Externe apparaten135
Let op
Na het verbinden van een niet-lees‐
bare SD-kaart verschijnt er een fout‐
melding en schakelt het Infotain‐
mentsysteem automatisch terug
naar de vorige functie.
Activeer eerst een andere functie om
de SD-kaart te verwijderen. Duw de
SD-kaart vervolgens voorzichtig die‐
per in de sleuf. De SD-kaart wordt uit
de sleuf geduwd en kan worden ver‐
wijderd.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het af‐
spelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
Audiofunctie SD
Het Infotainmentsysteem kan op de
SD-kaart opgeslagen muziekbestan‐ den afspelen.
Bluetooth
Bluetooth-compatibele audiobronnen(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
de Bluetooth-muziekprofielen A2DP
en AVRCP ondersteunen, werken
draadloos op het Infotainmentsys‐
teem.
Een apparaat aansluiten
Vind een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 138.
Audiofunctie Bluetooth
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op Bluetooth-appara‐
tuur zoals een iPod of Smartphone
afspelen.
Bestandsindelingen
Er wordt alleen apparatuur onder‐
steund die volgens FAT32, NTFS of
HFS+ zijn geformatteerd.
Let op
Sommige bestanden worden wel‐
licht niet goed afgespeeld. Dit kan
worden veroorzaakt door een ander
opnameformaat of de staat van het
bestand.Bestanden van online-winkels met digitaal rechtenbeheer (DRM) kun‐nen niet worden afgespeeld.
Het Infotainmentsysteem kan de vol‐ gende audiobestanden op externe
apparaten afspelen/weergeven.
Audiobestanden
De afspeelbare audiobestandsinde‐
lingen zijn .mp3, .wma, .aac en .aif.
Bij het afspelen van een bestand met ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Audio afspelen
Afspelen starten Aansluiten van het apparaat 3 133.
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
gewenste mediabron te selecteren.
Voorbeeld: hoofdmenu USB.
Telefoon137TelefoonAlgemene aanwijzingen.............137
Bluetooth-verbinding ..................138
Noodoproep ............................... 140
Bediening ................................... 141
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................144Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon via Bluetooth met
het Infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon wor‐ den door elke mobiele telefoon on‐
dersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de des‐
betreffende mobiele telefoon en van
de netwerkprovider. Verdere informa‐
tie hierover vindt u in de gebruikers‐
handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
138Telefoonvoordat u de telefoon in hands‐free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel
telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerddoor de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com.
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. mobiele telefoons, iPod/iPhone-
modellen of andere apparaten.
Voor het maken van een Bluetooth-
verbinding met het Infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
Via het Bluetooth-instellingenmenu
worden koppelingen (uitwisselen van
pincodes tussen Bluetooth-apparaat
en Infotainmentsysteem) tot stand
gebracht en de Bluetooth-apparatuur
met het Infotainmentsysteem verbon‐
den.
Bluetooth-instellingenmenu Druk ; en selecteer vervolgens het
pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het betref‐
fende submenu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen ■ Aan het systeem kunnen maximaal
vijf apparaten worden gekoppeld.
■ Er kan slechts één gekoppeld ap‐ paraat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbonden.■ Koppelen is in de regel slechts één
keer noodzakelijk, tenzij het appa‐
raat van de lijst met gekoppelde ap‐ paraten wordt gewist. Als het appa‐
raat eerder verbonden was, brengt
het Infotainmentsysteem de verbin‐
ding automatisch tot stand.
■ Bij werken via Bluetooth wordt de accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Laat het apparaat daarom
via een stopcontact opladen.
Koppelen via de toepassing
instellingen
1. Druk ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaat koppelen of
Apparaatbeheer om de appara‐
tuurlijst weer te geven en selec‐
teer vervolgens KOPP;.
3. Op het Infotainmentsysteem ver‐ schijnt er een melding met de
naam en de pincode van het Info‐
tainmentsysteem.
Telefoon139
4. Activeer het zoekproces in het tekoppelen Bluetooth-apparaat.
5. Koppeling bevestigen: ◆Als SSP (secure simple pairing)
wordt ondersteund:
Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de meldin‐
gen op het Infotainmentsys‐
teem en het Bluetooth-appa‐
raat.
◆ Als SSP (secure simple pairing)
niet wordt ondersteund:
Voer de pincode van het Info‐
tainmentsysteem op het Blue‐
tooth-apparaat in en bevestig
uw invoer.
6. Het Infotainmentsysteem en het apparaat zijn gekoppeld.
7. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het In‐
fotainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Voor het lezen van de contacten
door het Infotainmentsysteem moe‐ten deze zijn opgeslagen in het tele‐
foongeheugen van de mobiele tele‐
foon.
Wordt deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat ondersteund,
dan verschijnt er een bijbehorend
bericht op het Infotainmentsys‐
teem.
8. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt de apparatenlijst opnieuw weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
Koppelen via de Telefoon-toepassing 1. Druk ; en selecteer vervolgens
het pictogram TEL.. Het hoofd‐
menu van de telefoon verschijnt.
2. Selecteer Bluetooth-apparaten
om de apparaatlijst weer te ge‐
ven.
3. Selecteer KOPP;.4. Ga verder met stap 3 van "Kop‐
pelen via de toepassing instellin‐
gen" (zie bovenstaand).
5. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt het telefoon‐
menu weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
Koppelen via de toepassing Audio Let op
Het Bluetooth audiohoofdmenu is al‐
leen beschikbaar als er al een Blue‐ tooth-muziekapparaat aan het Info‐
tainmentsysteem is gekoppeld.
1. Druk herhaaldelijk op MEDIA om
het Bluetooth-muziekhoofdmenu
weer te geven en druk vervolgens
op MENU .
2. Selecteer Bluetooth-apparaten
om de apparaatlijst weer te ge‐ ven.
3. Selecteer voor het koppelen van een nieuw apparaat KOPP;.
Telefoon141dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep maken
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonaansluiting met het nood‐ oproepcentrum wordt ingesteld.
Beantwoord de vragen van het per‐
soneel over de noodoproep.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem bedienen.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Daarom kan het bereik aan
hieronder beschreven functies afwij‐
ken.
Telefoontoepassing
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram TEL. om het hoofd‐
menu van de telefoon weer te geven.
Telefoon143
Oproep beantwoorden: selecteer
AANN. in het bericht.
Telefoongesprek afwijzen
Oproep weigeren: selecteer NEG. in
het bericht.
Beltoon wijzigen
Druk ; en selecteer vervolgens het
pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het betref‐
fende submenu weer te geven en se‐ lecteer vervolgens Beltonen. Er wordt
een lijst met alle aan het Infotainment‐
systeem gekoppelde telefoons en de
ingestelde beltonen voor deze tele‐
foons getoond.
Kies de gewenste telefoon. Er wordt
een lijst weergegeven met alle belto‐
nen voor de betreffende telefoon.
Selecteer de gewenste beltoon.
Functies tijdens een telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek wordt
het gespreksscherm weergegeven.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer STOP GESPR. om het ge‐
sprek te beëindigen.
Microfoon uitschakelen
Selecteer MIC. STIL om de microfoon
tijdelijk te deactiveren.
De schermtoets verandert in AAN.
Selecteer AAN om de microfoon weer
te activeren.
De handsfree-functie uitschakelen
Selecteer HANDSET om het gesprek
op uw mobiele telefoon te vervolgen.
De schermtoets verandert in
HANDSFREE .
Selecteer HANDSFREE om de hand‐
sfreefunctie weer te activeren.
Wisselgesprek
Wisselgesprek initiëren
Om een tweede telefoongesprek te
voeren, selecteert u WACHT op het
gespreksscherm. Het actieve tele‐ foongesprek wordt in de wacht gezet.
Een tweede telefoongesprek voeren.
Wilt u het toetsenblok gebruiken, se‐
lecteer dan TOETS. op het gespreks‐
scherm. Een gedetailleerde beschrij‐
ving vindt u bovenstaand.
146TrefwoordenlijstAAlgemene aanwijzingen..... 110, 130, 137
Algemene informatie................... 133 AUX ......................................... 133
Bluetooth-muziek ....................133
CD ........................................... 130
Infotainment-systeem ..............110
Radio ....................................... 123
SD ........................................... 133
Telefoon .................................. 137
USB ......................................... 133
Antidiefstalfunctie ......................111
Audio afspelen ............................ 135
Audiobestanden ......................... 133
Automatische volumeregeling ....119
Auto Set ...................................... 120
AUX ............................................ 133
AUX activeren............................. 135
B
BACK-knop ................................. 117
Balans......................................... 118
Bas ............................................. 118
Basisbediening ........................... 117
Instrumentenpaneel ................117
Vijfstandenknop ......................117
Bediening.................................... 141 AUX ......................................... 135Bluetooth-muziek....................135
CD ........................................... 131
Infotainment-systeem ..............115
Menu ....................................... 117
Radio ....................................... 123
SD-kaart .................................. 135
Telefoon .................................. 141
USB ......................................... 135
Bedieningselementen Infotainment-systeem ..............112
Stuurwiel ................................. 112
Bedieningspaneel Infotainment ..112
Beltoon ....................................... 141
Bestandsindelingen Audiobestanden ......................133
Bluetooth-muziek ........................133
Bluetooth-verbinding ..................138
C Categorielijst ............................... 123
CD-speler ................................... 130
CD-speler activeren ....................131
D DAB ............................................ 127
DAB-koppeling............................ 127
Digital Audio Broadcasting .........127
147
EEQ .............................................. 118
Equaliser..................................... 118
F
Fabrieksinstellingen terugzetten. 120
Fader .......................................... 118
Favoriete lijsten Zenders ophalen .....................124
Zenders opslaan .....................124
Favorietenlijst ............................. 124
Frequentielijst ............................. 123
G
Gebruik ....................... 115, 123, 131
AUX ......................................... 135
Bluetooth-muziek ....................135
CD ........................................... 131
Infotainment-systeem ..............115
Menu ....................................... 117
SD-kaart .................................. 135
Telefoon .................................. 141
USB ......................................... 135
Geluidsinstellingen .....................118
H
Het Infotainmentsysteem activeren.................................. 115
Home-toets ................................. 117I
Infotainmentsysteem inschakelen ............................. 115
Intellitext ..................................... 127
K Klokdisplay ................................. 120
Koppelen .................................... 138
L
L-Band ........................................ 127
M Maximaal inschakelvolume......... 119
Menubediening ........................... 117
MENU-knop ................................ 117
Middenbereik .............................. 118
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................144
Mute............................................ 115
N Noodoproep ................................ 140
O Overzicht bedieningselementen. 112
P PIN vergeten............................... 120R Radio Categorielijst ........................... 123
DAB ......................................... 127
DAB-berichten ......................... 127
DAB-menu............................... 127
Digital Audio Broadcasting ......127
Favoriete lijsten .......................124
FM menu ................................. 126
Frequentielijst .......................... 123
Golfband.................................. 123
Intellitext .................................. 127
L-Band..................................... 127
Radio Data System .................126
RDS......................................... 126
Regio ....................................... 126
Regio-instelling........................ 126
TP............................................ 126
Verkeersinformatie ..................126
Zender zoeken ........................ 123
Zenderlijst................................ 123
Zenders ophalen .....................124
Zenders opslaan .....................124
Radio activeren........................... 123
Radio Data System (RDS) ......... 126
Regio .......................................... 126
Regio-instelling ........................... 126