Page 427 of 805

qWanneer de waarschuwingsindikator/zoemer geactiveerd is
Het systeem stelt de bestuurder op de hoogte van een abnormale toestand door het
activeren van de zoemtoon en het indikatielampje.
Indikatielampje/zoemtoon Controle
Het indikatielampje gaat
knipperen wanneer de
parkeersensorschakelaar wordt
ingedrukt bij een rijsnelheid van
10 km/h of minder.Er is mogelijk een defect in het systeem. Laat uw auto zo spoedig mogelijk
door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur
inspecteren.
De zoemtoon wordt niet
gehoord.Er is mogelijk een defect in het systeem. Laat uw auto zo spoedig mogelijk
door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur
inspecteren.
Het onderbroken geluid van de
zoemer wordt vijfmaal gehoord.Verwijder alle vreemde bestanddelen van het sensorgedeelte. Als het systeem
zich niet heeft hersteld, de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur laten inspecteren.
Een bepaalde
hindernisdetectieindikator wordt
continu getoond.Zie Hindernisdetectieaanduiding op pagina 4-259.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-263
Page 435 of 805

OPMERKING
lWanneer de voorruit beslaat, de
functiekeuzeregelknop in de stand
zetten.
lIndien koelere lucht op
gezichtsniveau gewenst is, de
functiekeuzeregelknop in de stand
zetten en de
temperatuurregelknop afstellen zodat
een optimaal comfort gehandhaafd
blijft.
lDe lucht die naar de vloer stroomt is
warmer dan de lucht die naar het
gezicht gevoerd wordt (behalve
wanneer de temperatuurregelknop in
de hoogste of laagste stand gezet is).
qKoeling (Met airconditioning)
1. Zet de functiekeuzeregelknop in de
stand
.
2. Zet de temperatuurregelknop in de
stand voor koude lucht.
3. Stel de aanjagerregelknop in op de
gewenste snelheid.
4. Schakel de airconditioning is door het
indrukken van de A/C schakelaar.
5. Stel nadat het koelen is begonnen de
aanjagerregelknop en
temperatuurregelknop naar wens af
voor het handhaven van de meest
comfortabele temperatuur.
OPGELET
Als de airconditioning wordt gebruikt
tijdens het oprijden van lange hellingen
of in druk verkeer, het
waarschuwingslampje voor
motorkoelvloeistoftemperatuur in het
oog houden om te zien of dit oplicht of
knippert (pagina 4-38).
De airconditioning kan dan
oververhitting van de motor
veroorzaken. Schakel de
airconditioning uit, indien het
waarschuwingslampje oplicht of
knippert (pagina 7-30).
OPMERKING
lZet wanneer maximale koeling
gewenst is de temperatuurregelknop
in de laagste stand, zet de
luchtinlaatkeuzeschakelaar in de
stand voor gerecirculeerde lucht en
draai vervolgens de
aanjagerregelknop volledig
rechtsom.
lIndien warmere lucht op vloerniveau
gewenst is, de
functiekeuzeregelknop in de
stand zetten en de
temperatuurregelknop afstellen zodat
een optimaal comfort gehandhaafd
blijft.
lDe lucht die naar de vloer stroomt is
warmer dan de lucht die naar het
gezicht gevoerd wordt (behalve
wanneer de temperatuurregelknop in
de hoogste of laagste stand gezet is).
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
5-7
Page 499 of 805
Bovenkant
schermOnderwerp Functie
Waarschuwing
Waarschuwingen
die op dat moment
actief zijn kunnen
worden
geverifieerd.Zie Wanneer
waarschuwings-/
indikatielampjes
branden/knipperen
op pagina 7-36.
Gebruik van de
audiobedieningsschakelaar
Zonder Bluetooth®handsfree
Met Bluetooth®handsfree
qAfstellen van het volume
Druk de volumetoets omhoog om het
volume te verhogen (
).
Druk de volumetoets omlaag om het
volume te verlagen (
).
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
5-71
Page 592 of 805
OPGELET
lHet is mogelijk dat door aansluiting
van bepaalde apparatuur op de
stekkerbus voor accessoires
problemen met het elektrische
systeem van de auto veroorzaakt
worden, wat er toe kan leiden dat het
waarschuwingslampje gaat branden.
Maak de aangesloten apparatuur los
en controleer dat het probleem is
opgelost. Als het probleem is
opgelost, de apparatuur uit de
stekkerbus verwijderen en het
contact uitzetten. Raadpleeg als het
probleem niet is opgelost een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur.
OPMERKING
Om te voorkomen dat de accu uitgeput
raakt, de stekkerbus niet gedurende
langere tijd gebruiken wanneer de
motor stopgezet is of stationair draait.
Gebruik van de stekkerbus voor
accessoires
1. Open het kapje.2. Leid het aansluitsnoer door de
uitsparing van de console en steek de
stekker in de stekkerbus voor
accessoires.
Plug
5-164
Interieurvoorzieningen
Interieuruitrusting
Page 618 of 805

Onderhoudsmonitor
qOnderhoudsmonitor (Type A/Type B)
“Olie verversen”met flexibele instelling*1is beschikbaar. Raadpleeg een officiële Mazda
reparateur voor details*2. Wanneer de flexibele instelling voor het tijdstip van het verversen
van de motorolie is geselecteerd, gaat het moersleutelindikatielampje in de
instrumentengroep branden wanneer de resterende gebruiksduur van de olie minder is dan
500 km of het resterende aantal dagen minder is dan 15 (naargelang de situatie welke zich
het eerst voordoet).
Terugstelmethode
Houd met het contact uitgeschakeld de TRIP toets ingedrukt en schakel het contact
vervolgens in. Blijf de TRIP toets gedurende 5 seconden of langer ingedrukt houden. Het
hoofdwaarschuwingslampje gaat gedurende enkele seconden knipperen wanneer het
resetten voltooid is.
*1 Er is een flexibele instelling voor het tijdstip van het verversen van de motorolie
beschikbaar (alleen bepaalde modellen). Op basis van de gebruiksomstandigheden van
de motor, berekent de boordcomputer in uw auto de resterende gebruiksduur van de
olie.
*2 Wanneer de flexibele instelling voor het tijdstip van het verversen van de motorolie is
geselecteerd, moet het systeem bij elke olieverversing teruggesteld worden, ongeacht
het verschijnen van het moersleutelindikatielampje.
qOnderhoudsmonitor (Type C/Type D)
1. Selecteer hetpictogram op het thuisscherm en toon het“Applicaties”scherm.
2. Selecteer“Onderhoud”voor het tonen van het onderhoudsbeurtenscherm.
6-20
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
Page 628 of 805

OPGELET
lHet gebruik van oliesoorten met een andere viscositeit dan welke is aanbevolen voor
de betreffende buitentemperatuur, kan beschadiging van de motor tot gevolg hebben.
l(SKYACTIV-D 2.2)
SKYACTIV-D 2.2 gebruikt voorgeschreven olie. Controleer de specificatie in het
instruktieboekje.Als andere motorolie dan de voorgeschreven olie wordt
gebruikt, zal de effectieve periode van gebruik van het dieseldeeltjesfilter verkort
worden of bestaat de kans dat het dieseldeeltjesfilter beschadigd wordt.
OPMERKING
(SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5)
lHet is bij alle motoren normaal dat onder normale rijomstandigheden olie wordt
verbruikt.
Het is mogelijk dat het motorolieverbruik oploopt tot 0,8 liter/1000 km. Dit kan het
gevolg zijn van verdamping, interne ventilatie of verbranding van de smerende olie in
de werkende motor. Het is mogelijk dat het olieverbruik hoger is wanneer de motor
nog nieuw is als gevolg van het inrijdingsproces. Het olieverbruik is ook afhankelijk
van het motortoerental en de motorbelasting. Onder extreme rijomstandigheden is het
mogelijk dat het olieverbruik hoger is.
(SKYACTIV-D 2.2)
lTelkens wanneer de motorolie ververst wordt, dient de motorstuureenheid van de auto
zo spoedig mogelijk teruggesteld te worden. Anders bestaat de kans dat het
moersleutelindikatielampje of motoroliewaarschuwingslampje gaat branden. Zie voor
het terugstellen van de motorstuureenheid de procedure voor het terugstellen van de
motorstuureenheid (pagina 6-31) of neem contact op met een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
6-30
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Page 630 of 805
OPMERKING
Het initialiseren (terugstellen van de motoroliegegevens) van de geregistreerde waarde
kan als volgt worden uitgevoerd:
1. Zet het contact op OFF.
2. Zet het contact op ON terwijl u de keuzeschakelaar ingedrukt houdt en blijf de
keuzeschakelaar gedurende ongeveer 5 seconden ingedrukt houden totdat het
hoofdwaarschuwingslampje
gaat knipperen.
Keuzeschakelaar
3. Nadat het hoofdwaarschuwingslampjeenkele seconden heeft geknipperd, is de
initialisatie voltooid
qControle van het motoroliepeil
1. Controleer of de auto op een vlakke
ondergrond staat.
2. Laat de motor warmdraaien totdat deze
de normale bedrijfstemperatuur bereikt
heeft.
3. Zet de motor stop en wacht tenminste 5
minuten om de olie naar het carter te
laten terugvloeien.
4. Trek de peilstok naar buiten, veeg deze
schoon en steek deze weer volledig in.SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5
Vo l
In orde
Laag
6-32
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Page 685 of 805

7Als er zich een probleem voordoet
Nuttige informatie over wat u kunt doen als er zich een probleem voordoet met
de auto.
Parkeren in noodgevallen ............................................................. 7-2
Parkeren in noodgevallen .......................................................... 7-2
Bevestigingsriem voor gevarendriehoek
í................................ 7-3
Lekke band .................................................................................... 7-4
Opbergplaatsen van reservewiel en gereedschapset .................. 7-4
Lekke band noodreparatieset
í.................................................. 7-9
Verwisselen van een lekke band (Met reservewiel) ................ 7-17
Accu is uitgeput ........................................................................... 7-25
Starten met een hulpaccu ........................................................ 7-25
Starten in noodgevallen .............................................................. 7-28
Starten van een verzopen motor (SKYACTIV-G 2.0 en
SKYACTIV-G 2.5) ................................................................. 7-28
Starten door aanduwen ............................................................ 7-28
Leegraken van de brandstoftank (SKYACTIV-D 2.2) ............ 7-29
Oververhitting ............................................................................. 7-30
Oververhitting ......................................................................... 7-30
Slepen in noodgevallen ............................................................... 7-32
Sleepmethoden ........................................................................ 7-32
Sleephaken .............................................................................. 7-34
Waarschuwings-/indikatielampjes en
waarschuwingszoemers .............................................................. 7-36
Wanneer waarschuwings-/indikatielampjes branden/
knipperen ................................................................................ 7-36
In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer
geactiveerd .............................................................................. 7-52
Wanneer de achterklep niet geopend kan worden ................... 7-59
Wanneer de achterklep niet geopend kan worden ................... 7-59
7-1íBepaalde modellen.