Page 41 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAUM3251
De bougie controlerenDe bougie is een belangrijk motoronder-
deel dat gemakkelijk te controleren is. Door
hitte en aanslag slijten bougies op de lange
duur. Daarom moeten bougies worden ver-
wijderd en gecontroleerd volgens het peri-
odieke onderhouds- en smeerschema.
Bovendien kan aan het uiterlijk van de bou-
gie de conditie van de motor worden afge-
lezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder paneel A. (Zie pagina 6-7.)
2. Verwijder de accu. LET OP: Draai
voordat u de accu verwijdert de
sleutel naar “ ” en haal dan eerst
de negatieve kabel en daarna de
positieve kabel los.
[DCA17711]
3. Verwijder de afscheiding tussen de
accu en de bougie door de schroeven
los te halen.4. Verwijder de bougiedop.
5. Verwijder de bougie zoals getoond
met een bougiesleutel die verkrijgbaar
is bij een Yamaha dealer.Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).
OPMERKINGWanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.
1. Accu
2. Schroef
3. Afscheiding
4. Bougiedop
1. BougiedopZAUM1080
3 142
1. Bougiesleutel
U1GBD0D0.book Page 8 Monday, July 15, 2013 2:21 PM
Page 42 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4…1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter
zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.4. Installeer de bougiedop.
5. Plaats de afscheiding in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de
schroeven aan.
6. Installeer de accu. LET OP: Draai
voordat u de accu plaatst de sleutel
naar “ ” en sluit vervolgens eerst
de positieve kabel en daarna de ne-
gatieve kabel aan.
[DCA17721]
7. Controleer na installatie of de accuka-
bels correct zijn aangesloten op de
accupolen en kijk of de ontluchtings-
slang de juiste ligging heeft, in goede
conditie verkeert en niet verstopt of af-
gekneld is. LET OP: Als het ontluch-
tingsslangetje zo wordt geplaatst
dat het frame wordt blootgesteldaan elektrolyt of gas uit de accu,
kan externe en structurele schade
aan het frame ontstaan.
[DCA10602]
8. Monteer het paneel. Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
1
ZAUM0037
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.04 ft·lbf)
U1GBD0D0.book Page 9 Monday, July 15, 2013 2:21 PM
Page 43 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
DAUM3170
Motorolie en olie-aanzuigzeefVóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de olie-aanzuigzeef
worden gereinigd volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te controle-
ren.
OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Motorolie verversen en olie-aanzuigzeef
reinigen
1. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te vangen.3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
pluggen A en B om de olie uit het car-
ter te laten stromen. LET OP: Bij het
verwijderen van de olieaftapplug B
vallen de O-ring, compressieveer
en oliezeef naar buiten. Zorg ervoor
dat u deze onderdelen niet kwijt-
raakt.
[DCAT1022]
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. MinimumniveauZAUM1071
1. Olieaftapplug A
U1GBD0D0.book Page 10 Monday, July 15, 2013 2:21 PM
Page 44 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
4. Reinig de olie-aanzuigzeef in oplos-
middel, controleer hem op schade en
vervang indien nodig.
5. Controleer de o-ring op beschadiging
en vervang hem indien nodig.
6. Bevestig de olie-aanzuigzeef, com-
pressieveer, o-ring en aftapplug B.OPMERKINGZorg dat de O-ring correct aanligt.7. Bevestig de aftapplug A, en draai bei-
de aftappluggen daarna vast met hun
juiste aanhaalmoment.8. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
LET OP
DCA11671
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd. Ge-
bruik ook geen olie met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
Terugstellen van de indicator olieverver-
singOPMERKINGDe indicator olieverversing kan alleen wor-
den teruggesteld wanneer “OIL CHANGE”
wordt weergegeven op het multifunctionele
display.1. Houd de toets meer dan acht secon-
den ingedrukt terwijl de sleutel
naar “ ” wordt gedraaid.
1. Olieaftapplug B
2. Aanzuigzeef
3. Drukveer
4. O-ring
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug A:
23 Nm (2.3 m·kgf, 17 ft·lbf)
Olieaftapplug B:
32 Nm (3.2 m·kgf, 23 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
0.78 L (0.82 US qt, 0.69 Imp.qt)
1. Olievulopening
U1GBD0D0.book Page 11 Monday, July 15, 2013 2:21 PM
Page 45 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
2. Laat de toets los. De indicator oliever-
versing zal nu uitgaan.
DAUT1562
EindoverbrengingsolieHet eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage. In
geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en re-
pareren. Bovendien dient de eindoverbren-
gingsolie als volgt te worden ververst op de
tijdstippen vermeld in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm deze op door
een paar minuten te gaan rijden en zet
dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de ge-
bruikte olie op te vangen.4. Verwijder de olievulplug en de aftap-
plug om de olie uit het eindoverbren-
gingshuis af te tappen.
5. Breng de aftapplug voor de eindover-
brengingsolie aan en zet deze vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
6. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
aanbevolen versnellingsbakolie erin,
bevestig daarna de olievulplug en zet
hem vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment. WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat geen vreemde ma-
terialen in het eindoverbrengings-
huis terechtkomen. Zorg ervoor dat
geen olie op de band of het wiel te-
rechtkomt.
[DWA11312]
1. Vulplug versnellingsbakolie
2. Aftapplug versnellingsbakolieZAUM1073
2
1
Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olievulplug versnellingsbak:
23 Nm (2.3 m·kgf, 17 ft·lbf)
Aanbevolen eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.10 L (0.11 US qt, 0.09 Imp.qt)
U1GBD0D0.book Page 12 Monday, July 15, 2013 2:21 PM
Page 46 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
7. Controleer het eindoverbrengingshuis
op olielekkage. Zoek in geval van lek-
kage naar de oorzaak.
DAU20071
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM3180
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.2. Controleer het koelvloeistofniveau via
het kijkglas.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimum-
niveau bevindt, verwijder dan paneel
A. (Zie pagina 6-7.)
4. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, en vul koelvloeistof bij tot aan
de merkstreep voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15162]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout wa-
ter, dit is schadelijk voor de motor.
Als er in plaats van koelvloeistof
water is gebruikt, vervang dit dan
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveauZAUM1074
1
2
FULLFULLLOWLOW
U1GBD0D0.book Page 13 Monday, July 15, 2013 2:21 PM
Page 47 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
zo snel mogelijk door koelvloeistof,
anders is het systeem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het anti-
vriesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10473]
5. Sluit de reservoirdop en breng vervol-
gens het paneel aan.
DAU33032
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]DAUT1492
Vervangen van het luchtfilterele-
ment en reinigen van de aftap-
slangHet luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Verder moet de aftapslang van het luchtfil-
ter regelmatig worden gecontroleerd en ge-
reinigd.
Om het luchtfilterelement te vervangen
1. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
2. Trek het luchtfilterelement uit.
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir:
0.26 L (0.27 US qt, 0.23 Imp.qt)ZAUM1075
1
1. Luchtfilterdeksel
2. Luchtfilterelement
3. Aftapslang luchtfilter1
23
ZAUM00**
U1GBD0D0.book Page 14 Monday, July 15, 2013 2:21 PM
Page 48 of 76

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
3. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis zoals ge-
toond. LET OP: Zorg ervoor dat het
filterelement goed aanligt in het
luchtfilterhuis. Laat de motor nooit
draaien met het luchtfilterelement
uitgenomen, hierdoor kunnen de
zuiger(s) en/of cilinder(s) overmatig
versleten raken.
[DCA10482]
4. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de zijkant van het luchtfilterhuis water
of vuil heeft verzameld.
2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
DAU21385
De vrije slag van de gasgreep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21402
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Vrije slag van gasgreep1ZAUM0051
U1GBD0D0.book Page 15 Monday, July 15, 2013 2:21 PM