Page 65 of 240

63
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Zet nooit het contact af voordat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Als de motor wordt afgezet, worden
ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou
dan de controle over de auto kunnen
verliezen.
Raadpleeg voor meer informatie
de rubriek "Praktische informatie",
paragraaf "Eco-mode". Als u de auto verlaat, neem dan de
sleutel mee en vergrendel de auto.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van
het stuurslot.
Afzetten van de motor
F Controleer of de handrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
F
B
reng de auto tot stilstand.
F
D
raai, ter wijl de motor stationair draait, de
sleutel in de stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal dertig minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit
en in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij
het openen van het bestuurdersportier
een waarschuwingsmelding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand
2
(Contact) van het contactslot blijft
staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(Stop)
en vervolgens opnieuw in de stand
2
(Contact) om het contact weer aan
te zetten.
5
Rijden
Page 66 of 240
64
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Parkeerrem
Aantrekken
F Trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten
F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in en zet het contact uit. Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP
branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Rijden
Page 67 of 240
65
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde versnellingsbak
F Trap het koppelingspedaal volledig in.
F V erplaats de versnellingshendel helemaal
naar rechts en vervolgens naar achteren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
5
Rijden
Page 68 of 240

66
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Selectiehendel
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand).
R. R everse (achteruitversnelling).
1
2 3 4 5.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
AUTO.
V
erschijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt
weer als de handmatige stand wordt
geselecteerd.
R.
A
chteruit
F
T
rap het rempedaal in en beweeg de
selectiehendel naar voren om deze stand
te selecteren.
N .
Neutraal
F
T
rap het rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A.
Automatisch
F
B
eweeg de selectiehendel naar achteren
om deze stand te selecteren.
M + / -.
H
andmatig sequentieel schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar achteren
en vervolgens naar links om deze stand te
selecteren en:
-
b
eweeg de selectiehendel kort naar
voren om op te schakelen,
-
o
f beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
Bij de elektronische gestuurde versnellingsbak
met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen
automatische bediening en handmatig
schakelen.
Deze versnellingsbak heeft twee
gebruiksmogelijkheden:
-
een
automatische stand om automatisch
te schakelen, zonder tussenkomst van de
bestuurder,
-
een
handmatige stand om zelf
sequentieel te schakelen met behulp van
de selectiehendel of de flippers aan de
stuurkolom,
F
T
rap het rempedaal in als dit
pictogram knippert (bijv.: starten
van de motor).
Rijden
Page 69 of 240

67
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
De aanduiding N wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
De auto gaat meteen rijden (raadpleeg
de paragraaf "Kruipfunctie").
F
S
electeer de automatische stand (stand
A ), de handmatige stand (stand M ) of de
achteruitversnelling (stand R ).
De aanduidingen AUTO en 1, 1 of
R worden weergegeven op het
instrumentenpaneel.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat geleidelijk het rempedaal los.
Starten van de auto
F Selecteer stand N
.
F H oud het rempedaal volledig ingetrapt.
F
S
tart de motor.
Trap niet gelijktijdig het rempedaal
en het gaspedaal in. Dit veroorzaakt
voortijdige slijtage van de koppeling.De kruipfunctie kan tijdelijk niet
beschikbaar zijn als de koppeling te
warm is geworden of als de helling te
steil is. Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen achter in de auto.
F
G
eef gas.Werking van de kruipfunctie
Door deze functie is de auto wendbaarder bij
lage snelheden (inparkeren, files, ...)
Nadat u de selectiehendel in de stand A, M
of R hebt gezet, begint de auto zodra u het
rempedaal loslaat traag te rijden , waarbij de
motor stationair draait.
Als de motor niet aanslaat:
-
W
anneer de aanduiding N knippert
op het instrumentenpaneel, zet de
selectiehendel dan in de stand A en
vervolgens in de stand N .
-
W
anneer de melding " Voet op het
rempedaal" wordt weergegeven,
trap het rempedaal dan steviger in.
5
Rijden
Page 70 of 240

68
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Automatische stand
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding AUTO en
de ingeschakelde versnelling.
Handbediende stand
De ingeschakelde versnellingen
verschijnen achtereenvolgend op het
instrumentenpaneel.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
m
inder brandstofverbruik,
-
de
rijstijl,
-
h
et profiel van de weg,
-
d
e belading van de auto.
Trap voor een maximale acceleratie,
bijvoorbeeld om een andere auto in te halen,
het gaspedaal diep in, tot voorbij het zware
punt. Het schakelen naar een andere versnelling
gebeurt alleen als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Het is niet nodig om uw voet van het gaspedaal
te nemen om te kunnen schakelen.
Bij het remmen of het snelheid minderen
schakelt de versnellingsbak automatisch terug,
zodat de juiste versnelling is ingeschakeld op
het moment dat u weer gas geeft.
Wanneer u het gaspedaal diep intrapt, wordt er
geen hogere versnelling ingeschakeld zonder
dat u de selectiehendel bedient (behalve als
het toerental dicht bij het maximumtoerental
ligt).
Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden. U kunt op elk moment een andere
rijstand selecteren door de
selectiehendel te verplaatsen van de
stand A naar de stand M of andersom. Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden. U kunt op elk moment een andere
rijstand selecteren door de
selectiehendel te verplaatsen van de
stand A naar de stand M of andersom.
F
Sel
ecteer stand A
. F
Sel
ecteer stand M
.
Achteruitversnelling
U kunt de achteruitversnelling alleen
inschakelen als de auto stilstaat en u het
rempedaal ingetrapt houdt.
F
Sel
ecteer stand R .
Wanneer u bij een lage snelheid de
achteruitversnelling selecteert, knippert de
aanduiding N en wordt de versnellingsbak
automatisch in de neutraalstand gezet.
Zet om de achteruitversnelling in te schakelen
de selectiehendel terug in de stand N en
vervolgens in de stand R .
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal.
Rijden
Page 71 of 240

69
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTO
en - .
F
Sel
ecteer stand N .
F
T
rap het rempedaal in.
F
W
acht ongeveer 30 seconden tot de
aanduiding N of een ingeschakelde
versnelling op het instrumentenpaneel
verschijnt.
F
B
eweeg de selectiehendel naar stand A en
vervolgens naar stand N .
F
S
tart, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt nu weer naar
behoren.
Resetten
Nadat de accu losgekoppeld is geweest, moet
u de versnellingsbak resetten.
F
Z
et het contact aan.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert of de
selectiehendel in de stand N staat en of
de parkeerrem is aangetrokken. In uitzonderlijke gevallen kan het
voorkomen dat de versnellingsbak
automatisch gereset moet worden: in
dat geval kan de auto niet meer rijden of
schakelt de versnellingsbak niet meer.
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO en -.
U dient bij het parkeren echter altijd de
parkeerrem aan te trekken
.
Wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor, dient u altijd de
selectiehendel in de stand N te zetten.
Voordat u de motor afzet, kunt u:
-
stand N selecteren om de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten,
of
-
d
e versnellingsbak in de ingeschakelde
versnelling laten staan. In dat geval kan de
auto niet worden verplaatst.
Volg de hierboven beschreven
procedure.
Parkeren van de auto
Als bij aangezet contact dit
controlelampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat knipperen in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display, duidt
dit op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door
hetPEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storing
5
Rijden
Page 72 of 240

70
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Bij de automatische transmissie met vier
versnellingen kunt u kiezen uit automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus vier
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd door de
transmissie,
-
p
rogramma Sport: dit schakelprogramma
maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk,
-
p
rogramma Sneeuw: dit
schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig grip,
-
h
andmatig schakelen: deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk.
Automatische transmissie
1. Selectiehendel.
2. T o e t s "S" (spor t) .
3.
To e t s " T" (sneeuw).
Schakelpatroon Selectiehendel
P.
Parkeerstand.
- S tilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken handrem.
-
S
tarten van de motor.
R.
Achteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N.
N
eutraalstand.
-
S
tilzetten van de auto, met aangetrokken
handrem.
-
S
tarten van de motor.
D.
A
utomatische werking.
M + / - .
Z
elf schakelen tussen de vier
versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar voren
om één versnelling op te schakelen.
of
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar
achteren om één versnelling terug te
schakelen.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
P
arking (parkeerstand)
R.
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
S.
Programma Sport
T .
Programma Sneeuw
1
2 3 4.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
O
ngeldige waarde bij handmatig schakelen
Intrappen van het rempedaal
F Als dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt,
trap dan het rempedaal in (bijv.:
starten van de motor).
Rijden