Page 57 of 252
55
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMIE EN COMFORT
3
Expert-VU_nl_Chap03_Ergonomie et confort_ed01-2014
Selecteren van de functie
- Draai de knop in de stand LIMIT . De
begrenzer is dan geselecteerd, maar
nog niet actief. Het display geeft de
laatst ingestelde snelheid weer.
Instellen van een snelheid
Er kan, bij draaiende motor, een snelheid
worden ingesteld zonder de begrenzer in te
schakelen.
Verhogen van de ingestelde snelheid:
- druk op de toets Set + .
Druk de toets kort in om de snelheid met
1 km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid in
stappen van 5 km/h te verhogen.
Verlagen van de ingestelde snelheid:
- druk op de toets Set - .
Druk de toets kort in om de snelheid met
1 km/h te verlagen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid in
stappen van 5 km/h te verlagen.
Inschakelen/uitschakelen (Off)
Druk één keer op deze toets om de
begrenzer in te schakelen. Druk nogmaals
op de toets om de begrenzer uit te
schakelen (OFF).
Page 58 of 252

56
Stuurkolomschakelaars
Expert-VU_nl_Chap03_Ergonomie et confort_ed01-2014
Knipperen van de snelheidsweergave
De snelheid knippert:
- als het gaspedaal tot voorbij het zware punt wordt ingetrapt,
- als de begrenzer door het profiel van de weg of bij een steile afdaling niet kan
voorkomen dat de ingestelde snelheid
wordt overschreden,
- tijdens snel accelereren.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt
ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd.
Als het gaspedaal echter met kracht
wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt ,
wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld
en knippert de ingestelde snelheid op het
display. Gebruiksvoorschrift
Storing
De ingestelde snelheid wordt gewist en in
plaats daarvan verschijnen drie streepjes op
het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Laat om de begrenzer weer in te schakelen
de snelheid zakken tot een snelheid lager
dan de ingestelde snelheid.
Uitschakelen van de functie
- Draai de knop in de stand 0 of zet
het contact af om het systeem uit te
schakelen.
De laatst ingestelde snelheid blijft in het
geheugen opgeslagen.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht
op het verkeer blijven vestigen en zijn
verantwoordelijkheid nemen.
Let op uw snelheid als deze door het profiel
van de weg of door snel accelereren kan
worden overschreden, zodat u optimaal de
controle over uw auto kunt bewaren.
Om te voorkomen dat de werking van de
pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en op de vloer is bevestigd,
- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Page 59 of 252

57
Ventilatie
ERGONOMIE EN COMFORT
3
Expert-VU_nl_Chap03_Ergonomie et confort_ed01-2014
HANDMATIGE BEDIENING
Het bedieningspaneel van de handmatige
airconditioning (volgens uitvoering) bevindt
zich op de middenconsole.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar: de zijventilatieroosters en
middelste ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters, de
middelste ventilatieroosters en de
beenruimte,
de beenruimte,
de voorruit en de beenruimte,
Luchtopbrengst
De airconditioning werkt niet als de knop
van de aanjager in de stand 0 staat.
de voorruit.
Airconditioning A/C
De airconditioning (volgens uitvoering)
werkt uitsluitend bij draaiende motor. Druk op de toets om de
airconditioning in te schakelen;
het lampje gaat branden. Druk
nogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen;
het lampje gaat uit.
Temperatuurregeling
Zet de knop in de gewenste stand:
- naar rood (toevoer van warme lucht).
- van blauw
(toevoer van koude lucht),
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een tussenstand te zetten,
aangegeven door "●". De kracht van de luchttoevoer via
de ventilatieroosters varieert van
1 tot 4. In de stand 0 is er geen
luchttoevoer.
Zet de knop in de gewenste stand
voor een optimaal comfort.
VENTILATIE
Page 60 of 252

58
Ventilatie
Expert-VU_nl_Chap03_Ergonomie et confort_ed01-2014
Toevoer van buitenlucht
Tips voor het instellen
Voor een optimale werking van het handbediende systeem is het raadzaam de\
volgende instellingen te gebruiken:
Het lampje van de toets is uit.
Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.
Luchtrecirculatie in het interieur
Het lampje van de toets brandt.
Deze stand dient bovendien om
de toevoer van buitenlucht bij
stank en stofoverlast af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl de
airconditioning en de aanjager
(stand 1 t/m 4) zijn ingeschakeld, wordt
de capaciteit van de verwarming (knop
temperatuurregeling naar rood) of de
airconditioning (knop temperatuurregeling
naar blauw) sneller vergroot.
Gebruik de luchtrecirculatie niet langer dan
nodig is. Schakel zodra de omstandigheden
dit toelaten de toevoer van buitenlucht weer
in om de lucht in het interieur te verversen
en het beslaan van de ruiten te voorkomen.
Gebruik deze stand zo veel mogelijk.
Gewenste werking Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie Airconditioning
A/C
Warm
Koud
Ontdooien
Ontwasemen
Page 61 of 252
59
Ventilatie
ERGONOMIE EN COMFORT
3
Expert-VU_nl_Chap03_Ergonomie et confort_ed01-2014
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING
Gebruiksvoorschrift
Om het interieur maximaal te koelen of te
verwarmen kan de temperatuur lager dan
15 worden ingesteld door de knop naar
links te draaien tot LO wordt weergegeven
of hoger dan 27 worden ingesteld door de
knop naar rechts te draaien tot HI wordt
weergegeven.
Het bedieningspaneel (volgens uitvoering)
bevindt zich op de middenconsole.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam de waarde links en rechts zo in te stellen dat het verschil niet meer dan 3 bedraagt.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor het gewenste comfort de
ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem
compenseert automatisch en zo snel
mogelijk het temperatuurverschil.
Page 62 of 252

60
Ventilatie
Expert-VU_nl_Chap03_Ergonomie et confort_ed01-2014
Ingestelde waarde bestuurders- of
passagierszijde
De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
Automatische werking Zorg ervoor dat de zonnesensor, die
zich achter de binnenspiegel op de
voorruit bevindt, niet wordt afgedekt. Deze
sensor regelt de airconditioning.
Automatisch programma "comfort"
Dit is de normale gebruiksstand van de
airconditioning.
Druk op deze toets. Het symbool
AUTO verschijnt.
Afhankelijk van de gekozen
instellingen regelt het systeem
de luchtverdeling, de luchtopbrengst en
de luchttoevoer om het comfort en de
luchtcirculatie in het interieur optimaal te
houden. U hoeft het systeem niet meer zelf
bij te regelen.
Om bij koude motor de toevoer van koude
lucht te beperken, wordt de luchtopbrengst
geleidelijk op het optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen
tussen twee startmomenten opgeslagen,
mits de temperatuur in het interieur
nauwelijks is veranderd. Is dit wel het geval,
dan treedt het automatische programma
weer in werking.
Draai deze knop naar links of
naar rechts om de waarde te
verlagen of te verhogen. Voor een
optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van
uw wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Page 63 of 252

61
Ventilatie
ERGONOMIE EN COMFORT
3
Expert-VU_nl_Chap03_Ergonomie et confort_ed01-2014
Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of verkleind worden door respectievelijk de toets "kleine propeller" of "grote propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst op het display, de propeller, wordt afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk voller.
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige functies
worden automatisch geregeld. Bij het
indrukken van de toets AUTO zal het systeem
weer volledig automatisch functioneren.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. Het symbool van de luchtrecirculatie wordt weergegeven.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is (om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie niet meer
nodig is nogmaals in om de toevoer van buitenlucht
te hervatten.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde malen
in om de luchtstroom te verdelen
naar:
- de voorruit,
- de voorruit en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "kleine propeller"
van de luchtopbrengstregeling tot
het symbool van de propeller is
verdwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld, behalve de luchtrecirculatie en de
achterruitverwarming (volgens uitvoering). De
ingestelde waarde wordt niet meer geregeld en
verdwijnt van het display.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
Druk op de toets "grote
propeller" van de
luchtopbrengstregeling 7 of op de
toets AUTO om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden
in te schakelen.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets: het
symbool A/C wordt weergegeven
en de airconditioning wordt
geactiveerd.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
Page 64 of 252

62
Ventilatie
Expert-VU_nl_Chap03_Ergonomie et confort_ed01-2014
GEBRUIKSVOORSCHRIFT VOOR DE VENTILATIE EN DE AIRCONDITIONING
Interieurfilter, koolstoffilter
Zorg ervoor dat dit filter in goede staat
verkeert en laat de filterelementen
regelmatig vervangen.
Ventilatieroosters
Houd de ventilatieroosters altijd open
Voor een optimale verdeling van de warme
of koude lucht over het interieur hebt u de
beschikking over ventilatieroosters in het
midden en opzij, die gekanteld en naar
links of rechts en naar het bovenlichaam
van de voorste inzittenden gedraaid kunnen
worden. Sluit de ventilatieroosters niet,
maar richt de luchtstroom voor een optimaal
comfort tijdens het rijden naar de zijruiten.
Uitstroomopeningen naar de beenruimte in
de auto completeren het geheel.
Zie in rubriek 6 het gedeelte
“Controles”.
Airconditioning
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten de ruiten onder alle
weersomstandigheden gesloten zijn. Als
de auto echter langdurig in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het interieur
zeer hoog blijft, kunnen de ruiten wel
even geopend worden om de ventilatie te
bevorderen.
Het is raadzaam de stand AUTO
zo veel mogelijk te gebruiken:
het systeem regelt de luchtopbrengst,
de comforttemperatuur in het interieur,
de luchtverdeling, de luchttoevoer of
-recirculatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Laat de airconditioning minimaal één keer
per maand 5 à 10 minuten functioneren om
het systeem in perfecte staat te houden.
Condensvorming in de airconditioning kan
ertoe leiden dat er zich een klein plasje
water onder de auto vormt, dit is een
normaal verschijnsel.
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en laat het systeem in dat
geval door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren.