Instrumenten en bedieningsorganen113
Het Uplevel-Combi-display geeft de
resterende levensduur van de olie
aan in het Informatie- menu voertuig .
In het Midlevel-display wordt de res‐
terende levensduur van de motorolie
aangegeven door controlelamp I,
waarbij het contact moet aanstaan, terwijl de motor niet draait.
U selecteert het menu en de functie met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Om de resterende levensduur van de motorolie te bekijken:Druk op MENU om Informatie- menu
voertuig te selecteren.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .
Bij het verversen van de olie moet het
systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Druk voor het resetten op de toets
SET/CLR . Daarom moet het contact
aanstaan terwijl de motor niet draait.
Wanneer het systeem heeft berekend dat de gebruiksduur van de motorolie
is verstreken, verschijnt Motorolie
spoedig verversen of een waarschu‐
wingscode op het Driver Information
Center. Laat de motorolie en het olie‐ filter binnen een week of 500 km door een werkplaats vervangen (wat het
eerst voorkomt).
Driver Information Center 3 122.
Service-informatie 3 278.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen. Afhankelijk van de uit‐
rusting kan de plaats van de contro‐
lelampjes variëren. Bij het inschake‐
len van de ontsteking lichten de
meeste controlelampen korte tijd op
bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:Rood=gevaar, belangrijke herinne‐ ringGeel=waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen=inschakelbevestigingBlauw=inschakelbevestigingWit=inschakelbevestiging
Instrumenten en bedieningsorganen117Service-indicatieg brandt geel.
Er wordt bovendien een waarschu‐ wingstekst of een waarschuwings‐
code weergegeven.
De auto vergt een onderhoudsbeurt. De hulp van een werkplaats inroepen.
Boordinformatie 3 128.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is
te laag 3 236.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handbediende hand‐
rem is aangetrokken 3 179.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt om de elektrische handrem los te zet‐
ten 3 179.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop-startsysteem 3 166.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor normaal te starten 3 18,
3 164.
Bij sommige versies verschijnt het be‐ richt 'Pedaal intrappen' op het Driver
Information Center (DIC) 3 128.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken 3 179.Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Storing elektrische
handrem
j brandt of knippert geel.
Brandt
Elektrische handrem werkt niet opti‐
maal 3 179.
Knippert Elektrische handrem staat in de ser‐vicemodus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.