Page 129 of 341

Instrumenten en bedieningsorganen127
■Valetmodus
■ Radio
■ Voertuig
■ BlueTooth
■ Spraak in-/uitvoer
■ Scherm
■ Achteruitkijkcamera
■ Terugkeren naar fabrieksinst.
■ Softwareinformatie
■ TouchPad
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd en datum
Zie 'Klok' 3 93.
Sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 181.
■ Achterverlichting sportmodus : Ver‐
andert de kleur van de instrumen‐
tenverlichting.
■ Motor sportmodus : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.■ Sportbesturing : de stuurbekrachti‐
ging werkt minder goed.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ All wheel drive : Groter deel van het
motorkoppel gaat naar de achteras.
Taal (Language)
Selectie van de gewenste taal. Zie
handleiding bij het infotainment-sys‐ teem.
Valetmodus
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Radio
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Voertuig ■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het lucht‐
debiet van de klimaatregeling in het interieur in automatische modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste in‐stelling (aanbevolen) of bij het star‐ ten van de auto is altijd AAN of altijd
UIT.
Automatisch ontwasemen : Onder‐
steunt het ontvochtigen van de
voorruit door het automatisch se‐
lecteren van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Automatisch ontwasemen achter :
Activeert automatisch de achter‐
ruitverwarming.
■ Bots- / detectiesystemen
Parkeersensor : activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Automatische voorbereiding
botsing : Activeert of deactiveert de
automatische remwerking van de
auto in geval van dreigend aanrij‐
dingsgevaar. Het volgende kan
worden geselecteerd: het systeem
neemt de remregeling over, waar‐
schuwt alleen door middel van ge‐
luidssignalen of wordt volledig ge‐
deactiveerd.
Page 130 of 341

128Instrumenten en bedieningsorganen
"Vrij rijden"-aankondiging: Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐ ringsfunctie van de adaptieve
cruise control.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blindehoek‐ systeem.
Verkeerswaarschuwing
achteruitrijden : Activeert of deacti‐
veert de waarschuwing kruisend
verkeer achter.
■ Comfort en gemak
Volume signaaltonen : verandert
het volume van geluidssignalen.
Personalisatie door bestuurder : ac‐
tiveert of deactiveert de persoon‐
lijke instellingen.
Automatisch oproepen geheugen :
activeert of deactiveert het oproe‐
pen van de opgeslagen instellingen
voor de afstelling van de elektrisch
bediende stoelen en buitenspie‐
gels.
Comfortuitstap bestuurdersstoel :
activeert of deactiveert de uitsta‐
phulp van de elektrische stoelver‐
stelling.Spiegel kantelen in achteruit : acti‐
veert of deactiveert de parkeerhulp‐ functie van de buitenspiegel aan de
passagierskant.
Automatisch inklappen spiegel : Ac‐
tiveert of deactiveert het inklappen
van de buitenspiegels via de hand‐
zender.
Automatisch ruitenwissen in
achteruit : Activeert of deactiveert
automatische inschakeling achter‐
ruitwisser bij inschakelen achteruit‐ versnelling.
Ruitenwisser met regensensor : Ac‐
tiveert of deactiveert automatisch wissen met regensensor.
■ Verlichting
Verlichting uit : activeert of deacti‐
veert en verandert de duur van de
uitstapverlichting.
Voertuig vinden met lichtsignaal :
activeert of deactiveert de wel‐ komstverlichting.
Verstelbaar stadslicht : Activeert of
deactiveert de functies van het
adaptieve rijlicht.Verkeer links of rechts : Schakelt
om tussen verlichting voor links- of
rechtsrijdend verkeer.
■ Deurvergrendeling
Open deur niet vergrendelen : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche bestuurdersportiervergrende‐
lingsfunctie wanneer het portier
open staat.
Vertraagde deurvergrendeling : ac‐
tiveert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
Automatisch deur vergrendelen :
activeert of deactiveert de automa‐
tische portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie na‐
dat u begint te rijden.
■ Afstand vergr, ontgr, starten
Lichtsignaal ontgrendelen op
afstand : activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het ont‐
grendelen.
Melding vergrendeling op afstand :
Wijzigt het type terugmelding bij het vergrendelen van de auto.
Page 131 of 341

Instrumenten en bedieningsorganen129
Ontgrendelen op afstand: veran‐
dert de configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele auto
te ontgrendelen.
Open deuren op afstand
vergrendelen : activeert of deacti‐
veert de automatische hervergren‐
deling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.
Passieve vergrendeling : Activeert
of deactiveert de passieve vergren‐
delingsfunctie.
Waarsch. afstandsbed. nog in
auto : Activeert of deactiveert de
waarschuwingstoon wanneer de
elektronische sleutel in de auto
blijft.
BlueTooth
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Spraak in-/uitvoer
Zie handleiding bij het infotainment- systeem.
Scherm
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.Achteruitkijkcamera
Richtlijnen : Activeert of deactiveert de
geleidelijnen.
Hulpsymbolen achteruitpark. : Acti‐
veert of deactiveert de symbolen van
de parkeerhulp achter.
Terugkeren naar fabrieksinst.
Instellingen voertuig herstellen : stelt
alle functies opnieuw in op de stan‐
daardinstellingen.
Alle privégegevens wissen : Wist alle
persoonsgebonden gegevens uit de
auto.
Instellingen radio herstellen : Zet alle
radio-instellingen terug op de stan‐ daardwaarden. Zie handleiding bij het
infotainment-systeem.
Softwareinformatie
Zie handleiding bij het infotainment- systeem.
TouchPad
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Page 132 of 341
130VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 130
Binnenverlichting .......................138
Verlichtingsfuncties ....................140Rijverlichting
Lichtschakelaar Lichtschakelaar met
automatische verlichtingLichtschakelaar draaien:AUTO=automatische verlichting: de
rijverlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeld,
afhankelijk van het omge‐
vingslichtm=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting. Schakelaar keert
terug naar AUTO8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlicht
De huidige status van de automati‐
sche verlichting wordt weergegeven
op het Driver Information Center.
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Controlelamp 8 3 112.
Achterlichten
De achterlichten branden samen met
het dim-/grootlicht en de zijmarke‐
ringslichten.
Page 133 of 341

Verlichting131
Extra verlichting in het
achterklepframe, Sports Tourer/
Country Tourer
De extra achterlichtgroepen, be‐
staande uit achterlichten en alarm‐
knipperlichten, zitten in het achter‐
klepframe. Ze lichten op wanneer de
achterklep open is. De extra achter‐
lichten dienen slechts als stadslichten
wanneer de achterklep openstaat en
dienen niet als rijverlichting.
Automatische verlichtingWanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld tus‐
sen dagrijlicht en dim-/grootlicht af‐
hankelijk van het omgevingslicht en
de informatie afkomstig van het re‐
gensensorsysteem.
Dagrijlicht 3 133.
Automatische
koplampinschakeling Wanneer het omgevingslicht zwak is,
worden de koplampen ingeschakeld.
Verder worden de koplampen inge‐
schakeld als de ruitenwissers enkele
slagen geactiveerd zijn.
TunneldetectieBij het inrijden van een tunnel worden de koplampen zonder vertraging in‐
geschakeld.
Adaptief rijlicht (AFL) 3 134.Grootlicht
Om van dimlicht naar grootlicht om te
schakelen, duwt u tegen de hendel.
Om het dimlicht in te schakelen, duwt
u nogmaals tegen de hendel of u trekt eraan.
Grootlichtassistentie
Beschrijving voor versie met halo‐
geenkoplampen. Grootlichtassisten‐ tie met adaptief rijlicht 3 134.
Page 134 of 341

132Verlichting
Deze functie maakt dat het grootlicht's avonds en wanneer u sneller rijdt
dan 40 km/u als hoofdrijverlichting
kan worden gebruikt.
Het systeem schakelt automatisch
naar dimlicht wanneer:
■ Een sensor de lichten van voor- of tegenliggers detecteert.
■ De snelheid minder dan 20 km/u is.
■ Het mistig is of sneeuwt.
■ In stadsverkeer wordt gereden.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het sys‐
teem het grootlicht weer in.Activering
De grootlichtassistentie wordt geacti‐
veerd door tweemaal op de keuze‐
hendel te drukken bij een snelheid
boven 40 km/u.
De groene controlelamp l brandt
continu wanneer de assistentie actief
is; de blauwe lamp 7 brandt bij inge‐
schakeld grootlicht.
Controlelamp l 3 112.
Deactivering
Druk eenmaal op de keuzehendel. De functie wordt ook gedeactiveerd,
wanneer u de mistlampen voor in‐
schakelt.
Wanneer een lichtsignaal wordt ge‐
geven als het grootlicht aanstaat,
wordt de grootlichtassistentie ge‐
deactiveerd.
Wanneer een lichtsignaal wordt ge‐ geven als het grootlicht uit staat, blijft
de grootlichtassistentie geactiveerd.
De laatste instelling van de grootlicht‐
assistentie blijft opgeslagen wanneer
het contact weer wordt ingeschakeld.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Page 135 of 341

Verlichting133Koplampverstelling
Handmatige
koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwiel‐
tje ? in de gewenste stand.
0=zitplaatsen voorin bezet1=alle zitplaatsen bezet2=alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3=bestuurdersstoel bezet en ba‐
gage in de bagageruimteDynamische automatische koplamp‐
verstelling 3 134.
Koplampinstelling in het
buitenland Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Auto's met halogeenkoplampen
De koplampen moeten niet worden
afgesteld.
Auto's met xenonkoplampen enadaptief rijlicht
In het menu Persoonlijke instellingen
op het Colour-Info-Display kunnen de koplampen worden ingesteld op
rechts- of linksrijdend verkeer.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.Elke keer bij het inschakelen van het
contact knippert het controlelampje f gedurende ongeveer 4 seconden
ter herinnering dat de modus voor
rechtsrijdend verkeer ingesteld is.
Ga in het menu Persoonlijke instellin‐
gen zoals bovenstaand beschreven
te werk om terug te gaan naar de mo‐
dus voor linksrijdend verkeer. f knip‐
pert niet wanneer de modus voor linksrijdend verkeer wordt geselec‐
teerd.
Controlelamp f 3 113.
Dagrijlicht Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Deze gaat bij het inschakelen van het
contact automatisch branden.
Als de auto is uitgevoerd met de func‐
tie automatische verlichting, wordt er
automatisch gewisseld tussen dagrij‐
licht en dim-/grootlicht afhankelijk van
het omgevingslicht en de informatie afkomstig van het regensensorsys‐
teem. Automatische verlichting
3 131.
Page 136 of 341

134VerlichtingAdaptief rijlicht (AFL)
De functies voor adaptief rijlicht (AFL) zijn alleen aanwezig in combinatie
met bi-xenonkoplampen. De reik‐
wijdte, lichtverdeling en lichtsterkte
worden variabel geregeld, afhankelijk
van het omgevingslicht, het weer en
het soort weg.
Bij de lichtschakelaar in stand AUTO
werken alle lichtfuncties.
De volgende functies zijn ook be‐ schikbaar als de lichtschakelaar in de
stand 9 staat:
■ dynamische bochtverlichting
■ afslagverlichting
■ achteruitrijfunctie
■ dynamische automatische kop‐ lampverstelling
Woonerfverlichting
Automatisch geactiveerd bij lage
snelheden tot ca. 30 km/u. De licht‐
bundel wordt onder een hoek van 8° naar de rand van de weg gericht.Stadsverlichting
Automatisch geactiveerd bij snelhe‐
den tussen ca. 40 en 55 km/u en wan‐
neer de lichtsensor straatverlichting
herkent. De reikwijdte wordt beperkt
door een brede lichtverdeling.
Buitenwegverlichting Automatisch geactiveerd bij snelhe‐
den tussen ca. 55 en 115 km/u. De
lichtbundel en de lichtsterkte zijn links
en rechts verschillend.
Snelwegverlichting Automatisch geactiveerd bij snelhe‐
den boven ca. 115 km/u en minimale
stuurbewegingen. Wordt na een
pauze of onmiddellijk ingeschakeld wanneer de auto krachtig optrekt. De lichtbundel is langer en sterker.
Slecht weer-verlichting
Automatisch geactiveerd tot snelhe‐
den van ca. 70 km/u, wanneer de re‐
gensensor condens herkent of wan‐
neer de ruitenwisser continu wist. De
reikwijdte, verdeling en lichtsterkte
worden variabel geregeld afhankelijk
van het zicht.Dynamische bochtverlichting
De lichtbundel draait, afhankelijk van
de stuurhoek en de rijsnelheid, waar‐ door bochten beter worden verlicht.
Controlelamp f 3 113.
Afslagverlichting
In scherpe bochten of bij het afslaan,
afhankelijk van de stuurhoek of de
richtingaanwijzer, wordt er een extra
lamp links of rechts bijgeschakeld, die
de weg in een rechte hoek in de rij‐
richting verlicht. Wordt geactiveerd tot
een snelheid van 40 km/u.