Page 113 of 239

Digitale fotolijst113
Druk op de CONFIG-toets, selecteer
Displayinstellingen en vervolgens
Fotolijst . Het onderstaande menu
wordt weergegeven.
Selecteer Foto's toevoegen /
verwijderen om het onderstaande
menu te openen.
Het menu toont een lijst met de be‐
standsnamen van alle foto's (zie bo‐
venstaande beperkingen bij "Belang‐
rijke informatie") die in de hoofddirec‐
tory van het verbonden USB-station
zijn opgeslagen.
Als foto's reeds in het geheugen van
het Infotainmentsysteem zijn opge‐
slagen, worden de "oude" foto's eerst op het menu vermeld en aangegeven
met MEM ; zie onderstaande afbeel‐
ding.
Als u "oude" foto's wilt verwijderen, moet u de selectie ervan ongedaan
maken voordat u nieuwe foto's down‐ loadt.Selecteer max. 10 foto's die u wilt
downloaden naar (toevoegen aan)
het geheugen van het Infotainment‐
systeem of in dat geheugen opgesla‐ gen wilt laten.
Selecteer Bevestigen om het down‐
loaden en/of verwijderen te starten.
Er verschijnt een bericht dat laat zien hoeveel foto's zullen worden gedown‐
load en/of verwijderd.
Selecteer Doorgaan als u het down‐
loaden en/of verwijderen wilt starten.
Page 114 of 239
114Digitale fotolijst
Foto's weergevenFoto's die in het geheugen van het In‐
fotainmentsysteem zijn opgeslagen,
kunnen één voor één op het display
worden getoond.
Druk op de CONFIG-toets, selecteer
Displayinstellingen , Fotolijst en ver‐
volgens Fotokeuze . Het onder‐
staande menu wordt weergegeven.
Selecteer de foto die u op het display wilt weergeven.
Druk een aantal keren op de INFO-
toets totdat de momenteel geselec‐
teerde foto op het display wordt ge‐
toond.
Om een standaard Infotainmentsys‐
teem-menu nogmaals weer te geven
drukt u een toets op het Infotainment‐
systeem.
Zo lang een foto geselecteerd blijft in het Fotokeuze -menu, kan deze op elk
gewenst moment worden weergege‐
ven met behulp van de INFO-toets.
Page 115 of 239

Navigatie115NavigatieAlgemene aanwijzingen.............115
Gebruik ...................................... 116
Invoer van de bestemming ........126
Begeleiding ................................ 141
Dynamische routebegeleiding ...149
Kaarten ...................................... 150
Symbolenoverzicht ....................152Algemene aanwijzingen
Het navigatiesysteem leidt u op be‐
trouwbare wijze naar uw bestemming zonder dat u kaarten nodig hebt, zelfs
al bent u nog nooit op deze plaats ge‐ weest.
Bij de routeberekening wordt reke‐
ning gehouden met de huidige ver‐
keerssituatie als de dynamische rou‐
tebegeleiding wordt gebruikt. Daartoe ontvangt het Infotainmentsysteem via
RDS-TMC de verkeersberichten in
het desbetreffende ontvangstgebied.
Het navigatiesysteem kan echter
geen rekening houden met de actuele
verkeerssituatie, recentelijk veran‐
derde verkeersregels en plotseling
optredende gevaren of knelpunten
(bijv. wegwerkzaamheden).Voorzichtig
Het gebruik van het navigatiesys‐
teem vrijwaart de bestuurder niet
van zijn verantwoordelijkheid cor‐
rect en oplettend aan het verkeer
deel te nemen. De relevante ver‐
keersregels moeten zonder uit‐
zondering in acht worden geno‐
men. Wanneer de routebegelei‐
ding tegen de verkeersregels in‐
gaat, moet u altijd de verkeersre‐
gels volgen.
Werking van het
navigatiesysteem
De positie en beweging van de auto
worden door het navigatiesysteem
met behulp van sensors gedetec‐
teerd. De afgelegde afstand wordt be‐ paald door het signaal van de snel‐
heidsmeter van de auto, de draaibe‐
wegingen in de bochten door een gy‐
rosensor. De positie wordt bepaald door de GPS-satellieten (global posi‐
tioning system).
Door vergelijking van de sensorsig‐ nalen met de digitale kaarten op de
kaart op de SD Card is het mogelijk
om de positie met een nauwkeurig‐
heid van ca. 10 meter te bepalen.
Het systeem werkt ook bij slechte GPS-ontvangst, maar de nauwkeu‐
righeid van de bepaling zal verminde‐
ren.
Page 116 of 239

116Navigatie
Na de invoer van het bestemmings‐
adres of een nuttige plaats (dichtstbij‐
zijnde tankstation, hotel, enz.) wordt
de route berekend vanaf de huidige
locatie tot de geselecteerde bestem‐
ming.
De routebegeleiding vindt plaats door navigatiecommando’s en door een
richtingspijl, evenals door een meer‐
kleurig kaartscherm.
TMC-
verkeersinformatiesysteem en
dynamische routebegeleiding Het TMC-verkeersinformatiesysteem
ontvangt van de TMC-radiozenders
alle actuele verkeersinformatie. Bij
een actieve dynamische routebege‐
leiding wordt deze informatie gebruikt
om de hele route te berekenen. Daar‐ bij wordt de route zo gepland dat ver‐keersknelpunten volgens de vooraf
ingestelde criteria worden omzeild.
Is er een actueel knelpunt aanwezig
tijdens een actieve routebegeleiding,
dan vraagt het systeem - afhankelijk
van de vooraf gemaakte instellingen -
of de route veranderd moet worden.De TMC-verkeersinformatie wordt op het routebegeleidingsscherm met
symbolen weergegeven of verschijnt
in het TMC-berichten -menu als gede‐
tailleerde tekst.
Een voorwaarde voor het gebruik van
TMC-verkeersinformatie is de ont‐
vangst van TMC-zenders in de rele‐
vante regio.
De dynamische routebegeleiding
werkt alleen bij ontvangst van ver‐
keersinformatie, afkomstig van het
TMC-verkeersinformatiesysteem.
De dynamische routebegeleidings‐
functie kan worden uitgeschakeld in
het Navigatie-opties -menu, zie hoofd‐
stuk "Begeleiding" 3 141.
Kaartgegevens
Alle vereiste kaartgegevens zijn op‐
geslagen op een SD Card bij het in‐
fotainmentsysteem.
Nadere beschrijving van het omgaan
met en vervangen van de kaart op de SD Card, zie hoofsstuk "Kaarten"
3 150.Gebruik
Bedieningselementen
De belangrijkste navigatiespecifieke
bedieningselementen zijn de vol‐
gende:
NAV -knop: activeer de navigatie;
toon de huidige positie (bij actieve
routebegeleiding); toon berekende
route (bij actieve routebegeleiding);
wisselen tussen weergave volledige
kaart, pijlweergave (bij actieve route‐
begeleiding) en weergave in gedeeld
scherm, zie "Informatie op het dis‐
play" onderstaand.
DEST / NAV -toets: menu met opties
voor bestemmingsinvoer openen.
Achtwegschakelaar : weergaveven‐
ster in navigatiekaartweergave bewe‐ gen; om de bestemming te selecte‐
ren, drukt u de knop in de gewenste
richting om het dradenkruis op een
bestemming op de kaart te plaatsen.
RPT / NAV -toets: laatste routebege‐
leidingsbericht herhalen.
Het navigatiesysteem activeren
Druk op de NAV-toets.
Page 117 of 239

Navigatie117
De kaart van de huidige locatie ver‐
schijnt op het display, zie "Informatie op het display" onderstaand.
Routebegeleidingsinstructies
Naast de visuele instructies op het
display (zie "Informatie op het dis‐
play" hieronder), krijgt u routebege‐
leidingsinstructies te horen, mits rou‐
tebegeleiding actief is.
Voor het vooraf instellen van het vo‐
lume van routebegeleidingsinstruc‐
ties, zie "Instellen van het navigatie‐
systeem" hieronder.
Om het volume van routebegelei‐
dingsinstructies aan te passen terwijl
u ze hoort, draait u aan de X VOL -
knop.
Voor het herhalen van de laatste rou‐ tebegeleidingsinstructie, drukt u op
de RPT / NAV -knop.Informatie op het display
Routebegeleiding niet actief
Als routebegeleiding niet actief is,
verschijnt de volgende informatie:
■ In de bovenste regel: tijd, straat‐ naam van huidige positie, buiten‐
temperatuur.
■ Adres en geografische coördinaten
van de huidige positie.
■ Kaartdisplay van het gebied rond de huidige positie.
■ Op de kaart: huidige positie gemar‐
keerd door een rode driehoek.
Een kompassymbool dat het noor‐
den aanduidt.
Als op de huidige positie geen
GPS-signaal beschikbaar is, wordt
een "GPS"-symbool met een kruis
erdoor weergegeven onder het
kompassymbool.
De actueel geselecteerde kaart‐
schaal (veranderen van de schaal:
draai de multifunctionele knop).
Let op
Voor de volledige kaartweergave op
NAV drukken.
Routebegeleiding actief
Als routebegeleiding actief is, wordt
de volgende informatie weergegeven (afhankelijk van de huidige Navigatie-
opties -instellingen, zie hoofdstuk
"Begeleiding" 3 141):
Page 118 of 239

118Navigatie
Informatie in de kopregel
■ Tijd
■ Afstand tot eindbestemming
■ Aankomsttijd of reistijd
■ Buitentemperatuur
Informatie op het pijldisplay ■ Een grote pijl die de te volgen rich‐ ting weergeeft.
■ Een kleine pijl die de eerstvolgende
aanwijzing weergeeft.
■ Afstand tot volgende kruising.
■ Te volgen straten die van de hui‐ dige straat afbuigen.■ Onder het pijlsymbool: de naam van de huidige straat die wordt ge‐
volgd.
■ Boven het pijlsymbool: de naam van de straat die na de volgende
kruising moet worden gevolgd.
■ Tijdens het rijden op een snelweg:
Rijrichting en afstand tot de vol‐
gende afrit die u moet nemen.
Afstanden tot het volgende par‐
keerplaats met voorzieningen, rust‐
plaats, knooppunten en/of afritten langs de snelweg.
■ Bij het naderen van een snelweg‐ knooppunt wordt informatie over
adviesrijstrook weergegeven:
Als de optie Rijstrookassistent is
geactiveerd in het Weergave
routegel. -menu (zie hoofdstuk "Be‐
geleiding" 3 141), wordt het vol‐
gende afbeeldingstype weergege‐
ven:
Page 119 of 239

Navigatie119
Informatie op de kaartweergaveAan de rechterkant van het display
wordt de volgende informatie weer‐
gegeven:
■ Een kompassymbool dat het noor‐ den aanduidt.
■ Als op de huidige positie geen GPS-signaal beschikbaar is (zie
hoofdstuk "Algemene informatie"
3 115), wordt een "GPS"-symbool
met een kruis erdoor weergegeven
onder het kompassymbool.
■ De actueel geselecteerde kaart‐ schaal (veranderen van de schaal:
draai de multifunctionele knop).
Op de kaart wordt de volgende infor‐
matie weergegeven:
■ De route als een blauwe lijn.
■ De huidige positie als een rode driehoek.
■ De eindbestemming als een finis‐ hvlag.
■ Verschillende symbolen (zie hoofd‐
stuk "Symbolenoverzicht" 3 152)
geven de verkeersinformatie weer
en algemene aanwijzingen of spe‐
ciale bestemmingen.Het navigatiesysteem instellen
Druk op de CONFIG-knop en selec‐
teer vervolgens Navigatie-
instellingen om een menu met instel‐
lingen voor navigatie te openen.
Navi-volume
De relatieve volumes van het naviga‐
tiebericht ( Bericht) en de geluidsbron
( Achtergrond ) tijdens een navigatie‐
bericht kunnen vooraf worden inge‐
steld.
Page 120 of 239

120Navigatie
Stel de gewenste waarden voor
Bericht en Achtergrond in.
De huidige instellingen testen: selec‐
teer Volume testen .
TMC-instellingen
Selecteer Info-types om een sub‐
menu met verschillende opties te
openen om te bepalen of en welke
verkeersberichtinfo-types moeten
worden weergegeven op de actieve
routebegeleidingskaart.
Wanneer Bepaald door gebruiker
wordt geselecteerd, kunnen de info-
types die moeten worden weergege‐
ven, worden bepaald.
Sorteercriteria
Hier selecteert u of verkeersberichten op volgorde van afstand wordenweergegeven of op volgorde van de
wegnummering.Waarschuwing bij inactieve routebe‐
geleiding
Beslis of het infotainmentsysteem
ook waarschuwingsmeldingen moet
geven als routebegeleiding niet actief is.
Lijsten wissen
Selecteer of alle vermeldingen in de
Adresboek of in de Laatste
bestemmingen moeten worden ge‐
wist.
Eigen speciale bestemmingen
importeren
Alleen van toepassing als een USB-
opslagstation waar speciale bestem‐ mingen (NP's) op staan opgeslagen,
wordt aangesloten op de USB-poort
3 109 van het Infotainmentsysteem.
NP's importeren vanaf een USB-op‐
slagstation, zie "NP-gegevens expor‐
teren en importeren" hieronder.
Alle geïmporteerde speciale
bestemmingen wissen
Alleen van toepassing als NP-gege‐
vens werden geïmporteerd in het In‐
fotainmentsysteem, zie "NP-gege‐
vens exporteren en importeren" hier‐
onder.
Selecteer dit menu-onderdeel om alle geïmporteerde NP-gegevens te ver‐
wijderen uit het MijnNP-geheugen
(myPOIs) van het Infotainmentsys‐
teem.