
81
508RXH_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2014
Sluiten
F Druk op deze knop C om de achterklep elektrisch te sluiten.
Probeer de achterklep bij het sluiten niet
tegen te houden; hierdoor stopt de achterklep
met sluiten en gaat deze vervolgens enkele
centimeters omhoog.
Handmatig sluiten: beweeg de achterklep een
klein eindje omhoog en omlaag, zodat deze
ontgrendeld wordt, en sluit vervolgens de
achterklep. Zorg er voor dat tijdens het openen
of sluiten van de achterklep niemand
in de buur t staat om ver wondingen
te voorkomen. Tijdens het elektrisch openen of sluiten van
de achterklep is het op elk gewenst moment
mogelijk de beweging stil te zetten:
F
d
ruk op de knop in het interieur, op de
knop
A van de afstandsbediening of op de
knop B of C van de achterklep.
Openen of sluiten
onderbreken Instellen van de
openingshoogte
Waarschuwing "achterklep open"
Als de achterklep niet goed gesloten is, zal,
als het hybridesysteem is ingeschakeld of de
auto rijdt, een melding op het display van het
instrumentenpaneel worden weergegeven
in combinatie met een geluidssignaal (vanaf
10
km/h).
De maximale openingshoogte van de achterklep
kan worden opgeslagen (laag plafond, ...).
Deze hoogte kan in twee stappen worden
opgeslagen door meerdere keren op de knop C
te drukken:
-
a
ls tijdens het openen, op het moment dat
de achterklep de gewenste stand heeft
bereikt, de knop wordt ingedrukt, blijft de
achterklep in de desbetreffende stand staan,
-
a
ls de knop nogmaals wordt ingedrukt, wordt
de stand van de achterklep opgeslagen. Dit
wordt bevestigd door een geluidssignaal.
O
m deze opgeslagen stand te wissen moet
de knop opnieuw ingedrukt worden gehouden
tot een geluidssignaal hoorbaar is.
2
Toegang tot de auto

85
508RXH_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2014
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
Het vullen van de brandstoftank met behulp van een
jerrycan is wel mogelijk, maar doe dit met beleid.
Houd de tuit van de jerrycan recht en druk deze niet
tegen de klep van de tankbeveiliging, om ervoor
te zorgen dat de brandstof netjes in de vulopening
stroomt.
Tankbeveiliging diesel
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken.
Hiermee wordt schade aan de motor, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, wordt geactiveerd zodra u de brandstoftankdop verwijdert.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Werking
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken van
Diesel per land kunnen verschillen, kan de
aanwezigheid van een tankbeveiliging op de
auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar het
buitenland afreist bij het PEUGEOT-netwerk
te informeren of uw auto geschikt is om in het
desbetreffende land te kunnen tanken.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 7
liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
2
Toegang tot de auto

88
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Opslaan van zitposities in
het geheugen
Dit systeem slaat de elektrische instellingen
van de bestuurdersstoel, de buitenspiegels en
het head-up display op. U kunt twee standen
opslaan met de toetsen aan de zijkant van de
bestuurdersstoel.
Opslaan van een zitpositie
met de toetsen M / 1 / 2
F Zet het contact aan.
F
Z et uw stoel, de buitenspiegels en het
head-up display in de gewenste stand.
F
D
ruk op de toets M en vervolgens binnen
4
seconden op de toets 1 of 2.
E
en geluidssignaal geeft aan dat de
zitpositie is opgeslagen.
Het opslaan van een andere stand annuleert de
vorige, in het geheugen opgeslagen stand.
Oproepen van een opgeslagen zitpositie
Contact aan of draaiende motor
F Druk kort op de toets 1 of 2 om de
desbetreffende zitpositie op te roepen.
Een geluidssignaal geeft aan dat de opgeslagen
zitpositie is ingenomen.
U kunt de beweging onderbreken door op de
toets M , 1
of 2 te drukken of door één van de
schakelaars van de stoelverstelling te bedienen.
U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het
rijden.
Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is
tot 45
s na het afzetten van het contact mogelijk.
In-/uitstapfunctie
Deze functie vergemakkelijkt het in- en
uitstappen.
Zo schuift de stoel automatisch naar achteren
bij het afzetten van het contact of bij het
openen van het bestuurdersportier; de stoel
blijft in deze stand staan tot u weer instapt.
Bij aanzetten van het contact schuift de stoel
weer naar voren in de geprogrammeerde
stand.
Zorg ervoor dat het verplaatsen van de stoel
niet gehinderd wordt door voor werpen of
personen. Deze functie kan worden
in- of uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Comfort

98
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
PEUGEOT Connect USB - USB-box
Deze aansluitmodule bestaat uit een JACK-
aansluiting en een USB-poort.
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten,
zoals een iPod
® of een USB-stick.
Dankzij de aansluitmodule kunt u de
audiobestanden op uw draagbare apparatuur
beluisteren via de luidsprekers van uw
autoradio.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
op het stuur wiel of het bedieningspaneel van
de autoradio en ze weergeven op het display
van het instrumentenpaneel.
Tijdens het gebruik van de USB-poort kan de
draagbare apparatuur automatisch worden
opgeladen.
Tijdens het opladen wordt een melding weergegeven
als het stroomverbruik van het apparaat hoger is dan
de door de auto geleverde stroomsterkte.
Raadpleeg voor meer informatie over
het gebruik van deze uitrusting de
rubriek "Audio en telematica".
Skiluik
Het skiluik kan worden gebruikt voor het
vervoeren van lange voorwerpen.
Openen
F Klap de middenarmsteun omlaag.
F D ruk op de ontgrendelingsknop van het
luik.
F
L
aat het skiluik zakken.
F
S
teek voor werpen vanuit de bagageruimte
door het skiluik.
Sluit het luik wanneer u het niet meer
gebruikt.
Comfort

106
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Automatische werking
1. Automatisch programma "Comfort"
F Druk op deze toets "AUTO" . Het
lampje gaat branden.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar
de luchtroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
2 - 3. Regeling bestuurders-/
passagierszijde
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
F
D
raai de knop 2 of 3 naar links
(blauw) of naar rechts (rood) om
deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21
aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18
en
24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3
bedraagt.
De airconditioning werkt uitsluitend als het hybridesysteem is ingeschakeld (verklikkerlampje Ready aan).
De airconditioning werkt minder doeltreffend in de elektrische rijstand (zie rubriek ECO OFF).
In de stand ZEV wordt voorrang
gegeven aan elektrisch rijden, ten koste
van een optimaal thermisch comfort.
Comfort

109
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Automatische airconditioning quadrizone
Automatische werking
1. Automatisch programma "Confort"
Met de standen Soft /Auto/Fast kunnen de
bestuurder en de voorpassagier het door hen
gewenste comfortniveau instellen:
2. Inschakelen / uitschakelen van de airconditioning achter 3
- 4.
Re
geling aan bestuurders-/
passagierszijde
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
Voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer. Druk op deze toets om de
airconditioning achter uit te
schakelen en het systeem te
blokkeren. Op het LCD-display
wordt een hangslot weergegeven. Als de
airconditioning achter weer wordt ingeschakeld,
wordt de automatische stand geactiveerd en de
laatst ingestelde waarden voor de temperatuur
toegepast. F
D
raai de knop 3 of 4 naar links
(blauw) of naar rechts (rood) om
deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18 en
24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.
De airconditioning werkt uitsluitend als het hybridesysteem is ingeschakeld (verklikkerlampje Ready aan).
De airconditioning werkt minder doeltreffend in de elektrische rijstand (zie rubriek ECO OFF).
3
Comfort

112
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Comfortregeling achterpassagiers
1. Automatisch programma Comfort
F Druk op de toets "AUTO" . Het
verklikkerlampje in de toets gaat
branden.
Wij raden u aan deze stand te gebruiken. In
deze stand worden automatisch op optimale
wijze alle functies - de interieurtemperatuur,
de luchthoeveelheid, de luchtverdeling -
geregeld overeenkomstig het door u ingestelde
comfortniveau.
Dit systeem werkt, als de ruiten gesloten zijn, in
alle seizoenen doeltreffend.
2. Regeling van de luchtverdeling 3. T emperatuurregeling links of
rechts
Druk meerdere keren op de desbetreffende
toets om de luchtverdeling als volgt te wijzigen: De linker en rechter passagier kunnen afzonderlijk
de door hun gewenste temperatuur instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een comfortniveau en niet op een
temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
F
D
raai de draaiknop linksom om
de temperatuur te verlagen en
rechtsom om de temperatuur te
verhogen.
-
B
eenruimte en centraal
ventilatierooster.
-
C
entraal ventilatierooster.
-
A
utomatische regeling
luchtverdeling.
De bediening van de airconditioning achter
werkt uitsluitend als vanaf de zitplaatsen vóór:
-
d
e toets REAR
is geactiveerd,
-
h
et automatische programma Zicht niet is
ingeschakeld.
Een ingestelde waarde van ongeveer 21
biedt
een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen; een waarde tussen
18
en 24 is gebruikelijk.
Bovendien raden wij u af om een instelling te
kiezen waarbij het verschil tussen de waarden
links en rechts groter is dan 3.
Zorg ervoor dat de ventilatieroosters en
de luchtafvoerkanalen in de vloer niet zijn
afgedekt.
Comfort

116
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
F Selecteer:
- " onmiddellijk" om de ver warming of
ventilatie te starten (als de keuze via
"OK" is bevestigd),
-
h
et eerste klokje om uw vertrektijd te
programmeren/op te slaan,
-
h
et tweede klokje om een tweede
vertrektijd te programmeren/op te slaan.
De werking van de stand " Ventilatie"
bij het onmiddellijk of geprogrammeerd
inschakelen van deze stand is afhankelijk
van de temperatuur in het interieur van de
auto en de buitentemperatuur.
Afhankelijk van de ingestelde vertrektijd
berekent het systeem automatisch het optimale
inschakeltijdstip.
Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld
afhankelijk van het seizoen, een keuze
maken uit twee starttijden.
Via een melding op het display van het
instrumentenpaneel wordt uw keuze
bevestigd.
Tussen twee keer starten van de auto kan er
slechts één stand voor het geprogrammeerd
of onmiddellijk voorverwarmen/ventileren
worden ingeschakeld.
Het onmiddellijk of geprogrammeerd
inschakelen van de ver warming en de
ventilatie werkt niet als:
-
h
et brandstofniveau te laag is,
-
d
e accuspanning te laag is.
Voordat de ver warming of de ventilatie
wordt geprogrammeerd, moeten eerst
de interieur- en wegsleepbeveiliging van
het inbraakalarm worden uitgeschakeld
(zie de rubriek "Alarm"). Zorg ervoor dat de programmeerbare
verwarming altijd is uitgeschakeld
tijdens het bijvullen van brandstof,
om brand- en explosiegevaar te
voorkomen.
Gebruik om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen de programmeerbare
ver warming nooit, zelfs niet voor korte
tijd, in een afgesloten ruimte zoals
een garage of werkplaats zonder
afzuiginstallatie.
Parkeer om brandgevaar te voorkomen
de auto niet op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren,
papier...).
Comfort