Page 25 of 252

23
Toegang tot de auto
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
Expert-VU_nl_Chap02_Pret a Partir_ed01-2014
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking, knipperen de richtingaanwijzers
ongeveer 30 seconden en zal het rode
lampje snel knipperen.
- Plaats om het alarm uit te schakelen de sleutel in het contactslot en zet het
contact aan.
Als het alarm tien keer achter elkaar is
afgegaan, wordt het systeem uitgeschakeld.
Voer dan de procedure voor het activeren
opnieuw uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
rode lampje gedurende 10 seconden blijft
branden, duidt dit op een storing in de
verbinding met de sirene.
Laat het systeem door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Vergrendelen van de auto zonder het
alarm in te schakelen
- Vergrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.
Schakel het alarm niet in bij het wassen van
uw auto.
Storing afstandsbediening
Als het alarmsysteem is ingeschakeld en de
afstandsbediening niet meer werkt:
- Ontgrendel de portieren met de sleutel en open het portier. Het alarm zal
afgaan.
- Zet binnen tien seconden het contact aan. Het alarm stopt.
Automatisch inschakelen
Volgens land van bestemming wordt het
alarmsysteem ongeveer 2 minuten nadat
een laatste portier, schuifdeur of achterdeur
is gesloten, automatisch ingeschakeld.
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier, schuifdeur of achterdeur
te voorkomen, moet nogmaals op de
ontgrendelknop op de afstandsbediening
worden gedrukt.
Breng geen wijzigingen aan aan
het alarmsysteem, dit kan leiden tot
storingen.
Page 26 of 252

24
Toegang tot de auto
Expert-VU_nl_Chap02_Pret a Partir_ed01-2014
PORTIEREN Laadruimte - gaat branden als de portieren zijn vergrendeld en het
contact wordt aangezet.
Van binnenuit Van buitenaf
Gebruik de afstandsbediening om de auto te
vergrendelen/ontgrendelen.
Steek de sleutelbaard in het slot van het
bestuurdersportier als de afstandsbediening
niet werkt.
Cabine en laadruimte
Druk één keer op de schakelaar
om de voorportieren en
achterdeuren van de auto te
vergrendelen, mits ze zijn gesloten.
Druk nogmaals op de schakelaar om de auto
centraal te ontgrendelen.
De schakelaar werkt niet als de auto van buitenaf
is vergrendeld met de afstandsbediening of met
de sleutel in het portierslot. Druk één keer op de schakelaar om
de achterdeuren vanuit de cabine
te ontgrendelen/vergrendelen.
Het verklikkerlampje op de schakelaar:
Anti-overvalsysteem
Bij het starten van de auto vergrendelt dit
systeem automatisch de voorportieren.
Zodra sneller wordt gereden dan ongeveer
10 km/h, vergrendelt het systeem ook de
achterdeuren.
Activeren/deactiveren van de functie Houd bij aangezet contact deze
knop lang ingedrukt om de functie
te activeren of deactiveren.
Verklikkerlampje geopende portieren
Controleer als dit lampje brandt
of de portieren van de cabine,
de achterdeuren of schuifdeuren
goed gesloten zijn.
- knippert als de portieren zijn
vergrendeld bij stilstaande
auto en afgezette motor,
Het gedeeltelijk vergrendelen/ontgrendelen
van de portieren is bij aflevering van de auto
geactiveerd. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk wanneer u het gedeeltelijk
vergrendelen/ontgrendelen van de auto
(cabine of laadruimte) wilt laten deactiveren.
De portieren kunnen altijd van binnenuit
worden geopend.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan bij een noodgeval de toegang tot
de auto voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Page 27 of 252

25
Toegang tot de auto
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
Expert-VU_nl_Chap02_Pret a Partir_ed01-2014
SCHUIFDEUR
Houd tijdens het tanken de linker schuifdeur
gesloten om te voorkomen dat de
brandstofvulklep wordt beschadigd.
Van buitenaf
Trek de handgreep naar u toe en vervolgens
naar achteren.
Gebruiksvoorschrift
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voorwerpen die het openen of sluiten van de
schuifdeur in de weg kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden met geopende
schuifdeuren.
Van binnenuit
Duw de handgreep naar achteren om de
schuifdeur te ontgrendelen en te openen. Open
de schuifdeur volledig, zodat hij wordt geblokkeerd
door het systeem aan de onderzijde van de deur.
Uit te voeren handeling bij een
lege accu
Voorportier passagierszijde en zijdeuren
Gebruik het slot om de portieren mechanisch
te vergrendelen in geval van een storing in
de accu of de centrale vergrendeling.
- Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde om het portier te openen en
uit te stappen.
- Steek, om het portier te vergrendelen, de sleutel in de slotplaat in de zijkant
van het portier en draai de sleutel een
achtste omwenteling .
Bestuurdersportier
- Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom om het portier te vergrendelen
en linksom om het portier te ontgrendelen.
Page 28 of 252

26
Toegang tot de auto
Expert-VU_nl_Chap02_Pret a Partir_ed01-2014
ACHTERDEUREN
Als de achterdeuren in een
hoek van 90° zijn geopend,
zijn de achterlichten niet
goed zichtbaar.
Gebruik om achteropkomend
verkeer te waarschuwen
in dat geval een
gevarendriehoek of
een ander wettelijk
voorgeschreven
waarschuwingsmiddel.
ACHTERKLEP (VOLGENS UITVOERING)
Van buitenaf
De twee achterdeuren openen in een hoek
van 90°.
Trek om de achterdeuren te openen de
handgreep naar u toe en trek vervolgens
aan de hendel om de linkerdeur te openen.
Sluit om de achterdeuren te sluiten eerst de
linkerdeur en vervolgens de rechterdeur.
Openen met 180°
De uitklapbare deurvangers maken het
mogelijk de achterdeuren in een hoek van
90° tot 180° te openen.
Trek de deurvanger naar u toe op het
moment dat de deur gedeeltelijk openstaat.
Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Van buitenaf
De achterklep kan worden vergrendeld en
ontgrendeld met de afstandsbediening.
Druk om de achterklep te openen op de
knop en trek de achterklep open.
U kunt gebruik maken van een lus om de
geopende achterklep te sluiten.
Van binnenuit
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing in de
centrale vergrendeling de achterklep van
binnenuit ontgrendeld worden.
Klap de achterstoelen naar voren om bij het
slot te komen.
Steek een kleine schroevendraaier in deze
opening om de achterklep te ontgrendelen.
Page 29 of 252
27
Cockpit
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
Expert-VU_nl_Chap02_Pret a Partir_ed01-2014
INSTRUMENTENPANEEL
1. Kilometer-/mijlenteller.
2. Display.
3. Brandstofniveaumeter, koelvloeistoftemperatuurmeter.
4. Toerenteller.
5. Dimmer dashboardverlichting.
6. Nulstelling dagteller/ onderhoudsindicator.
Display instrumentenpaneel
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Onderhoudsindicator, motorolieniveaumeter, kilometer-/
mijlenteller.
- Water in brandstoffilter.
- Voorgloeien diesel.
- Opschakelindicator.
Verklikkerlampje en schakelaars op
de dakconsole
- Verklikkerlampje uitschakeling passagiersairbag.
- Schakelaars stoelverwarming bestuurder/passagier
(uitvoering met 2 voorstoelen).
COCKPIT
Page 30 of 252

28
Cockpit
Expert-VU_nl_Chap02_Pret a Partir_ed01-2014
TIJD INSTELLEN
- linksom draaien: tijdsaanduiding in 24H of 12H,
- rechtsom draaien: 24H of 12H selecteren,
- linksom draaien: ingestelde tijd bevestigen.
Als er ongeveer 30 seconden geen
handelingen worden uitgevoerd, verschijnt
de huidige weergave.
Middenconsole met display
De tijdweergave is afhankelijk
van de uitvoering. De toegang
tot de Datum is alleen actief als
de datum geheel in letters wordt
weergegeven (volgens uitvoering).
Middenconsole zonder display
Met de knop aan de linkerzijde
van het instrumentenpaneel kan
het klokje worden ingesteld door
de handelingen in onderstaande
volgorde uit te voeren:
- linksom draaien: de minuten knipperen,
- rechtsom draaien: minuten verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in
een sneller tempo in te stellen),
- linksom draaien: de uren knipperen,
- rechtsom draaien: uren verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een
sneller tempo in te stellen), Raadpleeg om de op het display
weergegeven tijd in te stellen in de
rubriek 9 het gedeelte "Datum en tijd
instellen".
Instrumentenpaneel zonder display
Page 31 of 252

29
Cockpit
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
Expert-VU_nl_Chap02_Pret a Partir_ed01-2014
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het starten van de motor gaat een aantal verklikkerlampjes branden e\
n wordt een automatische controle uitgevoerd. Deze lampjes
zullen direct weer uitgaan.
Als bij draaiende motor één van deze verklikkerlampjes blijft bran\
den of gaat knipperen, wordt dit een waarschuwing, eventueel in
combinatie met een geluidssignaal of een melding op het display.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
STOP brandt in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het display. ernstige storingen met
betrekking tot de functies
"Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk
en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische remdrukregelaar"
of "Stuurbekrachtiging".
Stop onmiddellijk. Zet het contact af en neem
contact op met het PEUGEOT - netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Handrem /
remvloeistofniveau /
elektronische
remdrukregelaar
(REF)
brandt. handrem (nog iets) aangetrokken. Zet de handrem los; het verklikkerlampje zal uitgaan.
brandt. remvloeistofniveau te laag. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven remvloeistof bij.
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is, in
combinatie met het
verklikkerlampje
ABS.
een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Stop onmiddellijk. Zet het contact af en neem
contact op met het PEUGEOT -netw erk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Motoroliedruk
en -temperatuur
brandt tijdens
het rijden. een te lage druk of een te hoge
temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de motorolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is. een ernstige storing.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 32 of 252

30
Cockpit
Expert-VU_nl_Chap02_Pret a Partir_ed01-2014
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en wijzer
in het rode
gebied. een abnormale verhoging van
de temperatuur.
Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het niveau.
knippert. een te laag koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Service blijft kort
branden.
lichte storingen of
waarschuwingen.
Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het display.
Zie rubriek 9, het gedeelte " Boordcomputer" en
vervolgens "Logboek waarschuwingsmeldingen.
Raadpleeg, afhankelijk van de ernst van de storing, het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
blijft branden.
ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
1e zitrij niet
vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen. dat de bestuurder en/of
voorpassagier zijn veiligheidsgordel
niet heeft vastgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de gordelsluiting.
in combinatie
met een
geluidssignaal en
blijft vervolgens
branden. tijdens het rijden is de
veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier
niet vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in de rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
De bestuurder moet controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel op de juiste wijze hebben vastgemaakt.
Detectie te lage
bandenspanning
brandt.
een te lage bandenspanning of
een lekke band. Zet de auto stil en zet het contact af. Verwissel het wiel
of repareer de lekke band.
brandt, in
combinatie met het
verklikkerlampje
service.
een defecte sensor.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT of
door een gekwalificeerde werkplaats.