96Instrumenten en bedieningsorganen
Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Roetfilter 3 143, Stop-startsysteem
3 139.
AdBlue
Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 144.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 215.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal bedienen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
4. Contact uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 193.
Te laag brandstofpeil i brandt of knippert geel.
106Instrumenten en bedieningsorganen
■ cruise control
■ snelheidsbegrenzer
■ frontaanrijdingswaarschuwing
■ parkeerhulpsystemen
■ verlichting, gloeilamp vervangen
■ wis-/wasinstallatie
■ portieren, ruiten
■ softtop
■ bagageruimte, kofferdeksel
■ blindehoeksysteem
■ verkeersbordherkenning
■ Lane Departure Warning
■ handzender
■ veiligheidsgordels
■ airbagsystemen
■ motor en versnellingsbak ■ bandenspanning
■ roetfilter
■ accustatus
■ selectieve katalysatorreductie, die‐ seluitlaatvloeistof (DEF), AdBlue3 144Berichten op het
Colour-Info-Display Sommige belangrijke berichten kun‐
nen tevens verschijnen op het Co‐
lour-Info-Display. Druk op de multi‐
functionele knop om een bericht te
bevestigen. Sommige berichten ver‐
schijnen slechts enkele seconden
lang als pop-up.
Geluidssignalen Bij het starten van de motor oftijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
■ Als bij het wegrijden een van de portieren of het kofferdeksel niet
goed gesloten is.
■ Als de softtop niet geheel geopend of gesloten is.■ Als het deksel van de softtop nietgeheel gesloten is.
■ Als de afscheiding bagageruimte bij
het bedienen van de softtop inge‐klapt is.
■ Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
■ Als er bij het bedienen van de soft‐ top een bepaalde snelheid wordt
overschreden.
■ Wanneer een geprogrammeerde snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
■ Als er een waarschuwingsbericht verschijnt op het Driver Information
Center (DIC).
■ Wanneer de parkeerhulp een ob‐ stakel herkent.
■ Bij een onbedoelde rijstrookwissel.
■ Als het roetfilter de maximale ver‐ zadigingsgraad bereikt.
■ Als er AdBlue moet worden bijge‐ tankt.
144Rijden en bediening
De reiniging verloopt het snelst bij
hoge motortoeren en een zware be‐
lasting.
Controlelamp % dooft zodra de rege‐
neratie is afgerond.
Katalysator
De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐ kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 181, 3 244 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en elektronische onder‐
delen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Daarom de startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of sle‐
pen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige mo‐
torloop, beperkingen van het motor‐
vermogen of andere ongewone sto‐
ringen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
AdBlueAlgemene informatie Selectieve katalysatorreductie
(BlueInjection) is een methode voor
het aanzienlijk terugbrengen van het
aandeel stikstofoxide in de uitstoot
van uitlaatgassen. Dit wordt bewerk‐
stelligd door het inspuiten van een
dieseluitlaatvloeistof (DEF) in het uit‐
laatsysteem.
De naam van de gebruikte DEF is AdBlue Ⓡ 1)
. Het is een niet-giftige,
niet-ontvlambare, kleur- en geurloze
vloeistof die uit 32 % ureum en 68 %
water bestaat.9 Waarschuwing
Voorkom dat er AdBlue in uw ogen
of op uw huid komt.
Bij contact met de ogen of de huid
met water uitspoelen.
Voorzichtig
Voorkom dat er AdBlue op het lak‐
werk komt.
Bij contact met water afspoelen.
AdBlue bevriest bij een temperatuur
van ongeveer -11 °C. Aangezien de
auto is uitgevoerd met een AdBlue-
voorverwarmer, is er ook bij lage tem‐ peraturen minder uitstoot. De
AdBlue-voorverwarmer werkt auto‐
matisch.
Peilwaarschuwingen
Het AdBlue-verbruik is ongeveer 0,7
liter per 1000 km en is afhankelijk van
het rijgedrag.
1) Gedeponeerd handelsmerk van de Verband der Automobilindustrie e.V. (VDA).
Rijden en bediening145
Als het AdBlue-peil tot onder een be‐
paalde waarde daalt, verschijnt er een peilwaarschuwing Actieradius
AdBlue: 2400 km op het Driver Infor‐
mation Center (DIC).
Er moet zo spoedig mogelijk ten min‐ ste 5 liter AdBlue worden bijgetankt.
Doorrijden is zonder enige beperkin‐
gen mogelijk.
Als er binnen een bepaalde afstand
geen AdBlue wordt bijgetankt, ver‐
schijnen er afhankelijk van het hui‐
dige AdBlue-peil nog meer peilwaar‐
schuwingen op het DIC. Latere ver‐
zoeken om AdBlue bij te vullen en ten slotte de aankondiging om opnieuw
starten van de motor te voorkomen
worden weergegeven. Deze beper‐
kingen zijn wettelijk vereist.
Bij een AdBlue-bereik van 900 km
worden de volgende waarschuwings‐
berichten om beurten op het DIC weergegeven:
■ AdBlue laag Nu bijvullen
■ Herstart motor verhinderd in 900
kmBovendien knippert de controlelamp
Y continu en weerklinkt een geluids‐
signaal viermaal om de drie minuten.
Voordat de blokkering van het op‐
nieuw starten van de motor wordt ge‐
activeerd, verschijnen de volgende
waarschuwingsberichten:
■ AdBlue leeg Nu bijvullen
■ Herstarten motor niet mogelijk
afwisselend op het DIC.
Bovendien knippert de controlelamp
Y continu en weerklinkt een geluids‐
signaal viermaal om de drie minuten.
Nadat het starten van de motor is
voorkomen, wordt het volgende be‐
richt:
Vul AdBlue bij om voertuig te starten
weergegeven.
Om de motor opnieuw te starten moet er eerst AdBlue worden bijgetankt.
Waarschuwingen m.b.t. hogeuitstoot
Als de uitstoot van uitlaatgassen bo‐
ven een bepaalde waarde stijgt, wor‐
den waarschuwingen zoals de hier‐boven beschreven bereikwaarschu‐
wingen weergegeven in het Driver In‐ formation Center.
Er worden verzoeken om het uitlaat‐
systeem te laten nakijken en ten
slotte de aankondiging om opnieuw
starten van de motor te voorkomen
weergegeven. Deze beperkingen zijn
wettelijk vereist.
Neem contact op met uw werkplaats
voor assistentie.
AdBlue bijvullenVoorzichtig
Gebruik alleen AdBlue die aan de
Europese normen DIN 70 070 en
ISO 22241-1 voldoet.
Gebruik geen additieven.
Verdun AdBlue niet.
Anders kan het systeem voor se‐
lectieve katalysatorreductie be‐
schadigd raken.
146Rijden en bediening
Let op
Tank AdBlue alleen bij vanuit de
daarvoor bedoelde jerrycans om te
voorkomen dat er teveel AdBlue
wordt bijgetankt. Bovendien stro‐
men de dampen vanuit de tank dan
in de jerrycan en komen deze niet
vrij.
Controleer vóór het bijtanken van
AdBlue de houdbaarheidsdatum er‐
van, omdat het maar beperkt mee‐
gaat.
Let op
Er moet spoedig ten minste 5 liter AdBlue worden bijgetankt. Anders
detecteert het systeem de bijge‐ tankte AdBlue wellicht niet.
Bij het bijtanken van AdBlue bij tem‐ peraturen van minder dan -11 °C
wordt dit wellicht niet door het sys‐
teem gedetecteerd. Parkeer de auto
in dat geval op een locatie met een
hogere buitentemperatuur totdat de
AdBlue weer vloeibaar wordt.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐ dampen vrijkomen. Adem dezedampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
De vulpijp voor AdBlue zit achter de
tankklep.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankklep kan alleen bij een ont‐
grendelde auto worden geopend.
1. Sleutel uit contactslot trekken.
2. Sluit alle portieren om ammonia‐ dampen in het interieur te voorko‐
men.
3. Trek bij de uitsparing aan de tank‐
klep en open deze 3 182.
4. Schroef de beschermdop los van
de vulpijphals.
5. Open de AdBlue-jerrycan.
6. Sluit een uiteinde van de slang aan op de jerrycan en schroef het
andere uiteinde op de vulpijp.
7. Til de jerrycan op totdat deze leeg
is.
8. Schroef de slang van de vulpijp.
9. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.
Let op
Voer de AdBlue-jerrycan en -slang
volgens de lokale milieuregels af.
Rijden en bediening147
AdBlue verversenAls er gedurende de laatste 2 jaar
minder dan 5 liter AdBlue is bijgevuld, moet de resterende vloeistof worden
ververst, aangezien AdBlue een be‐
perkte levensduur heeft.Voorzichtig
Bij niet opvolgen ervan kan het se‐ lectieve katalysatorreductiesys‐
teem beschadigd raken.
Automatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Met de hand schakelen is mogelijk in
de handmatige modus door op de
keuzehendel te tikken 3 149.
VersnellingsbakdisplayDe modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het versnellingsbak‐ display.
In de automatische modus wordt het
rijprogramma aangeduid door D op
het Driver Information Center (DIC).
In de handgeschakelde modus wor‐
den M en het nummer van de gese‐
lecteerde versnelling aangeduid.
R geeft de achteruitversnelling aan.
N duidt de neutrale stand aan.
P duidt de parkeerstand aan.
238Service en onderhoud
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 241.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitswaarden
De SAE-viscositeitswaarde geeft in‐
formatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt geklasseerd
door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30.
Het eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Selecteer de juiste viscositeitswaarde
op basis van de minimale omgevings‐ temperatuur 3 241.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hogere omgevings‐
temperaturen.Koelvloeistof en antivries
Gebruik uitsluitend Long Life koel‐
vloeistof/antivries (LLC) op basis van
organisch zuur, die voor de auto is
goedgekeurd. De hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Het systeem is af fabriek afgevuld
met koelvloeistof voor optimale cor‐
rosiebescherming en vorstbescher‐
ming tot een temperatuur van ca.
-28 °C. In noordelijke landen met ex‐
treem lage temperaturen biedt de af
fabriek bijgevulde koelvloeistof vor‐
stbescherming tot ca. -37 °C. Deze
concentratie dient het gehele jaar in
stand te worden gehouden. Extra
koelvloeistofadditieven die bedoeld
zijn om extra corrosiebestendigheid
te bieden of om kleine lekken te dich‐ ten kunnen functiestoringen veroor‐zaken. Aansprakelijkheid voor even‐
tuele gevolgen van het gebruik van
extra koelvloeistofadditieven wordt
niet aanvaard.Rem- en koppelingsvloeistof
Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐
stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.
AdBlue Gebruik AdBlue alleen voor het terug‐
brengen van het aandeel stikstof‐
oxide in de uitstoot van uitlaatgassen 3 144.
Technische gegevens249InhoudenMotorolieMotorB14NEL,
B14NETA16XHT,
A16SHTB16SHT,
B16SHLB20DTHA20DTH,
A20DTRinclusief filter [l]4,05,55,55,254,5tussen MIN en MAX [l]1,01,01,01,01,0
Brandstoftank
Benzine/diesel, tankinhoud [I]46 (ecoFlex-versie)
56
AdBlue-tank
AdBlue, tankinhoud [I]7,5