksel.
Maak het deksel van de zekeringen‐
kast los en verwijder het.