Page 323 of 805

OPMERKING
lIn de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/
knipperen.
lWanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs.lWanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
lHet systeem schakelt over naar de functie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem
wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel
(automatische transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt.
Zie Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) op pagina 4-169.
qDodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes/Dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingszoemer
Het dodehoekmonitor (BSM) of achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) waarschuwt de
bestuurder voor de aanwezigheid van voertuigen in naastgelegen rijstroken aan de
achterzijde van uw auto met behulp van de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer wanneer de systemen in werking zijn.
Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes zijn aangebracht op de linker en
rechter portierspiegels. De waarschuwingslampjes gaan branden wanneer een voertuig
wordt bespeurd dat op een naastgelegen rijstrook van achteren nadert.
Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het defectwaarschuwingslampje kortstondig
branden en vervolgens na enkele seconden uit.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-159
Page 324 of 805

Vooruit rijden (Werking van dodehoekmonitorsysteem (BSM))
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) bespeurt voertuigen die van achteren naderen en
schakelt al naargelang de situatie de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes in
die aangebracht zijn op de portierspiegels. En als een dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampje brandt en de richtingaanwijzerhendel wordt bediend voor het
aangeven van een richtingverandering in de richting waarvoor het dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampje brandt, gaat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje
knipperen.
Achteruit rijden (Werking van achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA))
Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) bespeurt voertuigen die uw auto vanaf de
linker- en rechterzijde naderen en laat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
knipperen.
Functie voor uitschakelen van de verlichtingsdimmer
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
ofstaat, wordt de helderheid van de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gedimd. Als de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes moeilijk te zien zijn als gevolg van verblinding door het licht van
de omgeving bij het rijden op met sneeuw bedekte wegen of bij mist, op de
dimmeruitschakeltoets drukken om de dimmer uit te schakelen en de helderheid van de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes te vergroten wanneer deze gaan branden.
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-28.
Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer
De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer wordt geactiveerd gelijktijdig met het
knipperen van een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje.
4-160
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 328 of 805
qIndikatie op display
De bedrijfstoestand van het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) wordt getoond op de
multi-informatiedisplay.
Problemen worden aangegeven in de middendisplay (Type C/D audio). Als er zich een
probleem voordoet, de juiste actie ondernemen overeenkomstig het getoonde bericht.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
OPMERKING
lWanneer het contact wordt uitgezet, wordt de bedrijfstoestand aangehouden die
bestond alvorens het systeem werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het contact wordt
uitgeschakeld terwijl het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) systeem
gebruiksklaar is, zal het systeem gebruiksklaar zijn wanneer het contact de volgende
keer op ON gezet wordt.
lHet Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) kan worden in-/uitgeschakeld en de
gevoeligheid van het systeem kan worden gewijzigd.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14.
Voorliggend-
voertuig display
Afstand-tussen-
voertuigen
display
4-164
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 333 of 805

Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)í
Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) is bedoeld om de bestuurder tijdens het
achteruitrijden te assisteren bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de
auto aan beide kanten door de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van
voertuigen die vanaf de achterzijde naderen.
Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) bespeurt voertuigen die tijdens het
achteruitrijden uit een parkeerruimte vanaf de linker- en rechterzijde van de auto naderen
en waarschuwt de bestuurder voor mogelijk gevaar met behulp van de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer.
Detectiegebieden
Uw auto
Werking van achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
1. Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) functioneert wanneer de
versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel (automatische
transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-169íBepaalde modellen.
Page 334 of 805

2. Als er de kans bestaat op een botsing met een naderend voertuig, gaat het
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje knipperen en wordt tegelijkertijd de
waarschuwingszoemer geactiveerd.
(Met achteruitkijkmonitor)
De waarschuwingsindikatie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) in de
achteruitkijkmonitor werkt ook synchroon met het dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampje op de portierspiegels.
(Met achteruitkijkmonitor)
WAARSCHUWING
Controleer altijd visueel de directe omgeving alvorens daadwerkelijk uw auto in de
achteruit te zetten:
Het systeem is enkel bedoeld om u bij het achteruitrijden te helpen op
achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten
aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampje niet of met vertraging knippert alhoewel er zich een
voertuig achter uw auto bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw
verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.
4-170
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 335 of 805
OPMERKING
lIn de volgende gevallen gaat de dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/
indikatielampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto
zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als de
dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/indikatielampje blijft branden.
lEr heeft zich een probleem in het systeem voorgedaan, inclusief de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes.
lEr is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor
(achter).
lEr heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper
nabij een radarsensor (achter).
lRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.lDe temperatuur in de buurt van de radarsensoren is buitengewoon hoog als gevolg
van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
lDe accuspanning is afgenomen.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-171
Page 336 of 805
OPMERKING
lOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
lDe rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger.lHet detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije
muur of geparkeerd voertuig. Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied
van de radarsensor niet meer gehinderd wordt.)
Uw auto
lEr nadert een voertuig direct vanaf de achterzijde van uw auto.
Uw auto
lDe auto staat op een helling geparkeerd.
Uw auto
lHet systeem functioneert direct na het indrukken van de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar.
lIn de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/
knipperen.
lDe portierspiegels zijn bedekt met sneeuw of ijs.lWanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
4-172
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 341 of 805

OPMERKING
lTijdens het rijden met volgafstandregeling, laat het systeem uw auto accelereren en
snelheid minderen overeenkomstig de snelheid van het voorliggende voertuig. Als het
echter voor een rijbaanverandering noodzakelijk is te accelereren of als het
voorliggende voertuig plotseling afremt waardoor u het voertuig snel dicht nadert,
accelereren met behulp van het gaspedaal of snelheid minderen met behulp van het
rempedaal afhankelijk van de omstandigheden.
lTerwijl het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem in gebruik is, wordt dit niet
geannuleerd als de keuzehendel (automatische transmissie)/versnellingshendel
(handgeschakelde versnellingsbak) gebruikt wordt en vindt bedoeld afremmen op de
motor niet plaats. Als snelheidsvermindering vereist is, de instelling voor de
rijsnelheid verlagen of het rempedaal intrappen.
lDe remlichten branden terwijl het automatisch afremmen van het Mazda Radar Cruise
Control (MRCC) systeem in werking is, echter het is mogelijk dat deze niet branden
wanneer de auto op een aflopende helling rijdt met de ingestelde rijsnelheid of met
constante snelheid rijdt en een voorliggend voertuig volgt.
lHet waarschuwingslampje (oranje) van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC)
systeem gaat branden wanneer er een defect is in het systeem.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
qDisplayindikatie van Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem
De status van de instelling en de bedrijfstoestanden van het Mazda Radar Cruise Control
(MRCC) systeem worden aangegeven in de multi-informatiedisplay.
Voorliggend-voertuig display
MRCC Ingestelde
rijsnelheidMRCC
Afstand-tussen-voertuigen
display
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-177