lWanneer het lampje blijft branden, ook
al is de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar uitgezet.
lWanneer dit tijdens het rijden gaat
branden.
OPMERKING
Als er op wegen wordt gereden met
minder verkeer en de radarsensoren
weinig voertuigen kunnen detecteren,
bestaat de kans dat het systeem pauzeert
(de dodehoekmonitor (BSM) OFF
indikatie/indikatielampje in de
instrumentengroep gaat branden). Dit
duidt echter niet op een defect.
qVerlichting-aan indikatielampje
Dit indikatielampje gaat branden wanneer
de buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting
ingeschakeld zijn.
Het lampje blijft knipperen als er een
defect in het verlichtingssysteem is.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
qLED
koplampwaarschuwingslampjeí
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat dit waarschuwingslampje gedurende
enkele seconden branden.
Dit lampje gaat branden als er een defect
is in de LED koplamp. Laat uw auto door
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
controleren.
qIndikatielampje voor mistvoorlichtí
Dit lampje gaat branden wanneer de
voormistlichten ingeschakeld worden.
qIndikatielampje voor
mistachterlichtí
Dit lampje gaat branden wanneer het
achtermistlicht ingeschakeld wordt.
4-76
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display
qDisplayaanduiding
Bij auto's met een type A
instrumentengroep, de toestand van de
auto controleren of de auto door een
deskundige reparateur laten inspecteren,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
qWaarschuwingslampje
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-38.
qSchakelstanden
lHet schakelstandindikatielampje in de
instrumentengroep gaat branden.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes
op pagina 4-38.
lOm de startmotor in te schakelen dient
de keuzehendel in de stand P of N te
staan.
P (parkeren)
In stand P is de transmissie geblokkeerd
waardoor wordt voorkomen dat de
voorwielen kunnen draaien.
WAARSCHUWING
Zet de keuzehendel altijd in stand P en
trek de handrem aan:
Het is gevaarlijk wanneer u enkel de
keuzehendel in stand P zet om de auto
geparkeerd te houden zonder de
handrem te gebruiken. Als stand P
ontgrendeld raakt, kan de auto gaan
rollen hetgeen tot ongelukken kan
leiden.
OPGELET
lDe transmissie kan beschadigd raken
wanneer u de stand P (parkeren), N
(neutraal) of R (achteruit) inschakelt
terwijl de auto in beweging is.
lOverschakelen in een van de vooruit
versnellingen of in de achteruit
wanneer de motor sneller draait dan
stationair, kan beschadiging van de
transmissie tot gevolg hebben.
R (achteruit)
In stand R kan er met de auto uitsluitend
achteruit gereden worden. Breng de auto
altijd eerst volledig tot stilstand, alvorens
naar of vanuit stand R (achteruit) over te
schakelen, behalve onder buitengewone
omstandigheden zoals beschreven onder
“Op eigen kracht lostrekken van de auto”
(pagina 3-66).
N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn in deze
stand niet geblokkeerd. Als de handrem of
de voetrem niet wordt gebruikt, kan de
auto zelfs op een geringe helling
gemakkelijk gaan rollen.
Tijdens het rijden
Transmissie
4-81
Lichtschakelaar
qKoplampen
lDraai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen.
lBij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de
auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
OPMERKING
Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
Zonder automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFF
Koplampen――――×―
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-91
OPMERKING
lDe functie van het
vertrekverlichtingsysteem kan in- of
uitgeschakeld worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
lWanneer de vergrendeltoets van de
zender wordt ingedrukt en de auto
het zendersignaal heeft ontvangen,
gaat de verlichting uit.
lWanneer de koplampschakelaar in
een andere stand staat dan
of
, gaan de koplampen uit.
qKoplamphoogteverstellingí
De hoek van de lichtbundel van de
koplampen verandert naargelang het
aantal passagiers in de auto en het gewicht
van de lading in de bagageruimte.
Bij inschakeling van de koplampen wordt
de hoek van de koplampen automatisch
afgesteld.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-38.
qDagverlichtingí
In bepaalde landen is het vereist dat
rijdende voertuigen overdag met
ingeschakelde verlichting (dagverlichting)
rijden.
De dagverlichting gaat automatisch
branden wanneer de auto begint te rijden.Deze worden uitgeschakeld wanneer de
handrem aangetrokken wordt of de
keuzehendel in stand P gezet wordt (auto
met automatische transmissie).
OPMERKING
(Behalve landen waar dit bij de wet
verboden is)
De dagverlichting kan buiten werking
gesteld worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-97íBepaalde modellen.
Waarschuwingsknipperlichten
Dewaarschuwingsknipperlichtendienen
steeds te worden gebruikt wanneer u de
auto in een noodgeval op de rijbaan of
langs de kant van de weg tot stilstand
brengt.
De
waarschuwingsknipperlichtendienen als
waarschuwing voor de overige
weggebruikers om bijzondere
voorzichtigheid in acht te nemen bij het
benaderen of passeren van uw auto.
Druk de
waarschuwingsknipperlichtschakelaar in
en alle richtingaanwijzerlampen zullen
gaan knipperen. De
waarschuwingsknipperlichtindikatielampjesin
de instrumentengroep gaan tegelijkertijd
knipperen.
OPMERKING
lDe richtingaanwijzers kunnen niet
gebruikt worden wanneer de
waarschuwingsknipperlichtenzijn
ingeschakeld.
lControleer de plaatselijk geldende
bepalingen betreffende het gebruik
van de
waarschuwingsknipperlichtenbij
het slepen van de auto om na te gaan
of er geen inbreuk wordt gedaan op
de wettelijke bepalingen.
lAls het rempedaal tijdens het rijden
op gladde wegen wordt ingetrapt,
kan het noodstopsignaalsysteem in
werking treden waardoor alle
richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering gaan knipperen.
Zie Noodstopsignaalsysteem op
pagina 4-117.
lWanneer het noodstopsignaalsysteem
in werking is, gaan alle
richtingaanwijzers automatisch snel
knipperen om de bestuurder van het
voertuig achter u te waarschuwen
voor een plotselinge
noodstopsituatie. Zie
Noodstopsignaalsysteem op pagina
4-117.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-111
OPMERKING
lDe elektrische handrem kan niet
aangetrokken of vrijgezet worden
wanneer de accu van de auto
uitgeput is.
lAls de elektrische handrem
veelvuldig achtereen wordt
aangetrokken en vrijgezet, bestaat de
kans dat de werking ervan wordt
stopgezet om oververhitting van de
motor te voorkomen. Wacht in dit
geval ongeveer 1 minuut alvorens de
elektrische handremschakelaar
opnieuw te bedienen.
lTijdens het aantrekken of vrijzetten
van de elektrische handrem is een
werkingsgeluid hoorbaar, echter dit
duidt niet op een defect.
lAls de elektrische handrem
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt, wordt terwijl de auto
geparkeerd staat een automatische
inspectie van het systeem uitgevoerd.
Er is een werkingsgeluid hoorbaar,
echter dit duidt niet op een probleem.
lWanneer de elektrische handrem
wordt aangetrokken en het contact
op OFF wordt gezet, is er een
werkingsgeluid hoorbaar, echter dit
duidt niet op een probleem.
lHet is mogelijk dat het rempedaal
beweegt terwijl de elektrische
handrem wordt aangetrokken of
vrijgezet, echter dit duidt niet op een
probleem.
OPMERKING
lAls tijdens het rijden continu aan de
elektrische handremschakelaar wordt
getrokken, wordt de elektrische
handrem aangetrokken en wordt de
waarschuwingszoemer van de
elektrische handrem geactiveerd.
Wanneer de schakelaar wordt
losgelaten, wordt de elektrische
handrem vrijgezet en stopt de
zoemtoon.
lAls de elektrische handrem wordt
aangetrokken terwijl het contact uit
staat of in de stand ACC staat, is het
mogelijk dat het indikatielampje van
de elektrische handrem in de
instrumentengroep en het
indikatielampje in de schakelaar
gedurende 15 seconden gaan
branden.
lWanneer u de auto door een
automatische autowasinstallatie laat
rijden, kan het nodig zijn het contact
uit te zetten en de handrem vrij te
zetten, afhankelijk van het type
automatische autowasinstallatie.
4-114
Tijdens het rijden
Remmen
Aantrekken van de elektrische
handrem
De elektrische handrem kan worden
aangetrokken ongeacht de stand van de
contactschakelaar.
Trap het rempedaal stevig in en trek de
elektrische handremschakelaar omhoog.
De elektrische handrem wordt
aangetrokken en het elektrische
handremindikatielampje en het
indikatielampje van de elektrische
handremschakelaar gaan branden.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-38.
Vrijzetten van de elektrische handrem
De elektrische handrem kan vrijgezet
worden terwijl het contact op ON staat of
de motor draait. Wanneer de elektrische
handrem wordt vrijgezet, gaan het
elektrische handremindikatielampje en het
indikatielampje van de elektrische
handremschakelaar uit.Handmatig vrijzetten van de
elektrische handrem
Trap het rempedaal stevig in en druk de
elektrische handremschakelaar in.
Automatisch vrijzetten van de
elektrische handrem
Als het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl
de elektrische handrem is aangetrokken en
aan alle onderstaande voorwaarden is
voldaan, wordt de handrem automatisch
vrijgezet.
lWanneer de motor draait.
lHet bestuurdersportier is gesloten.
lDe veiligheidsgordel van de bestuurder
is vastgemaakt.
(Handgeschakelde versnellingsbak)
lDe versnellingshendel staat in een
andere stand dan neutraal.
lHet koppelingspedaal wordt
halverwege ingetrapt
(Automatische transmissie)
lDe keuzehendel staat in stand D, M of
R
Tijdens het rijden
Remmen
4-115
OPMERKING
Als het gaspedaal door iets zoals de
voet van de bestuurder wordt
aangeraakt terwijl de motor draait en de
elektrische handrem is aangetrokken, is
het mogelijk dat de handrem
automatisch wordt vrijgezet. Als u niet
van plan bent meteen weg te rijden, zet
dan de versnellingshendel
(handgeschakelde versnellingsbak) in
de neutraalstand of zet de keuzehendel
(automatische transmissie) in de stand P
of N.
qDisplayaanduiding
Bij auto's met een type A
instrumentengroep, de toestand van de
auto controleren of de auto door een
deskundige reparateur laten inspecteren,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
qWaarschuwingslampje
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-38.
qRemblokslijtage-indikator
Wanneer de schijfremblokken versleten
raken, komen de ingebouwde
slijtageindikators in aanraking met de
remschijven. Dit veroorzaakt een piepend
geluid dat als waarschuwing dient dat de
remblokken vernieuwd moeten worden.
Indien u tijdens het rijden dit geluid hoort,
dient u de remblokken zo spoedig
mogelijk door een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur te laten controleren en zonodig
te laten vernieuwen.
WAARSCHUWING
Rijd niet met versleten
schijfremblokken:
Rijden met versleten remblokken is
gevaarlijk. De remmen kunnen
weigeren, waardoor u het risico van
een ernstig ongeluk loopt. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda
reparateur zodra u een piepend geluid
hoort.
4-116
Tijdens het rijden
Remmen