Page 138 of 384

DS3_nl_Chap07_visibilite_ed01-2014
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of in
bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het
inschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand dan de stand "AUTO" . Het uitschakelen wordt
bevestigd door een melding op het display.
Gekoppeld aan de automatische
follow me home verlichting
De koppeling van de automatische follow
me home verlichting aan de automatische
verlichting biedt de volgende extra
mogelijkheden:
-
k
euze van de duur van de follow me home
verlichting (15, 30
of 60 seconden) via de
instellingen in het configuratiemenu van de
auto (uitgezonderd monochroom display A
waarbij de duur onveranderlijk is: 60
s),
-
a
utomatische inschakeling van de follow
me home verlichting als de automatische
verlichting is ingeschakeld.
Storing
bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of verschijnt een
melding op het display, in combinatie met een
geluidssignaal.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die
zich in het midden van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt,
niet af, aangezien de aan de sensor
gekoppelde functies dan niet meer
bediend kunnen worden.
Page 139 of 384

137
DS3_nl_Chap07_visibilite_ed01-2014
LeD-dagrijverlichtingDe dagverlichting geeft de auto een herkenbare uitstraling en bestaat uit twee sets van zes leds die
zich in de verticale "kieuwen" onder iedere koplampunit bevinden.
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld als
de lichtschakelaar in de stand "0" of "AUTO"
staat.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht
handmatig of automatisch wordt ingeschakeld,
gaat de dagrijverlichting uit. Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt
u de functie in- of uitschakelen via het
configuratiemenu op het multifunctionele
display.
ProgrammerenIn landen waar het wél verplicht is
overdag verlichting te voeren:
-
i
s de functie standaard
ingeschakeld en kan deze niet
worden uitgeschakeld,
-
b
randen overdag ook
de parkeerlichten en de
kentekenplaatverlichting,
-
w
ordt de dagrijverlichting
uitgeschakeld zodra het dimlicht
handmatig of automatisch wordt
ingeschakeld.
bi
j auto's zonder L
eD
-dagrijverlichting
gaat het dimlicht automatisch branden
bij het starten van de motor.
Zicht
Page 142 of 384
DS3_nl_Chap07_visibilite_ed01-2014
B. ring voor de selectie van de ruitenwisser
achter:
Ruitenwisser achter
Schakel de automatische werking
van de ruitenwisser achter uit bij
sneeuwval of strenge vorst en bij
montage van een fietsendrager op de
achterklep. Dit kan worden uitgevoerd
via het configuratiemenu van het
multifunctionele display. uit,
interval,
wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, treedt automatisch ook de
ruitenwisser achter in werking.
Programmeren
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van
de auto.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Ruitensproeiers voor
trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
treden in werking en na enige tijd worden ook
de ruitenwissers ingeschakeld.
Page 143 of 384
141
DS3_nl_Chap07_visibilite_ed01-2014
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel A naar
de stand "AUTO" te bewegen.
Dit wordt bevestigd door het branden
van dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel en een melding
op het multifunctionele display.
Uitschakelen
beweeg de hendel A omhoog en vervolgens in
de stand "0" om de ruitenwissers handmatig te
bedienen.
Dit wordt bevestigd door een
melding op het multifunctionele
display; het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel dooft.Als het contact meer dan
1 minuut afgezet is geweest, moet
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd
door de hendel A kort omlaag te bewegen.
Zicht
Page 154 of 384

Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto via het
configuratiemenu van de auto.
Monochroom display A
F Druk op de toets MENU om het algemene
menu te openen.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
Config. auto te selecteren en bevestig uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
" Reset bandensp " te selecteren en bevestig
uw keuze door op de toets OK te drukken.
e
r v
erschijnt een melding ter bevestging
van het verzoek.
F
b
e
vestig uw keuze door op de toets OK te
drukken.
Monochroom display C
F Druk op de toets MENU om het algemene
menu te openen.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het
menu " Persoonlijke instellingen -
configuratie " te selecteren en bevestig uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het
menu " Configuratie auto instellen " te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de toets OK te drukken. F
D ruk op de toets "
5" of " 6" om het menu
" Bandenspanning " en vervolgens het
menu " Resetten " te selecteren en bevestig
uw keuzes door op de toets OK te drukken.
H
et resetten wordt bevestigd door een
melding.
Page 155 of 384

153
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Kleurendisplay
F Druk op de toets "SETUP" om het
configuratiemenu te openen.
F
Sel
ecteer " Parameters auto " en bevestig.
F
Sel
ecteer " Rijhulpsysteem " en bevestig
uw keuze.
F
Selecteer " Resetten bandenspanningscontrole "
en bevestig uw keuze.
Het resetverzoek wordt bevestigd door een melding.
F Selecteer " Ja" of " Nee" en bevestig uw
keuze.
H
et resetten wordt bevestigd door een
melding. De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
Page 156 of 384

Hulpsystemen bij het remmen
uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot
stilstand te brengen:
-
h
et antiblokkeersysteem (A
bS
),
-
de
elektronische remdrukregelaar (
e
b
D
),
-
b
r
ake Assist System (
bA
S).Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit
is de normale werking.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met de
controlelampjes STOP en ABS, een
geluidssignaal en een melding op het display,
duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de
voorschriften van de constructeur voldoen.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
ra
adpleeg in beide gevallen het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 158 of 384

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn de systemen AS
r
en e SP uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
F
D
ruk op de knop "ESP OFF" , die zich links
onder het stuur bevindt.
Als het controlelampje van de knop brandt, zijn
de systemen AS
r
en e SP uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h, behalve bij
uitvoeringen met een 1,6
liter benzinemotor
(
tH
P 155, t
H
P 150, t
H
P 160) en de r
A
CI
nG
.
F
D
ruk nogmaals op de knop "ESP OFF"
om de systemen handmatig weer in te
schakelen.
Storing
De systemen ASr en e SP zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van meer
risico's of tot te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door het naleven van
de voorschriften van de constructeur
ten aanzien van:
-
d
e wielen (banden en velgen),
-
d
e onderdelen van het
remsysteem,
-
de
elektronische componenten,
-
p
rocedures voor montage en
werkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als dit lampje op het instrumentenpaneel
en het controlelampje van de knop
"ESP OFF" gaan branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display, duidt dit op een
storing in deze systemen.
Laat de systemen controleren door het CIt roËn-
n etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.