DS3_nl_Chap03_ouvertures_ed01-2014
Inschakelen
F Druk langer dan 2 seconden op de knop A .op h
et multifunctionele display verschijnt een
melding ter bevestiging, in combinatie met een
geluidssignaal.
Uitschakelen
F Druk nogmaals langer dan 2 seconden op
de knop A .
op h
et multifunctionele display verschijnt een
melding ter bevestiging, in combinatie met een
geluidssignaal. Hiermee kunt u de portieren mechanisch
vergrendelen en ontgrendelen in het geval van
een storing in de centrale vergrendeling of van
de accu.
Noodbediening
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het slot en draai deze
rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Vergrendelen van het
passagiersportier
F Ver wijder de zwarte dop aan de zijkant van het portier, met behulp van de sleutel.
F
S
teek de sleutel in de uitholling en draai de
sleutel tot de aanslag.
F
V
er wijder de sleutel en plaats de dop.
Ontgrendelen van het
passagiersportier
F trek aan de portiergreep aan de binnenzijde.
bi
j een storing in de centrale
vergrendeling moet u de accukabels
losnemen om de auto volledig, inclusief
de achterklep, te kunnen vergrendelen.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur bemoeilijken.
71
DS3_nl_Chap03_ouvertures_ed01-2014
Achterklep
Openen
F ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel, druk op
de schakelaar voor het openen van de
achterklep en trek de achterklep omhoog.
Sluiten
F trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
-
b
ij draaiende motor gaat het
verklikkerlampje branden in
combinatie met een melding
op het multifunctionele display
gedurende enkele seconden,
-
ti
jdens het rijden (snelheid hoger dan
10
km/h) gaat het verklikkerlampje branden
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele display
gedurende enkele seconden. Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in de centrale vergrendeling de
achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
Noodbediening
Ontgrendelen
F klap de achterbank naar voren om bij het
slot in de bagageruimte te komen,
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
Toegang tot de auto
DS3_nl_Chap04_confort_ed01-2014
Automatische airconditioningDe airconditioning werkt bij draaiende motor en, bij auto’s met een Stop & Start-systeem, ook in de StoP -stand.
Automatische werking
1. Automatisch programma
Comfort
Druk op de toets “AU TO ” .
Het symbool “AU TO ” wordt
weergegeven.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar
de luchtroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Met het oog op uw comfort worden
de instellingen van de airconditioning
de volgende keer dat de auto wordt
gestart, gehandhaafd.
om b
ij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
2. Temperatuurregeling
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit. Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor een optimale
temperatuur de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Druk op de toetsen " 5" en " 6" om
deze waarde te wijzigen. Instelling
op ongeveer 21
biedt een optimaal
comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen, waarbij
het raadzaam is deze niet lager dan
18
en niet hoger dan 24 in te stellen.
3. Automatisch programma Zicht
In sommige gevallen kan het
automatisch programma Comfort niet
toereikend blijken om de voorruit en
zijruiten snel condens- en ijsvrij te
maken (vocht, veel inzittenden, vorst...).
ki
es dan het automatisch programma Zicht.
Het controlelampje in de toets 3
gaat branden.
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning en de luchtopbrengst en zorgt
voor een optimale luchttoevoer naar de voorruit
en zijruiten. De luchtrecirculatie 5
wordt door
het systeem automatisch uitgeschakeld.
Druk nogmaals op de toets 3
of op “AU TO ”
om
dit programma af te sluiten. Het controlelampje
in de toets gaat uit en het symbool “AU TO ”
wordt weergegeven.
bi
j auto’s met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is, de
S
t
o
P
-functie niet beschikbaar is.
DS3_nl_Chap05_amenagement_ed01-2014
jACk-aansluiting
Deze aansluitmodule, die bestaat uit een jACk- aansluiting, bevindt zich in de "AUX " -
unit in de middenconsole.
Hierop kunt u draagbare apparatuur
aansluiten, zoals een iPod
®, om vervolgens
muziekbestanden via de geluidsinstallatie van
de auto te kunnen beluisteren.
uSb-box
raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze uitrusting de rubriek
"Autoradio" of "eMyWay".
ti
jdens het gebruik van draagbare
apparatuur wordt deze automatisch
opgeladen.
Deze aansluitmodule bevindt zich in de
"AUX "
-unit op de middenconsole.
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten,
zoals een iPod
® van de 5e generatie of hoger
of een
uSb-
stick.
Dankzij de
u
Sb-b
o
X k
unt u de
audiobestanden (mp3, ogg, wma, wav, ...) op
uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van uw autoradio.
u
kunt deze bestanden beheren met de
stuurkolomschakelaars of het bedieningspaneel
van de autoradio en ze weergeven op het
multifunctionele display.
ra
adpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze uitrusting de rubriek
"Autoradio".
12 V-aansluiting
F Ver wijder het afdekkapje en sluit
een geschikte adapter aan als u een
12
V-accessoire wilt aansluiten
(max. 120
W).
De muziekbestanden worden beheerd
via het draagbare apparaat.
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
Parkeerrem
Aantrekken
F trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten
F trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag. Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan en
schakel een versnelling in.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP branden
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele display,
geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.
109
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. neutral (neutraalstand).
R.
re verse (achteruitversnelling).
1
2 3 4 5 / 6.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
AUTO.
V
erschijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt
weer als de handmatige stand wordt
geselecteerd.
F
T
rap het rempedaal in als dit
pictogram knippert (bijv.: starten
van de motor). Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
Starten van de auto
F Selecteer stand N
.
F H oud het rempedaal volledig ingetrapt.
F
S
tart de motor.
De aanduiding N wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
De aanduiding N op het display knippert
als u de motor probeert te starten zonder
dat de selectiehendel in stand N staat.
F
S
electeer de automatische stand (stand
A ), de handmatige stand (stand M ) of de
achteruitversnelling (stand R ).
De aanduidingen AUTO en 1, 1
of
R worden weergegeven op het
instrumentenpaneel.
F
Z
et de handrem vrij.
F
L
aat geleidelijk het rempedaal los. Afhankelijk van het type elektronisch
gestuurde versnellingsbak begint de
auto direct te rijden (raadpleeg de
paragraaf "
kr
uipfunctie").
tra
p niet gelijktijdig het rempedaal
en het gaspedaal in. Dit veroorzaakt
voortijdige slijtage van de koppeling.
F
G
eef gas.
Rijden
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
Storing
Als bij aangezet contact dit
controlelampje gaat branden en de
aanduiding AUTO gaat knipperen in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak. Laat het systeem
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Resetten
(Elektronisch gestuurde
versnellingsbak met 5
versnellingen)
In uitzonderlijke gevallen kan het
voorkomen dat de versnellingsbak
automatisch gereset moet worden: in
dat geval kan de auto niet meer rijden of
schakelt de versnellingsbak niet meer.
op h
et instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO en - -.
op
het instrumentenpaneel verschijnen
de aanduidingen AUTO en - -.
F
Sel
ecteer stand N .
F
t
r
ap het rempedaal in.
F
W
acht ongeveer 30
seconden tot de
aanduiding N of een ingeschakelde
versnelling op het instrumentenpaneel
verschijnt.
F
b
e
weeg de selectiehendel naar stand A en
vervolgens naar stand N .
F
S
tart, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt nu weer naar behoren.na
dat de accu losgekoppeld is geweest, moet
u de versnellingsbak resetten.
F
Z
et het contact aan.
Volg de hierboven beschreven
procedure.
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
-
a
ls u, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand
N zetten en de handrem aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, verschijnt bij het
openen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45
seconden een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand
P ; de melding verdwijnt.
ri
jd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
Storing
Handmatig schakelen
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld.
u kunt dan een hevige schok voelen
bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit
de stand N . Dit beschadigt de transmissie niet.
rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
ra
adpleeg zo snel mogelijk het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
F
S
electeer de stand M om sequentieel
te
schakelen tussen de vier versnellingen.
F
D
uw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
t
r
ek de selectiehendel naar het symbool
- om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening. Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
tr
ek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
er k
an elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.