166Verzorging van de auto
Een werkplaats raadplegen, als de
vloeistof in het reservoir tot onder het
merkteken MIN zakt.
Koppelingsvloeistof 3 207.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐ vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische ver‐ bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 6 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en los‐
koppelen.
Achteraf geplaatste elektrische of
elektronische accessoires kunnen de boordaccu extra belasten of de accu
ontladen. Voor de technische moge‐
lijkheden, bijv. het plaatsen van een
krachtiger accu, een werkplaats raad‐ plegen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking weer aansluiten.
Daarna als volgt te werk gaan:
1. Datum en tijd van het informatie‐ display instellen 3 78.
2. Zo nodig elektrisch bediende rui‐ ten en zonnedak activeren 3 30,
3 33.
Enkele verbruikers, bijvoorbeeld de
instapverlichting, worden na een tijdje automatisch uitgeschakeld om de
boordaccu tegen ontladen te be‐
schermen.
Een losgekoppelde boordaccu om de 6 weken opladen.
Ontlaadbeveiliging accu 3 115.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in deze para‐ graaf gegeven instructies kan leiden
tot een tijdelijke uitschakeling van
het stop-startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
Verzorging van de auto167deze met een afdekkap worden afge‐
sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan worden gemonteerd.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen aan
het label op de accu. Wij bevelen het
gebruik aan van een originele Opel-
accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐
bruikt dan de originele Opel accu is
het mogelijk dat het Stop/Start-sys‐
teem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 128.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 199.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen:
● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen aan‐
leiding geven tot blindheid of let‐
sel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
Verzorging van de auto179ZekeringStroomkringABSAntiblokkeersys‐
teemA/CKlimaatregeling,
aircosysteemAUX PUMPHulppompBATT1Zekeringendoos
onder het instru‐
mentenpaneelBATT2Zekeringendoos
onder het instru‐
mentenpaneelBATT3Zekeringendoos
onder het instru‐
mentenpaneelBCMCarrosserieregel‐
moduleDEF HTRVerwarming
dieseluitlaatvloei‐
stofECM1MotorregelmoduleECM2MotorregelmoduleECM PWR TRNMotorregelmo‐
dule, aandrijflijnZekeringStroomkringENG SNSRMotorsensorenEPBElektrische
handremFRT FOGMistlampenFRT WPRRuitenwisser voorFUEL/VACBrandstofpomp,
vacuümpompHDLP WASHERKoplampsproeierHI BEAM LTGrootlicht (links)HI BEAM RTGrootlicht (rechts)HORNClaxonHTD WASH/MIRVerwarmde
sproeiervloeistof,
verwarmde
buitenspiegelsIGN COIL BBobineLO BEAM LTDimlicht (links)LO BEAM RTDimlicht (rechts)NOX SNSRNOx-sensorPRK LP LTParkeerlicht
(links)ZekeringStroomkringPRK LP RT/LIFT GATEParkeerlicht
(rechts), achter‐
klepPWM FANAanjager met
pulsbreedtemodu‐
latieREAR DEFOGVerwarmbare
achterruitREAR WPRAchterruiten‐
wisserSPARE–STOP LAMPRemlichtenSTRTRStartmotorTCMVersnellingsba‐
kregelmoduleTRLR PRL LPParkeerlichten
aanhanger
Sluit de klep van de zekeringhouder
na het vervangen van doorgebrande
zekeringen en klik deze dicht.
Wanneer u de klep van de zekering‐
houder niet goed sluit, kunnen er sto‐ ringen optreden.
188Verzorging van de autoDe bandenspanningssensoren con‐
troleren de spanningswaarden van de banden en verzenden de meetwaar‐
den naar een ontvanger in de auto.
Elke band, ook de reserveband, moet elke maand in koude staat en op de
juiste bandenspanning worden ge‐
controleerd 3 217.
Bandenspanning te laag
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt controle‐
lampje w 3 90.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 217.
Wanneer het systeem een storing de‐ tecteert, knippert w ongeveer
een minuut en blijft dan ononderbro‐
ken branden. Voor de duur van de
storing wordt deze reeks bij elke keer opnieuw starten doorlopen.
Als w brandt, is het systeem wellicht
niet naar behoren in staat om een te lage bandenspanning te detecteren
of te signaleren.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na het rijden dooft, kan dit duiden op een naderende te lage banden‐
spanning. Bandenspanning controle‐
ren.Bandenspanningswaarden op
Info-Display
Voor de huidige bandenspannings‐
waarden selecteert u menuoptie
Banden in het menu Boordcomputer .
BC op het Infotainmentsysteem in‐
drukken en menuoptie selecteren.
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem registreert automatisch de be‐
lasting van de auto. Bij uiteenlopende bandenspanningswaarden verschijnt
er wellicht een bijbehorend bericht op
het Info-Display. Bij sommige versies
verschijnt het bericht in een verkorte
vorm.
Verzorging van de auto199Slechts één compact reservewielmonteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.
Auto met een aangebracht compact
reservewiel niet door een automati‐
sche wasstraat met geleiderails rij‐
den. Het compacte reservewiel kan in
de rails blijven steken en zo schade
aan de band, het wiel en andere on‐
derdelen van de auto veroorzaken.
Het gebruik van sneeuwkettingen op
een compact reservewiel is niet toe‐
gestaan.
Sneeuwkettingen 3 192.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
● Rijeigenschappen worden moge‐
lijk nadelig beïnvloed. Laat de de‐
fecte band zo snel mogelijk ver‐vangen of repareren en breng
deze in plaats van het reserve‐ wiel aan.
● Niet sneller rijden dan 80 km/u.
● Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.9Waarschuwing
Een krik, wiel of andere voorwer‐
pen in de bagageruimte kunnen
letsel veroorzaken, indien deze
niet goed op hun plaats worden
vastgezet. Bij een noodstop of een botsing kunnen losse voorwerpen
letsel of schade aan de auto ver‐
oorzaken.
Berg de krik en het boordgereed‐
schap altijd op in de betreffende
opbergvakken en zet deze goed
vast.
Leg het beschadigde wiel altijd in
de bagageruimte en zet het met de
inschroefhouder vast in de reser‐
vewieluitsparing.
Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐
lader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een andere auto.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
222Trefwoordenlijst12V-aansluiting............................. 59
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............207, 211
Aandrijving op alle wielen ............88
Aanduidingen op banden ..........186
Aanhangerstabilisatie ................158
Aanhanger trekken ....................155
Aansluitingen voor accessoires ....79
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 160
Accu...................................... 86, 166
Accu, starthulp gebruiken ...........199
Achterklep..................................... 23 Achterlichten .............................. 173
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitrijlichten .......................111
Actieve hoofdsteunen .............34, 35
AdBlue .................................. 90, 133
Afmetingen auto ........................214
Afstandsbediening ........................20
Airbag deactiveren ....................... 50 Airbag-deactivering ...................... 85
Airbag en gordelspanners ...........85
Airbaglabel.................................... 45
Airbagsysteem ............................. 45
Airconditioning ........................... 117
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 123
Alarmknipperlichten ...................109
Algemene informatie .................. 154Algemene richtlijnen voor het rijden ............................... 124, 125
All-wheel drive ........................... 142
Andere auto slepen ...................202
Antiblokkeersysteem .................144
Antiblokkeersysteem (ABS) .........87
Armsteun ................................ 39, 41
Armsteun met opbergruimte ........59
Autogegevens ............................ 211
Autokrik....................................... 184
Automatische dimfunctie .......29, 30
Automatische koplamphoogteregeling .............92
Automatische niveauregeling ....
........................................ 108, 149
Automatische verlichting ............ 108
Automatische versnellingsbak ...
.......................................... 86, 137
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 203
Auto slepen ................................ 201
Auto stallen ................................. 160
Autostop ..................................... 128
Auto wassen ............................... 203
B Bagageruimte ........................ 23, 69
Bagageruimte-afdekking .............69
Bagageruimteverlichting .............113
226Stekkerdozen................................ 59
Stoelpositie .................................. 35
Stoelverstelling ........................6, 36
Stoelverwarming ........................... 40
Stop/Start-systeem .....................128
Storing ....................................... 140
Storingsindicatielamp ..................86
Stroomonderbreking ..................140
Sturen ......................................... 126
Stuurbedieningsknoppen .............74
Stuurbekrachtiging ...............88, 126
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......164
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 74
Symbolen ....................................... 4
Systeem voor gecontroleerde afdaling ............................ 88, 148
T
Tankdop........................................ 86
Tanken ....................................... 153
Technische gegevens ................212
Te laag brandstofpeil ...................91
Toerenteller ................................. 81
Top-Tether-bevestigingsogen ......56
Trekhaak............................. 154, 156
Trekken van een aanhanger ......155
Trekstang.................................... 154
Typeplaatje ................................ 210U
Uitlaatgassen .............................. 131
Uitrol-brandstofafsluiter .............128
Uitstapverlichting .......................114
Ultrasoonparkeerhulp ..........88, 151
Uw autogegevens ..........................3
V
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 191
Vaste luchtroosters ....................122
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................41
Velgen en banden .....................185
Ventilatie ..................................... 116
Verbanddoos ............................... 71
Vergrendelingssysteem ...............24
Verlichting ................................... 107
Verlichtingsfuncties..................... 114
Verlichting zonneklep ................114
Versnellingsbak ........................... 15
Versnellingsbakdisplay ........82, 137
Verstelbare luchtroosters ........... 122
Verwarmde spiegels ....................29
Verwarming ................................. 40
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 116
Verwerking van sloopauto .........161
Verzorging .................................. 203
Verzorging exterieur ..................203Verzorging interieur ...................205
Vloerafdekking bagageruimte ......70
Voertuiggewicht .........................214
Voertuigidentificatienummer ......209
Voordat u wegrijdt ........................ 16
Voorruit ......................................... 30
Voorstoelen .................................. 35
Voorverwarming .......................... 89
W Waarschuwingslichten ..................80
Welkomstverlichting.................... 114
Werkzaamheden uitvoeren .......161
Wieldoppen ................................ 191
Wiel verwisselen ........................195
Winterbanden ............................ 185
Wis-/wasinstallatie .......................13
Wis-/wasinstallatie achterruit .......76
Wis-/wasinstallatie voorruit ..........75
Wisserblad vervangen ...............169
X Xenonkoplampen ......................171
Z
Zekeringen ................................. 175 Zekeringenkast in motorruimte ..177
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............180
Zitplaatsen achterin .....................40
Zitrijen achterin ............................. 41