Page 9 of 311
Kort en bondig79Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Rugleuning voorstoelen
Aan hendel trekken, hellingshoek in‐
stellen en hendel loslaten. Laat de
stoel hoorbaar vastklikken.
Stoelpositie 3 39, stoelverstelling
3 39.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog=stoel omhoogomlaag=stoel omlaag
Stoelpositie 3 39, stoelverstelling
3 39.
Page 10 of 311
8Kort en bondig
Zithoek
Pompbeweging van de hendel
omhoog=voorkant omhoogomlaag=voorkant omlaag
Stoelpositie 3 39, stoelverstelling
3 39.
Elektrische stoelverstelling
Schakelaar 1 als volgt bedienen:
naar voren/
achteren=lengteverstellingomhoog/
omlaag=hoogteverstellingvooraan naar
voren/achteren=hoekverstelling
Schakelaar 2 als volgt bedienen:
bovenaan
naar voren/
achteren=rugleuningverstelling
Elektrische stoelverstelling 3 42.
Hoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 37.
Page 11 of 311
Kort en bondig9Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 39, veiligheidsgor‐
dels 3 52, airbagsysteem 3 56.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing bijstellen.
Binnenspiegel 3 32, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 32.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 30, elektri‐
sche verstelling 3 30, inklapbare
buitenspiegels 3 31, verwarmde
buitenspiegels 3 31.
Page 12 of 311
10Kort en bondigStuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 56, contactslot‐
standen 3 164.
Page 13 of 311
Kort en bondig11Overzicht instrumentenpaneel
Page 14 of 311

12Kort en bondig
1Elektrische ruitbediening .......33
2 Buitenspiegels ......................30
3 Cruise control .....................184
Snelheidsbegrenzer ............185
Adaptieve cruise control .....187
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 194
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 160
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie .................................. 148
Omgevingsverlichting ......... 152
Parkeerlichten .....................150
Knoppen voor Driver
Information Center ..............122
6 Instrumenten ...................... 110
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................. 102
8 Driver Information Center .... 1229Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........104
10 Centrale vergrendeling .........23
Alarmknipperlichten ...........148
SPORT-modus ................... 182
Tour-modus ........................ 182
Brandstofkeuzeschakelaar . 111
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 116
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ....................115
11 Info-Display ........................ 126
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 160
13 Status-LED alarmsysteem ...28
14 Handschoenenkastje ...........71
15 Verwarming en ventilatie ....15416 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf ....................... 11
12 V-aansluiting ..................108
17 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................177
Automatische
versnellingsbak ..................174
18 Traction Control-systeem ...181
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............181
Lane Departure Warning ...215
19 Elektrische handrem ...........179
20 Parkeerhulpsystemen .........201
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 166
21 Contactslot met stuurslot ...164
22 Claxon ................................ 103
Bestuurdersairbag ...............60
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 233
Page 15 of 311
Kort en bondig13
24Zekeringenkast ..................251
Opbergvak ............................ 72
25 Stuurwiel instellen ..............102
26 Lichtschakelaar ..................141
Instellen koplampreikwijdte 143
Mistlampen ......................... 149
Mistachterlicht ....................149
Instrumentenverlichting ......150Rijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
7=verlichting uit8=zijmarkeringslichten9=dimlicht
Automatisch dimlicht
AUTO=automatische verlichting: rij‐
verlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeldm=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8=zijmarkeringslichten9=dimlicht
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>=mistlampenr=mistachterlicht
Verlichting 3 141.
Page 16 of 311
14Kort en bondig
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af
duwendimlicht=hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Automatische verlichting 3 142,
Grootlicht 3 142, Grootlichtassisten‐
tie 3 142, Lichtsignaal 3 143, Adap‐
tief rijlicht (AFL) 3 144.
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 148, parkeer‐
lichten 3 150.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 148.