Streaming audio via Bluetooth65
Om een audio-apparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐ koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de draaiknop
OK in te drukken. Een displaybericht
bevestigt de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐ apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op de toets TEL (of de
toets SETUP ) en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het
gewenste apparaat uit de apparaten‐
lijst en selecteer vervolgens Apparaat
loskoppelen door de draaiknop OK te
draaien en in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te verwijderen, drukt u op de
toets TEL en selecteert u Apparaat
verwijderen . Selecteer het gewenste
audioapparaat uit de lijst en druk op
de draaiknop OK om het verwijderen
te bevestigen wanneer daarom wordt
gevraagd.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de functietoetsen van het infotainment‐ systeem, draaiknoppen en display‐menu's worden bediend.Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 54.
CD35 BT USB - Muziek
afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (CD35 BT USB) "Blue‐
tooth-verbinding" in het hoofdstuk
"Telefoon" 3 126.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
66Streaming audio via Bluetooth
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ler- als telefoonfuncties heeft, kan/kunnen één of beide functies wor‐den gekoppeld. Mobiele telefoon
koppelen 3 124.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets SETUP / TEXT te drukken en
selecteer Bluetooth-verbinding . Se‐
lecteer een lege sleuf door aan de
centrale draaiknop te draaien en druk
op de knop om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Apparaat koppelen door de
draaiknop te draaien en in te drukken
en zoek vervolgens op het audio-ap‐
paraat naar Bluetooth-apparatuur in
de omgeving van het apparaat.
Selecteer My_Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐passing, via het toetsenbord van het
audioapparaat de koppelingscode in die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, verschijnt
het bericht Koppelen mislukt . Herhaal
de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding (of drukt u op de
toets TEL als er geen apparaat aan‐
gesloten is). De apparatenlijst toont
de audio-apparaten die al gekoppeld
zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de centrale
draaiknop in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de aansluiting.
Streaming audio via Bluetooth67
Audio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het Info‐
tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in
het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
loskoppelen door de centrale draai‐
knop te draaien en in te drukken. Een displaybericht bevestigt de ontkoppe‐
ling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te verwijderen, drukt u op de
toets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer hetgewenste audioapparaat uit de lijst,
druk op de centrale draaiknop en se‐
lecteer Verwijderen .
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de functietoetsen van het infotainment‐ systeem, draaiknoppen en display‐menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd-
speler 3 54.
NAVI 50 - Muziek afspelen via
Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (NAVI 50) "Bluetooth-ver‐
binding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 126.
■ Er kunnen maximaal 8 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 124.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
U kunt het audioapparaat koppelen
door op de knop Start ; te drukken,
gevolgd door INSTELLINGEN op het
displayscherm.
68Streaming audio via Bluetooth
Selecteer Bluetooth, gevolgd door
Bluetooth-apparaat zoeken of Extern
apparaat goedkeuren .
Zoek op het audioapparaat naar
Bluetooth-apparatuur in de buurt van
het apparaat.
Selecteer MEDIA-NAV (d.w.z. de
naam van het infotainmentsysteem)
uit de lijst op het audioapparaat en
voer (indien van toepassing) via het toetsenbord van het audioapparaat
de koppelingscode in die op het dis‐
playscherm van het infotainmentsys‐
teem staat weergegeven.
De standaard koppelingscode is
0000 . Selecteer Wachtwoord
wijzigen om deze koppelingscode te
wijzigen voordat de koppelingsproce‐
dure wordt gestart.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van hetapparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Herhaal zo nodig de procedure als
het koppelen mislukt.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐ fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt het aangesloten audioappa‐ raat wijzigen door op de knop
Start ; te drukken, gevolgd door
INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . De
apparatenlijst toont de audio-appara‐
ten die al gekoppeld zijn.Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en bevestig door op OK te drukken.
Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het infotainmentsysteem ont‐
koppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. dat een
audioapparaat uit het systeemgeheu‐
gen wordt verwijderd, drukt u op de
knop Start ;, gevolgd door
INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer Bluetooth en Bluetooth-
apparatenlijst bekijken .
Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en druk op ë om het
apparaat te verwijderen. Verwijder zo
Streaming audio via Bluetooth69
nodig alle apparaten door op Opties
te drukken, gevolgd door Alles
verwijderen . Bevestig met de knop
OK .
Bediening via infotainmentsysteem Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
Raadpleeg voor de bediening van
een draadloos verbonden audioappa‐
raat (NAVI 50) "Opgeslagen audiobe‐ standen afspelen" in het hoofdstuk
"USB-poort" 3 60.
NAVI 80 - Muziek afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er is maximumaantal audioappara‐
ten dat gekoppeld en opgeslagen
kan worden in de apparatenlijst,
maar er kan er maar één tegelijker‐ tijd verbonden zijn.
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 124.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
verbinding configureren".De koppelingsprocedure is vergelijk‐
baar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80) "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 126.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt de audiobron op elk moment
wijzigen in de Bluetooth-modus om
bestanden van een aangesloten
Bluetooth-apparaat af te spelen.
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en Media op
het displayscherm.
Druk op < (om een pop-upmenu te
openen) en selecteer Bluetooth-
verbinding om de audiobron te wijzi‐
gen in Bluetooth.
Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het infotainmentsysteem ont‐
koppeld.
70Streaming audio via Bluetooth
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Om te ontkoppelen, d.w.z. dat een
apparaat uit het systeemgeheugen
wordt verwijderd:
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
verbinding configureren".
De ontkoppelingsprocedure is verge‐
lijkbaar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80) "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 126.
Bediening via infotainmentsysteem Als de draadloze koppeling en ver‐
binding tot stand is gebracht, kan de
audio automatisch beginnen af te
spelen.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
infotainmentsysteem.Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
Raadpleeg voor de bediening van
een draadloos verbonden audioappa‐ raat (NAVI 80) "Opgeslagen audiobe‐standen afspelen" in het hoofdstuk
"USB-poort" 3 60.
Externe apparaten71Externe apparatenAfbeeldingen weergeven.............71
Films afspelen .............................. 71Afbeeldingen weergeven
NAVI 80 - Afbeeldingenweergeven
Om vanuit de startpagina naar "Af‐
beeldingen" te gaan, drukt u op
MENU , gevolgd door Multimedia en
Afbeeldingen op het displayscherm.
Selecteer het aangesloten bronappa‐ raat (bijv. SD-kaart of USB) om naar
afzonderlijke foto's te gaan of een di‐
avoorstelling van alle compatibele fo‐ to's op het apparaat te tonen.
Het display beschikt over de vol‐
gende opties:
■ N of O: Ga naar vorige/volgende foto
■ Miniaturen : Omschakelen tussen
volledig scherm en geminimali‐
seerde weergave
■ Nieuwe selectie : Kies een andere
foto van het aangesloten bronap‐
paraat
■ <: Open het pop-upmenu om het
bronapparaat te wijzigen of naar de foto-instellingen te gaan.
Tijdens de weergave van een foto/ diavoorstelling kunt u met het pop-upmenu ook het zoomniveau instel‐
len en alle foto's in miniatuurfor‐
maat bekijken.
Foto-instellingen: raadpleeg
(NAVI 80) "Systeeminstellingen"
3 37.
Films afspelen NAVI 80 - Video's afspelen
Om vanuit de startpagina naar het
menu "Video's" te gaan, drukt u op
MENU , gevolgd door Multimedia en
Video's op het displayscherm.
Selecteer het aangesloten bronappa‐ raat (bijv. SD-kaart of USB) om naarafzonderlijke of naar alle compatibele
video's op het apparaat te gaan.
Het display beschikt over de vol‐
gende opties:
■ t of v: Ga naar vorige/volgende
video
■ =: Video pauzeren
■ Schuifbalk voor verstreken tijd: Door video's bladeren
74Navigatie
het niet de exacte locatie aangeeft tot
de auto een bepaalde afstand heeft
afgelegd.
Nadat u de bestemming of nuttige
plaats (eerstvolgend tankstation, ho‐
tel enz.) hebt ingevoerd, wordt de
route vanaf uw huidige positie naar de
gekozen bestemming berekend.
Routebegeleiding wordt geleverd via
stembegeleiding en het display‐
scherm.9 Waarschuwing
Gebieden zoals eenrichtingsstra‐
ten en voetgangerszones zijn niet
op de kaart van het navigatiesys‐
teem aangegeven. In dergelijke
gebieden kan het systeem een
waarschuwing geven die geac‐
cepteerd moet worden. Let
daarom in het bijzonder op een‐
richtingsstraten en andere wegen
en inritten waar u niet mag inrij‐
den.
SD-kaart (CD35 BT USB NAVI,
NAVI 80) Bij het navigatiesysteem wordt een
SD-kaart geleverd die, onder meer,
een digitale kaart van de steden en wegen in uw land bevat.
Na aflevering van een nieuwe auto is er een maximum van 60 dagen
waarin de digitale kaart gratis kan
worden bijgewerkt. Nadat deze pe‐
riode verstreken is, worden er kosten
berekend voor kaartupdates.
Let op
Gebruik alleen een compatibele SD- kaart om het navigatiesysteem tegebruiken en bij te werken, dit omeventuele technische problemen te
voorkomen. Plaats de SD-kaart niet
in een ander apparaat ( zoals een di‐
gitale camera of mobiele telefoon) of in een ander voertuig.
TomTom HOME™-software-
installatie
Om de digitale kaarten bij te werken en te profiteren van de exclusieve
downloaddiensten, waaronder real‐
time veiligheids- en verkeerswaar‐
schuwingen, moet u op deTomTom™-website een account
aanmaken en de gratis
TomTom HOME™ -software installe‐
ren.Account aanmaken
Maak uw TomTom™-internetaccount
aan via de TomTom™-website. Se‐
lecteer bijv. de optie Account
aanmaken op de webpagina en voer
de betreffende details in.Software installeren