Page 17 of 106

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-2
3
DAU10473
Contactslot/stuurslotVia het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssy-
stemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU36871
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKINGDe koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat
de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs
als de motor afslaat.
DAU10662
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10062
Draai nooit
de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rij dt. Hier-
d oor wor den de elektrische systemen
uit geschakel d, wat mo gelijk kan lei den
tot verlies van d e controle of een on ge-
val.
DAU10685
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen. Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai deze dan naar “LOCK”. Houd
de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
P
ON
OFF
LOCK
1. Drukken.
2. Draaien.12
U1RCDLD0.book Page 2 Monday, May 12, 2014 11:27 AM
Page 18 of 106

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU59680
(Parkeren)
De alarmverlichting en richtingaanwijzers
kunnen worden ingeschakeld, maar alle an-
dere elektrische systemen zijn uit. De sleu-
tel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA20760
Als u de alarmverlichtin g of de richtin g-
aanwijzers lan gdurig g eb ruikt, kan dit de
accu ontla den.
DAU49396
Controlelampjes en waarschu-
win gslampjes
DAU11021
Controlelampje
richtin gaanwijzers “ ”
Dit controlelampje knip pert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechters tand is gedrukt.
DAU11061
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11255
Waarschuwin gslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.OPMERKING Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of
bij plotseling afremmen of optrekken,
er is dan echter geen sprake van een
storing.
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Vrijstandcontrolelampje “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
4. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
5. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
7. ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor mo- dellen met ABS)
8. Controlelampje startblokkering “ ”
1
2
3
4
5
6
78
ABS
U1RCDLD0.book Page 3 Monday, May 12, 2014 11:27 AM
Page 19 of 106

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
3
Dit model is ook uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit
van het waarschuwingslampje olieni-
veau. Als het waarschuwingscircuit
voor het olieniveau een probleem aan-
geeft, wordt de volgende cyclus her-
haald totdat de storing is opgeheven:
Het waarschuwingslampje olieniveau
knippert tien keer en dooft dan gedu-
rende 2.5 seconden. Als dit zich voor-
doet, vraag dan een Yamaha dealer
de machine te controleren.
DAU11447
Waarschuwin gslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de
tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet d raaien terwijl deze
oververhit is.OPMERKING Bij machines met een of meer radia-
torkoelvinnen schakelt de radiator-
koelvin automatisch in of uit op basis
van de koelvloeistoftemperatuur in de
radiator.
Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-43 nadere instructies ver-
meld.
DAU46443
Waarschuwin gslampje
motorstorin g“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een probleem wordt aangege-
ven in het elektrisch circuit dat de motor
controleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te contro-
leren. (Zie pagina 3-12 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan. Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
OPMERKINGDit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter
niet op een storing.
DAU58530
ABS-waarschuwin
gslampje “ ” (voor
mo dellen met ABS)
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje: niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
ABS
U1RCDLD0.book Page 4 Monday, May 12, 2014 11:27 AM
Page 20 of 106

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
(Zie pagina 3-16 voor uitleg over de wer-
king van het ABS-systeem.)
WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uit gaat zo dra met een snelhei d van 10
km/h (6 mi/h) of ho ger wor dt g ere den, of
als het waarschuwin gslampje tij dens
het rij den gaat bran den of knipperen,
keert het remsysteem teru g naar con-
ventioneel remmen. Als een van de bo-
venstaan de gevallen zich voor doet, of
als het waarschuwin gslampje helemaal
niet gaat bran den, rij dan extra voorzich-
ti g om te voorkomen dat de remmen in
noo dsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mo gelijk door een Yamaha d ealer
controleren.
DAU54681
Controlelampje start blokkerin g“”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden ge controleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-12 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)
DAU58054
Multifunctionele meter1. “SELECT”-toets
2. “RESET”-toets
2
1
U1RCDLD0.book Page 5 Monday, May 12, 2014 11:27 AM
Page 21 of 106

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
WAARSCHUWING
DWA12423
Zorg d at de machine stilstaat voor dat u
wijzi gin gen in d e instellin gen van de
multifunctionele meter gaat aan bren-
g en. Het aan bren gen van wijzi gin gen tij-
d ens het rij den kan u aflei den en
ver groot het risico op een on geval.De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
een snelheidsmeter
een toerenteller
een klok
een brandstofniveaumeter
een eco-controlelampje
een aanduiding voor de ingeschakel-
de versnelling
een rijmodusweergave
een multifunctioneel display
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKINGVergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT”- en
“RESET”-toets gebruikt.
Alleen Verenigd Koni nkrijk: Om te wis-
selen tussen de kilometer- en mijlen-
weergave van de snelheidsmeter en
het multifunctionele display drukt u de
“SELECT”-toets minstens 1 seconde
in.
Snelhei dsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.
Toerenteller
1. Aanduiding ingeschakelde versnelling
2. Toerenteller
3. Rijmodusweergave
4. Brandstofniveaumeter
5. Eco-controlelampje “ECO”
6. Multifunctioneel display
7. Klok
8. Snelheidsmeter
1
2
3
4
5
6
7
8
1. Snelheidsmeter
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
1
2
1
U1RCDLD0.book Page 6 Monday, May 12, 2014 11:27 AM
Page 22 of 106

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-7
3
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de toerenteller uit tot het hoogste toe-
rental en keert daarna weer terug naar nul
tpm om het elektrische circuit te testen.LET OP
DCA10032
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de ro de zone wijst.
Ro de zone: 11250 tpm en ho gerKlok
De klok wordt weergegeven als de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid. Daarnaast kan
de klok gedurende 10 seconden worden weergegeven door op de toets “SELECT”
te drukken als het contactslot in de stand
“OFF”, “LOCK” of “ ” staat.
Om de klok op tijd te zetten
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “SELECT”-toets en de “RE-
SET”-toets tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
3. Als de uuraanduiding begint te knip- peren, drukt u op de “RESET”-toets
om de uren in te stellen.
4. Druk op de “SELECT”-toets en de mi- nutenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
6. Druk op de “SELECT”-toets en laat deze dan los om de klok te starten. Bran
dstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (leeg) naar-
mate het brandstofniveau verder daalt. Als
het laatste segment en het waarschu-
wingslampje brandstofniveau “ ” gaan
knipperen, moet u zo snel mogelijk tanken.
OPMERKINGDeze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als een storing
wordt gedetecteerd in het elektrische cir-
cuit, wordt de volgende cyclus herhaald
totdat de storing is verholpen: de segmen-
ten van de brandstofmeter en het waar-
schuwingslampje brandstofniveau “ ”
1. Klok
1
1. Brandstofniveaumeter
2. Waarschuwingsindicator brandstofniveau “ ”
1
2
U1RCDLD0.book Page 7 Monday, May 12, 2014 11:27 AM
Page 23 of 106

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-8
3
knipperen acht keer en gaan vervolgens
gedurende ongeveer 3 seconden uit. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het elek-
trisch circuit te testen.Eco-controlelampje
Dit controlelampje gaat aan wanneer de
machine wordt gebruikt op een milieuvrien-
delijke, energiezuinige manier. Het contro-
lelampje gaat uit als u de machine stopt.OPMERKINGHierna volgen enkele tips om het brand-
stofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Rijd met een constante snelheid.
Selecteer de versnelling die geschikt
is voor de snelheid van de machine.
Aan dui din g in geschakel de versnellin g
Deze aanduiding geeft aan welke versnel-
ling is ingeschakeld. De vrijstand wordt
aangegeven door “ ” en door het vrij-
standcontrolelampje. Rijmo
dusweer gave
Deze weergave geeft aan welke rijmodus is
geselecteerd: “STD”, “A” of “B”. Zie voor
meer informatie over de modi en hoe u
deze kunt selecteren pagina 3-13 en 3-14.
Multifunctioneel display
1. Eco-controlelampje “ECO”
1
1. Aanduiding ingeschakelde versnelling
2. Vrijstandcontrolelampje “ ”
1
2
1. Rijmodusweergave
1. Multifunctioneel display
11
U1RCDLD0.book Page 8 Monday, May 12, 2014 11:27 AM
Page 24 of 106

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-9
3
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen: een kilometerteller
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het linkersegment van de brandstofni-
veaumeter begon te knipperen)
een weergave huidig brandstofver-
bruik
een weergave gemiddeld brandstof-
verbruik
een weergave koelvloeistoftempera-
tuur
een weergave luchtaanzuigtempera-
tuur
een helderheidsregeling
Druk op de toets “SELECT” om te schake-
len tussen de weergaven voor huidig
brandstofverbruik “km/L” of “L/100 km”,
gemiddeld brandstofverbruik “AVE_ _._
km/L” of “AVE_ _._ L/100 km”, koelvloei-
stoftemperatuur “°C”, luchtaanzuigtempe-
ratuur “Air_ _ °C”, kilometerteller “ODO” en
ritteller “TRIP 1” en “TRIP 2” in de volgende
volgorde: km/L of L/100 km
→ AVE_ _._ km/L of AVE_
_._ L/100 km → °C → Air_ _ °C → ODO →
TRIP 1 → TRIP 2
Alleen Verenigd Koninkrijk:
Druk op de toets “SELECT” om te schake-
len tussen de weergaven voor huidig
brandstofverbruik “km/L”, “L/100 km” of
“MPG”, gemiddeld brandstofverbruik
“AVE_ _._ km/L”, “AVE_ _._ L/100 km” of
“AVE_ _._ MPG”, koelvloeistoftemperatuur
“°C”, luchtaanzuigtemperatuur “Air_ _ °C”,
kilometerteller “ODO” en ritteller “TRIP 1”
en “TRIP 2” in de volgende volgorde:
km/L, L/100 km of MPG → AVE_ _._ km/L,
AVE_ _._ L/100 km of AVE_ _._ MPG → °C
→ Air_ _ °C → ODO → TRIP 1 → TRIP 2
OPMERKINGDruk op de toets “RESET” om in omge-
keerde volgorde te schakelen tussen de
weergaven.Als het waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ” en het linkersegment
van de brandstofniveaumeter gaan knippe-
ren, schakelt de weergave automatisch
naar de ritteller brandstofvoorraad “F-
TRIP” en wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat geval wordt
door het indrukken van de toets “SELECT”
gewisseld tussen de diverse weergaven
van ritteller, kilometerteller, huidige verbruik
en gemiddelde verbruik, in de onderstaan-
de volgorde:
F-TRIP
→ km/L of L/100 km → AVE_ _._
km/L of AVE_ _._ L/100 km → °C → Air_ _
°C → ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → F-TRIP
Alleen Verenigd Koninkrijk:
F-TRIP → km/L, L/100 km of MPG → AVE_
_._ km/L, AVE_ _._ L/100 km of AVE_ _._
MPG → °C → Air_ _ °C → ODO → TRIP 1
→ TRIP 2 → F-TRIP
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets “SELECT”
te drukken en dan de toets “RESET” min-
stens 1 seconde lang ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na
het tanken 5 km (3 mi) is gereden en wordt
de vorige ritteller weergegeven.
U1RCDLD0.book Page 9 Monday, May 12, 2014 11:27 AM