Ventilatie
67
3
ERGONOMIE en COMFORT
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP03_ERGO ET CONFORT_ED01-2014
Instellen van de tijdschakelaar
Zet voordat u de standkachel programmeert
de klok van de tijdschakelaar gelijk.
Direct inschakelen van de standkachel
Controleer voor het inschakelen van de
standkachel of:
- de knop van de temperatuurregeling in de stand "warme lucht" (rood) staat.
- de knop van de luchtopbrengstregeling in de stand 2 staat. Dit symbool of de eerder ingestelde tijd
en het voorkeuzenummer (bijv. 1) worden
gedurende 10 seconden weergegeven.
Opmerking: druk om de overige
voorkeuze-instellingen weer te geven
binnen 10 seconden herhaaldelijk op de
toets SET.
Druk op deze toets.
Het display wordt verlicht en het
pictogram verschijnt.
Druk binnen 10 seconden op een van de
twee toetsen voor het instellen van de tijd
tot de juiste tijd wordt weergegeven. Druk op ">" om de klok vooruit te
zetten of op "<" om de klok terug
te zetten.
Druk lang op de toets om de klok
sneller vooruit of terug te zetten.
Weergeven van de tijd
Druk op deze toets.
Het pictogram verschijnt
en gedurende ongeveer
10 seconden wordt de tijd
weergegeven. Druk op deze toets.
Het display wordt verlicht en het
pictogram verwarmingscyclus
verschijnt en wordt weergegeven
zolang de standkachel in werking is.
Uitgestelde inschakeling van de standkachel
Het inschakelen van de standkachel kan
tussen 1 minuut en 24 uur van tevoren
geprogrammeerd worden.
U kunt drie verschillende tijdschakelingen
opslaan en een uitgestelde inschakeling
programmeren.
Opmerking:
wanneer u de standkachel
dagelijks op dezelfde tijd wilt inschakelen,
hoeft u alleen de opgeslagen tijdschakeling
elke dag opnieuw te programmeren.
Druk op deze toets om het
display te verlichten. Druk binnen 10 seconden op de
twee toetsen voor het instellen
van de tijd om de inschakeltijd in
te stellen.
De programmering wordt
opgeslagen als de inschakeltijd
en het voorkeuzenummer (bijv. 1)
verdwijnen en de verlichting van
het display wordt uitgeschakeld.
Ventilatie
68
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP03_ERGO ET CONFORT_ED01-2014
Annuleren van de programmering
Druk kort op deze toets om een
geprogrammeerde inschakeltijd
te wissen.
De verlichting van het display
wordt uitgeschakeld en het
voorkeuzenummer (bijv. 1) verdwijnt.
Gebruiksvoorschrift
Gebruik om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen de standkachel nooit in
afgesloten ruimten zoals een garage of
werkplaats zonder afzuiginstallatie.
De standkachel wordt gevoed door brandstof
uit de brandstoftank van de auto. Controleer,
voordat u de standkachel programmeert of
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in
de tank aanwezig is.
Schakel de standkachel bij het tanken
altijd uit om brand- en explosiegevaar te
voorkomen.
Parkeer om brandgevaar te voorkomen de
auto niet op een brandbare ondergrond
(dor gras, dode bladeren, papier...).
De temperatuur rondom de standkachel
mag niet hoger zijn dan 120°C. Een hogere
temperatuur (bijv. in een oven van een
spuiterij) kan het elektrische circuit van de
auto beschadigen.
De standkachel is voorzien van een
thermische beveiliging die in het geval
van oververhitting als gevolg van een
gebrek aan koelvloeistof de verbranding
onderbreekt. Vul in dat geval koelvloeistof
bij en druk op de programmaselectieknop
alvorens de verwarming in te schakelen. Laat de standkachel ten minste 1 keer
per jaar aan het einde van de herfst
controleren. Onderhoud en reparaties
aan het systeem mogen alleen worden
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk.
Gebruik uitsluitend originele
vervangingsonderdelen.
Oproepen van een programmering
Druk herhaaldelijk op deze toets
tot het voorkeuzenummer (bijv. 2)
van de gewenste inschakeltijd
verschijnt.
Na 10 seconden verdwijnt de tijd van het
display, dat echter blijft branden en het
voorkeuzenummer (bijv. 2) blijft weergeven.
Uitschakelen van de standkachel
Druk op deze toets.
Het pictogram verwarmingscyclus
verdwijnt en de verlichting van
het display gaat uit.
Twee verschillende functies
De standkachel is een afzonderlijk systeem dat
geprogrammeerd kan worden. Voordat het interieur wordt
opgewarmd, verwarmt de standkachel geleidelijk de
motor om het starten te vergemakkelijken. Het opwarmen
van interieur en het ontdooien en ontwasemen van de
ruiten kan vervolgens sneller plaatsvinden.
De extra verwarming is een systeem dat
een aanvulling is op de standaarduitrusting.
Het systeem kan onafhankelijk van de motor
werken. Het inschakelen van de verwarming
kan worden geprogrammeerd.
Configuratie van de auto
84
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP04_TECHNOLOGIE A BORD_ED01-2014
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN - CONFIGURATIE
Via het bedieningspaneel MODE
Via dit bedieningspaneel naast het stuurwiel
hebt u toegang tot de menu's waarin u de
persoonlijke instellingen van de uitrusting
van de auto kunt wijzigen.
De desbetreffende informatie wordt
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
U kunt kiezen uit 11 talen: Braziliaans-
Portugees, Duits, Engels, Frans, Italiaans,
Nederlands, Pools, Portugees, Russisch,
Spaans, Turks. Als uw auto is uitgerust met het
audiosysteem, hebt u toegang tot alle menu's.
Als uw auto is uitgerust met het audio-/
telematicasysteem met touchscreen, zijn
bepaalde menu's uitsluitend te openen via het
bedieningspaneel van de autoradio.
- omlaag te scrollen in een menu,
- een waarde te verlagen. Druk op de toets MODE om:
- menu's en submenu's weer te geven,
- een geselecteerde optie in een menu te bevestigen,
- menu's te verlaten.
Houd de toets ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm.
Druk op deze toets om:
Druk op deze toets om:
- omhoog te scrollen in een menu,
- een waarde te verhogen.
Om veiligheidsredenen kunnen
sommige menu's uitsluitend worden
weergegeven bij afgezet contact.
Parkeerhulp
91
4
TECHNOLOGIE aan BOORD
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP04_TECHNOLOGIE A BORD_ED01-2014
PARKEERHULP ACHTER MET GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem (volgens uitvoering) bestaat uit
vier parkeersensoren die zijn aangebracht in
de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten
die zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
manoeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is.
De parkeerhulp achter kan worden
gecombineerd met de achteruitrijcamera. Inschakelen
Schakel de achteruitversnelling in.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel verwijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
Uitschakelen
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Storing
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
in combinatie met een melding op
het display.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
Laadhulp
93
4
TECHNOLOGIE aan BOORD
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP04_TECHNOLOGIE A BORD_ED01-2014
LUCHTVERING
Als uw auto is voorzien van luchtvering,
kunt u de hoogte van de wagenhoogte
achter wijzigen om het in- en uitladen te
vergemakkelijken.
Het bedieningspaneel bevindt zich op het
dashboard.
Naast de standaard wagenhoogte beschikt u
over 6 standen, omhoog (van +1 tot +3) en
omlaag (van -1 tot -3). De ingestelde stand
wordt aangegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Handmatig wijzigen van de wagenhoogte achter
Wagenhoogte achter omhoog Druk snel op de schakelaar om
een hogere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verhoogd: +1 tot +3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de hoogste stand geselecteerd (+3). Wagenhoogte achter omlaag
Druk snel op de schakelaar om
een lagere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verlaagd: -1 tot -3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de laagste stand geselecteerd (-3).
97
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Gebruiksvoorschrift
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn. Trap
het rempedaal bij een noodstop krachtig en
volledig in en laat het niet los, ook niet op
een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor
dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen. Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal
sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van
het remmen wordt vergroot.
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
in combinatie met een melding op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het
remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500 km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen. Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS en
een melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.
98
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Dynamische stabiliteitscontrole (CDS)
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de natuurkundige
grenzen) weer in de juiste koers te brengen.
Als uw auto is voorzien van het CDS-systeem,
stuur dan niet tegen om de auto in de juiste koers
te houden.
Inschakelen
Het CDS-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Storing
Als dit verklikkerlampje
brandt, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op een storing
in het CDS-systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Inschakelen
Als de motor wordt gestart, wordt dit
systemen automatisch ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking als de auto
grip verliest of uit de koers dreigt te raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
- Druk op deze knop in het midden van
het dashboard om dit systeem uit te
schakelen.
Antislipregeling (ASR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen van de
wielen door in te grijpen op de remmen van de
aangedreven wielen en op het motormanagement.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld. Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
99
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet.
- Druk nogmaals op deze knop om het systeem
handmatig weer in te schakelen.
Storing Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding ter bevestiging op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het ASR-systeem.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
Het ASR- en het CDS-systeem zorgen voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's of tot het te snel rijden.
De goede werking van de systemen wordt
verzekerd door de naleving van de voorschriften
van de constructeur op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische onderdelen alsmede
de montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het netwerk.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Dit systeem signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden neemt de
Intelligent Traction Control het over van
het ASR -systeem door de aandrijfkracht
over te brengen op het wiel met de
meeste grip, waardoor de tractie en de
bestuurbaarheid optimaal zijn.
Load Adaptive Control
Het werkelijke totaalgewicht van een
bedrijfsauto is sterk afhankelijk van de mate
van belading. De plaats van het zwaartepunt
kan dus veranderen in lengterichting, maar
ook in verticale richting.
Elke verandering heeft invloed op het
remmen, de tractie, het bochtgedrag en de
neiging tot omslaan.
De Load Adaptive Control berekent het
werkelijke totaalgewicht door het gedrag van
de auto tijdens het accelereren en remmen
te analyseren.
Dit systeem past vervolgens de werking
van het CDS- en het ASR-systeem aan
de gewichtsverdeling van de auto aan.
In noodsituaties blijft de auto zo beter de
opgelegde koers volgen.