Page 9 of 263
Kort en bondig7StoelverstellingLengteverstelling stoel
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten. Pro‐
beer de stoel heen en weer te schui‐
ven om er zeker van te zijn dat de
stoel vergrendeld is.
Stoelpositie 3 48, stoelverstelling
3 49.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Rugleuning voorstoelen
Hendel naar achteren draaien, zitting‐
hoek instellen en hendel loslaten.Laat de stoel hoorbaar vastklikken.
Stoelpositie 3 48, Stoelverstelling
3 49, Rugleuning neerklappen
3 51.
Page 10 of 263
8Kort en bondig
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog=stoel omhoogomlaag=stoel omlaag
Stoelpositie 3 48, stoelverstelling
3 49.
Elektrische stoelverstelling
Schakelaar 1 als volgt bedienen:
vooruit/achteruit=lengteverstellingomhoog/omlaag=hoogteverstellingvooraan
omhoog/omlaag=hoekverstelling
Schakelaar 2 als volgt bedienen:
vooruit/achteruit=rugleuningverstel‐
ling
Elektrische stoelverstelling 3 52,
Rugleuning neerklappen 3 51.
Hoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 46.
Page 11 of 263
Kort en bondig9Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25 °).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 48, veiligheidsgor‐
dels 3 55, gordelaanbieder 3 55,
airbagsysteem 3 59.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing bijstellen.
Binnenspiegel 3 31.
Automatisch dimmend
Afhankelijk van de versie is uw auto
uitgerust met een binnenspiegel met
automatische dimfunctie.
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Spiegel met automatische dimfunctie
3 32.
Page 12 of 263
10Kort en bondig
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 30, elektri‐
sche verstelling 3 30, inklapbare
buitenspiegels 3 30, verwarmde
buitenspiegels 3 31.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 59, contactslot‐
standen 3 137.
Page 13 of 263
Kort en bondig11Overzicht instrumentenpaneel
Page 14 of 263

12Kort en bondig
1Elektrische ruitbediening .......32
2 Buitenspiegels ......................30
3 Cruise control .....................159
Snelheidsbegrenzer ............160
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 162
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 134
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 121
Omgevingsverlichting ......... 124
Parkeerlichten .....................122
Knoppen voor Driver
Information Center (DIC) ....... 98
6 Instrumenten ........................ 87
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 80
8 Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 98
9 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers .................. 8210 SPORT-modus ................... 157
Centrale vergrendeling .........23
Alarmknipperlichten ...........120
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 92
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................92
Tour-modus ........................ 157
11 Info-Display ........................ 103
12 Status-LED alarmsysteem ...28
13 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 134
14 Handschoenenkastje,
afsluitbaar ............................. 71
15 Traction Control-systeem
(TC) ..................................... 155
Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................156
Parkeerhulpsystemen .........165
Lane Departure Warning ...180
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 13916 Verwarming en ventilatie ....126
17 AUX-ingang, USB-ingang ....11
18 12 V-aansluiting ....................86
19 Bedieningsschakelaar
softtop .................................. 35
Centrale ruitschakelaar ........32
20 Keuzehendel, versnellingsbak
21 Handrem, handmatig of
elektrisch bediend ...............153
22 Contactslot met stuurslot ...137
23 Claxon .................................. 81
Bestuurdersairbag ...............62
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 193
25 Opbergvak ........................... 72
Zekeringenkast ..................209
26 Stuurwiel instellen ................80
27 Lichtschakelaar ..................113
Mistachterlicht ....................122
Instrumentenverlichting ......123
Instellen koplampreikwijdte 116
Mistlampen ......................... 121
Page 15 of 263
Kort en bondig13RijverlichtingLichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7=verlichting uit8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlichtLichtschakelaar met
automatische verlichtingAUTO=automatische verlichting:
koplampen worden automa‐ tisch in- en uitgeschakeldm=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlicht
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>=mistlampenr=mistachterlichtVerlichting 3 113.
Page 16 of 263
14Kort en bondig
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af
duwendimlicht=hendel naar u toe
trekken
Grootlicht 3 114, lichtsignaal 3 115.
Automatische verlichting 3 114,
Grootlichtassistentie 3 115, Adaptief
rijlicht (AFL) 3 117.
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter rich‐
tingaanwijzersig‐
naalhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzersignaal
Richtingaanwijzers 3 121, parkeer‐
lichten 3 122.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 120.