101
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
LANE DEPARTURE WARNING SYSTEM (LDWS)
Dit systeem registreert wanneer de
bestuurder onvrijwillig een rijstrookmarkering
(doorgetrokken of onderbroken streep)
overschrijdt.
Een centraal tegen het bovenste deel van
de voorruit gemonteerde camera scant de
weg en geeft een waarschuwing als de auto
de rijstrook verlaat (bij een wagensnelheid
hoger dan 60 km/h).
Dit systeem werkt met name optimaal op
snelwegen en autowegen.
Uitschakelen
- Druk op deze knop om het systeem uit te schakelen; het lampje van de knop gaat
branden.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Inschakelen
- Druk op deze knop om het systeem weer in te schakelen; het verklikkerlampje van
de knop gaat uit.
Detectie
Bij een koersafwijking wordt u gewaarschuwd
door het branden van een verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel en een geluidssignaal:
Storing
Bij een storing gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het LDWS is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven en verantwoordelijk is. - knipperen van het linker
verklikkerlampje bij een
afwijking naar links,
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-offi ciële markering (bijv. graffi ti).
Er kunnen storingen in de detectie optreden:
- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,
- als er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen. - knipperen van het rechter
verklikkerlampje bij een
afwijking naar rechts.
Airbags
106
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Uitschakelen van de airbag voor aan passagierszijde
In de stand "OFF" werkt de airbag voor aan
passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, selecteer
dan "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te
garanderen. Zij-airbags en window-airbags
De zij-airbags (volgens uitvoering) zijn aan
de zijde van de portieren in de rugleuningen
van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding bij de
voorste zitplaatsen van de cabine.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen
de voorpassagier en de zijruit.
De zij- en window-airbags worden
opgeblazen aan de zijde waar de aanrijding
plaatsvindt.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag voor aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders
kan een kind bij het opblazen van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Plaats als de passagiersairbag van uw
auto niet kan worden uitgeschakeld geen
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de
voorstoel. Controle uitschakeling
Als de airbag is uitgeschakeld,
gaat elke keer dat de motor
wordt gestart dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
melding op het display.
Storing Neem als dit verklikkerlampje
gaat branden contact op met
het CITROËN-netwerk om het
systeem te laten controleren.
Zie de rubriek "Technologie aan boord -
Configuratie van de auto".
Deze functie kan met de toets
MODE
worden geconfigureerd; selecteer "OFF" in
het menu "Airbag passagierszijde".
Niveaus en controles
128
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP07_VERIFICATIONS_ED01-2014
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft,
negeer deze dan niet. De waarschuwing
duidt op een storing in het uitlaatsysteem/
roetfilter.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij het gevaar van verstopping van
het roetfi lter gaat dit lampje branden
in combinatie met een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Verzadiging/regeneratie Vanwege de hoge uitlaattemperatuur
als gevolg van de normale werking van
het roetfilter is het raadzaam de auto uit de
buurt van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, ...) te parkeren om
brandgevaar te voorkomen.
Roetfilter (dieselmotor)
Als aanvulling op de katalysator levert dit
filter een actieve bijdrage aan het verbeteren
van de luchtkwaliteit door het tegenhouden
van onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt
zwarte uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op.
De motormanagementcomputer regelt
automatisch en periodiek de verbranding
van de opgeslagen roetdeeltjes
(regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt,
kunt u dit merken aan enkele verschijnselen
(een hoger stationair toerental, inschakelen
van de koelventilator, meer rook uit de
uitlaat en hogere temperatuur van de uitlaat)
die geen gevolgen hebben voor de werking
van de auto en het milieu. Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het
in uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu. Om het filter te regenereren wordt
aangeraden zo spoedig mogelijk, als de
verkeerssituatie en -regels dit toelaten,
gedurende ongeveer 15 minuten met
een snelheid van meer dan 60 km/h en
een toerental hoger dan 2000 t/min te
gaan rijden (tot het lampje uitgaat en de
waarschuwing verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de
auto stilstaat.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen…).
133
Lege accu
SNEL WEER OP WEG
8
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP08_AIDE RAPIDE_ED01-2014
Deze sticker hoort bij het
Stop & Start-systeem en geeft aan dat
er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen mag
worden door een dealer van het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervanging toe is.
Na het monteren van de accu door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats duurt het even
voordat het Stop & Start-systeem weer zal
werken, hoe lang dit duurt is afhankelijk
van klimatologische omstandigheden en de
laadtoestand van de accu (kan tot ongeveer
8 uur duren).
Koppel de accu niet los om deze op te
laden.
Het is raadzaam de minpool (-) van de
accu los te koppelen als uw auto langer
dan een maand buiten gebruik is.
De beschrijving van de laadprocedure van
de accu dient slechts ter informatie.
Nadat de accu langdurig losgekoppeld is
geweest, moeten de volgende functies
geïnitialiseerd worden:
- instellingen van het display (datum, tijd, taal, afstandseenheid en temperatuur),
- voorkeuzezenders autoradio,
- centrale vergrendeling.
Raadpleeg, als bepaalde instellingen van de
auto zijn gewist, het CITROËN-netwerk om
deze opnieuw in te stellen.
Als uw auto van een tachograaf of een alarm
is voorzien en de auto meer dan 5 dagen
niet gebruikt wordt, is het raadzaam de
minpool (-) van de accu (aan de linkerzijde
onder de vloer, in de cabine) los te
koppelen.
1
3
ERGONOMIE
en
COMFORT
Ventilatie
Instellen van de tijdschakelaar
Zet voordat u de standkachel programmeert
de klok van de tijdschakelaar gelijk. Druk op de toets "set" en houd
deze toets ingedrukt.
Het display wordt verlicht en het
pictogram van het instellen van
de tijd verschijnt.
Druk binnen 10 seconden op een van de
twee toetsen voor het instellen van de tijd tot
de juiste tijd wordt weergegeven:
- ">" om de klok vooruit te zetten,
of
- "<" om de klok terug te zetten.
Weergeven van de tijd
Druk op de toets "<" of ">" .
Het pictogram van de
weergave van de tijd verschijnt
en gedurende ongeveer
10 seconden wordt de tijd
weergegeven.
PROGRAMMEERBARE STANDKACHEL
De programmeerbare standkachel (volgens
uitvoering) zorgt voor een geleidelijke
voorverwarming van het koelcircuit, zodat de
motor beter op temperatuur is bij het starten.
Met behulp van de tijdschakelaar kunt u
het gewenste inschakeltijdstip kiezen. Het
systeem zorgt ervoor dat het interieur sneller
wordt opgewarmd. Tijdweergave
Digitale programmering
Het bedieningspaneel van de
programmeerbare standkachel bevindt
zich naast het stuurwiel, onder het
bedieningspaneel
MODE . Pictogram verwarmingscyclus
Pictogram instellen en weergave
tijd
Weergave nummer geselecteerd
programma
Pictogram ventilatie
Toetsen instellen tijd
Programmaselectietoets
Toets direct inschakelen
verwarming
Druk lang op de toets om de klok sneller
vooruit of terug te zetten.
Laat de toets
"set" los.
Als de verlichting van het scherm dooft, is
de tijd opgeslagen.
2
Ventilatie
Direct inschakelen van de standkachel
Controleer voor het inschakelen van de
standkachel of:
- de knop van de temperatuurregeling in de stand "Warme lucht" (rood) staat,
- de knop van de luchtopbrengstregeling in de stand "2" staat. Het symbool "- -:- -" of de
eerder ingestelde tijd en het
voorkeuzenummer (1, 2 of 3)
worden gedurende 10 seconden
weergegeven.
Opmerking: druk om de overige voorkeuze-
instellingen weer te geven binnen
10 seconden herhaaldelijk op de toets "set" .
Druk op deze toets.
Het display wordt verlicht en het
pictogram van de verwarmingscyclus
verschijnt en wordt weergegeven
zolang de standkachel in werking is.
Uitgestelde inschakeling van de standkachel
Het inschakelen van de standkachel kan
tussen 1 minuut en 24 uur van tevoren
geprogrammeerd worden.
U kunt drie verschillende tijdschakelingen
opslaan en een uitgestelde inschakeling
programmeren.
Opmerking: wanneer u de standkachel
dagelijks op dezelfde tijd wilt inschakelen,
hoeft u alleen de opgeslagen tijdschakeling
elke dag opnieuw te programmeren.
Druk op de toets "set" om het
display te verlichten. Druk binnen 10 seconden op de
toets voor het instellen van de tijd
"<" of
">" om de inschakeltijd in
te stellen.
De programmering wordt opgeslagen als de
inschakeltijd en het voorkeuzenummer
(1, 2 of 3) verdwijnen en de verlichting van
het display wordt uitgeschakeld.
Standaard zijn er vooraf geselecteerde
tijden in het systeem opgeslagen
(1 = 6 uur; 2 = 16 uur, 3 = 22 uur). Bij een
wijziging in de geprogrammeerde tijd wordt
de eerder geselecteerde tijd gewist.
Als de accu wordt losgekoppeld, worden
de standaard geselecteerde tijden weer
teruggezet.
Annuleren van de programmering
Druk kort op de toets "set"
om een geprogrammeerde
inschakeltijd te wissen.
De verlichting van het
display wordt uitgeschakeld en het
voorkeuzenummer (1, 2 of 3) verdwijnt.
Oproepen van een programmering
Druk herhaaldelijk op de toets
"set" tot het voorkeuzenummer
(1, 2 of 3) van de gewenste
inschakeltijd verschijnt.
Na 10 seconden verdwijnt de tijd, die
opgeslagen blijft, van het display, dat echter
blijft branden en het voorkeuzenummer
(1, 2 of 3) blijft weergeven.
3
3
ERGONOMIE
en
COMFORT
Ventilatie
Laat de standkachel ten minste 1 keer
per jaar aan het einde van de herfst
controleren. Onderhoud en reparaties
aan het systeem mogen alleen worden
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruik uitsluitend originele
vervangingsonderdelen.
Uitschakelen van de standkachel
Bij een uitgestelde inschakeling van
de standkachel wordt de verwarming
automatisch uitgeschakeld na afloop van de
geprogrammeerde duur.
Gebruiksvoorschrift
Gebruik om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen de standkachel nooit in
afgesloten ruimten zoals een garage of
werkplaats zonder afzuiginstallatie.
De standkachel wordt uitgeschakeld als de
accuspanning laag is, zodat het starten van
de motor niet in gevaar komt.
De standkachel wordt gevoed door brandstof
uit de brandstoftank van de auto. Controleer,
voordat u de standkachel programmeert of
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in
de tank aanwezig is.
Schakel de standkachel bij het tanken
altijd uit om brand- en explosiegevaar te
voorkomen. Parkeer om brandgevaar te voorkomen
de auto niet op een brandbare ondergrond
(dor gras, dode bladeren, papier...).
De temperatuur rondom de standkachel
mag niet hoger zijn dan 120°C. Een hogere
temperatuur (bijv. in een oven van een
spuiterij) kan het elektrische circuit van de
auto beschadigen.
De standkachel is voorzien van een
thermische beveiliging die in het geval van
oververhitting als gevolg van een gebrek aan
koelvloeistof de verbranding onderbreekt.
Controleer het koelvloeistofniveau en vul het
indien nodig bij; houd u zich daarbij aan de
voorschriften die zijn vermeld in de rubriek
"Onderhoud - Niveaus". Druk vervolgens
op de programmaselectietoets alvorens de
verwarming in te schakelen.
Instellen van de duur van de verwarming
De duur van de verwarming kan worden
ingesteld tussen 10 en 60 minuten.
Druk op de toets "set" en houd
de toets ingedrukt.
Druk tegelijkertijd op de toets "<"
of ">" .
De tijd en het pictogram van
het instellen van de tijd worden
weergegeven.
Druk nogmaals op de toets "set" en houd
de toets ingedrukt.
Druk nogmaals tegelijkertijd op de toets "<"
of ">" .
De geprogrammeerde duur van de
verwarming wordt weergegeven en het
pictogram van de verwarmingscyclus of van
de ventilatie knippert.
Stel de duur van de verwarming in met de
toets "<" of ">" .
De duur van de verwarming is opgeslagen
als deze niet meer op het display wordt
weergegeven of als u nogmaals op de toets
"set" drukt. Als de standkachel direct wordt
ingeschakeld, druk dan nogmaals
op deze toets om de verwarming
handmatig uit te schakelen.
Het pictogram van de verwarmingscyclus
verdwijnt en de verlichting van het display
gaat uit.