Kort en bondig15
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 82, sproeiervloeistof 3 190.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 34.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien, airconditioning
Toets V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Druk op de toets n voor koeling.
Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
Airconditioning 3 129.
110Instrumenten en bedieningsorganen
De volgende instellingen kunnen wor‐den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele
toets:
■ Instellingen sportmodus
■ Talen
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Navigatie-instellingen
■ Auto-instellingen
■ Displayinstellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Instellingen sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 154.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve prestaties : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.■ Sportbesturing : se stuurbekrachti‐
ging is verminderd.
■ Kleur dashboardverl. wisselen : In‐
strumentenverlichting verandert
van kleur.
Talen
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 84.
Radio-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Telefooninstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐
teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Navigatie-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.Auto-instellingen
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Ventilatorregeling : Verandert het
niveau van het luchtdebiet van de
klimaatregeling in het interieur in
automatische modus.
Airconditioning : Regelt de toestand
van de koelcompressor wanneer
de auto wordt gestart. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij starten
van auto altijd AAN of altijd UIT.
Autom. achterruitverwarming : Acti‐
veert de achterruitverwarming au‐
tomatisch.
Klimaatregeling129
Ontwasemen en ontdooien
■Toets V indrukken: aanjager
schakelt automatisch over op hoger
toerental, de luchtstroom wordt op
de voorruit gericht.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐
systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem wor‐den geregeld:
n=koeling4=luchtrecirculatie
Verwarmde stoelen ß 3 55, Ver‐
warmd stuurwiel * 3 81.
Koeling n
Druk op toets
n om koeling in te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets. Koe‐ ling werkt alleen bij een draaiende
motor en ingeschakelde aanjager van
de klimaatregeling.
Druk opnieuw op toets n om koeling
uit te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de bui‐ tentemperatuur iets boven het vries‐
punt ligt. Er kan zich dan condens
vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
Klimaatregeling135
Druk op toets n om koeling in te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets. Koe‐ ling werkt alleen bij een draaiende
motor en ingeschakelde aanjager van
de klimaatregeling.
Druk opnieuw op toets n om koeling
uit te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt uit‐
geschakeld, vereist de klimaatrege‐
ling niet dat de motor wordt herstart
tijdens een Autostop. Uitzondering:
de ruitontdooier werkt en een buiten‐
temperatuur van meer dan 0 °C ver‐ eist opnieuw starten.
Op het display verschijnt ACON wan‐
neer de koeling aanstaat of ACOFF
wanneer de koeling uitstaat.U kunt de werking van de koeling na
het starten van de motor in- of uit‐
schakelen in het menu Instellingen op
het Info-display. Persoonlijke instel‐ lingen 3 107.
Luchtrecirculatiemodus 4
Luchtrecirculatiemodus met de toets
4 inschakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op toets 4 te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koud lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
s uitzetten.
Basisinstellingen Sommige instellingen kunt u veran‐
deren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 107.
Klimaatregeling137Vaste luchtroostersEr bevinden zich bovendien nog ven‐
tilatieopeningen onder de voorruit en
de zijruiten, alsook in de voeten‐
ruimte.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
Service
Om de koeling optimaal te laten wer‐
ken, is het raadzaam het klimaatre‐
gelsysteem jaarlijks te laten controle‐
ren, te beginnen drie jaar na afleve‐
ring van de nieuwe auto, te weten:
■ functie- en druktest,
■ werking van de verwarming,
■ lektest,
■ controle van de aandrijfriemen,
■ afvoer van condensor en verdam‐ per reinigen,
■ prestatietest.
206Verzorging van de auto
Nr.Stroomkring8Carrosserieregelmodule,
dimlicht links9Carrosserieregelmodule,
dimlicht rechts10Carrosserieregelmodule,
portiersloten11Aanjager12Elektrisch verstelbare bestuur‐
dersstoel13Elektrisch verstelbare passa‐
giersstoel14Diagnosestekker15Airbag16Kofferdekselrelais17Airconditioningssysteem18Servicediagnose19Carrosserieregelmodule, remlichten, achterlichten, interi‐
eurverlichting20–21Instrumentenpaneel22OntstekingssysteemNr.Stroomkring23Carrosserieregelmodule24Carrosserieregelmodule25–26Extra 12 V-aansluiting kofferbak
Zekeringenkast in
bagageruimte
De zekeringenkast zit links in de ba‐
gageruimte achter een deksel.
Verwijder het deksel.
Toewijzingen van de zekeringenNr.Stroomkring1Regelmodule sofftop, elektri‐
sche rail rechts2–3Park Pilot4–5–6–7Elektrisch verstelbare stoel8Regelmodule sofftop
Technische gegevens241VoertuiggewichtRijklaargewicht, basisuitvoering zonder enige optiesMotorHandgeschakelde versnellingsbakAutomatische versnellingsbakmet/zonder airconditioning
[kg]A14NEL1701 3)–A14NET17013)–A16XHT17331733A20DTH18161816A20DTR1816–
Rijklaargewicht, basisuitvoering met alle opties
MotorHandgeschakelde versnellingsbakAutomatische versnellingsbakmet airconditioning
[kg]A14NEL1843–A14NET1843–A16XHT18431843A20DTH19311931A20DTR1931–3) zonder airconditioning.
248TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............232, 236
Aanduidingen op banden ..........209
Aanhanger trekken ....................181
Aansteker .................................... 86
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 186
Accu ........................................... 191
Achterlichten .............................. 198
Achterruitverwarming ................... 34
Achteruitkijkcamera ...................171
Achteruitrijlichten .......................123
Actieve hoofdsteunen ...................47
Adaptief rijlicht (AFL) .........118, 195
Adaptive Forward Lighting ...........97
Afmetingen auto ........................242
Afslagverlichting ......................... 118
Airbag deactiveren ....................... 63
Airbag-deactivering ...................... 92
Airbags, gordelspanners en rolbeugels.................................. 92
Airbagsysteem ............................. 59
Airconditioning ........................... 129
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 137
Alarmknipperlichten ...................121
Algemene informatie .................. 181Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 138
Andere auto slepen ...................226
Antiblokkeersysteem .................149
Antiblokkeersysteem (ABS) .........94
Armsteun ...................................... 54
Armsteun met opbergruimte ........73
Asbakken ..................................... 86
Autogegevens ............................ 236
Autokrik....................................... 207
Automatische dimfunctie .............31
Automatische verlichting ............ 115
Automatische versnellingsbak ...146
Automatisch vergrendelen ...........24
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 225
Auto stallen ................................. 186
B
Bagageruimte ........................ 25, 74
Bandenreparatieset ...................214
Bandenspanning .......................209
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 96, 210
Bandenspanningswaarden ........243
Batterijspanning .........................106
Bedieningsorganen ......................80
Bekerhouders .............................. 72
Bekleding .................................... 229
Beladingsinformatie .....................78