Sleutels, portieren en ruiten21
Wordt gebruikt voor:■ Centrale vergrendeling
■ Diefstalbeveiliging
■ Diefstalalarmsysteem
■ Softtop
■ Elektrische ruitbediening
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van ca. 20 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de afstandsbediening buiten
het bereik, waardoor er opnieuw
gesynchroniseerd moet worden
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de af‐ standsbediening, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog
vermogen
Ontgrendelen 3 22.
Basisinstellingen Sommige instellingen kunt u veran‐
deren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 107.
Batterij van de
afstandsbediening vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en afstands‐
bediening openen. Batterij vervangen (batterijtype CR 2032), let hierbij opde juiste plaatsing. Afstandsbedie‐ning sluiten en synchroniseren.
Instrumenten en bedieningsorganen107Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 22.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Persoonlijke instellingen in hetGraphic-Info-Display
CD 300/CD 400/CD400plus
CONFIG -toets indrukken. Nu ver‐
schijnt het menu Instellingen.
De volgende instellingen kunnen wor‐
den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele toets:
■ Instellingen sportmodus
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Instellingen sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de
sportmodus worden geactiveerd
3 154.
■ Sportieve vering : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve prestaties aandrijflijn :
Gasaanname en schakelkarakte‐ ristieken worden sneller.
108Instrumenten en bedieningsorganen
■Sportieve besturing : Se stuurbe‐
krachtiging is verminderd.
■ Andere kleur verlichting
hoofdinstr. : Instrumentenverlich‐
ting verandert van kleur.
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 84.
Radio-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Telefooninstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.Auto-instellingen
■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert het niveau van het luchtdebiet
van de klimaatregeling in het interi‐
eur in automatische modus.
Klimaatregelingsmodus : Regelt de
toestand van de koelcompressor wanneer de auto wordt gestart.
Laatste instelling (aanbevolen) of
bij starten van auto altijd AAN of al‐
tijd UIT.
Autom. achterruitverwarming : Acti‐
veert de achterruitverwarming au‐
tomatisch.
■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Wijzigt het
volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke in‐ stellingen.
■ Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp.
Dodehoekwaarschuwing : Wijzigt
de instellingen van het blindehoek‐
systeem.
110Instrumenten en bedieningsorganen
De volgende instellingen kunnen wor‐den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele
toets:
■ Instellingen sportmodus
■ Talen
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Navigatie-instellingen
■ Auto-instellingen
■ Displayinstellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Instellingen sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 154.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve prestaties : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.■ Sportbesturing : se stuurbekrachti‐
ging is verminderd.
■ Kleur dashboardverl. wisselen : In‐
strumentenverlichting verandert
van kleur.
Talen
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 84.
Radio-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Telefooninstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐
teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Navigatie-instellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐ teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.Auto-instellingen
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Ventilatorregeling : Verandert het
niveau van het luchtdebiet van de
klimaatregeling in het interieur in
automatische modus.
Airconditioning : Regelt de toestand
van de koelcompressor wanneer
de auto wordt gestart. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij starten
van auto altijd AAN of altijd UIT.
Autom. achterruitverwarming : Acti‐
veert de achterruitverwarming au‐
tomatisch.
112Instrumenten en bedieningsorganen
Draai aan de multifunctionele knop
om in de lijst omhoog of omlaag te
scrollen. Druk op de multifunctionele
knop (Navi 950 / Navi 650: druk op de buitenste ring) om een menuoptie te
selecteren.
■ Profiel sportmodus
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstelling
■ Navigatie-instellingen
■ Displayinstellingen
■ Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Profiel sportmodus ■ Sportprestaties motor :
Gasaanname en schakelkarakte‐
ristieken worden sneller.
■ Achtergrondverlichting
sportmodus :
Instrumentenverlichting verandert
van kleur.
■ Sportieve vering : Demping wordt
stugger.
■ Sportieve besturing : Se stuurbe‐
krachtiging is verminderd.
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.Telefooninstelling
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Navigatie-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Displayinstellingen ■ Menu startpagina :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Optie camera achter :
Druk hierop om de opties voor de
achteruitcamera aan te passen
3 171.
■ Display Uit :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Kaartinstellingen :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Voertuig instellingen ■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert het niveau van het luchtdebiet
Klantinformatie245KlantinformatieKlantinformatie........................... 245
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 245Klantinformatie
Conformiteitsverklaring
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐
palingen van Richtlijn 1999/5/EC. Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders
(EDR)
De auto is uitgerust met een aantal complexe systemen die verschillende
autogegevens bewaken en controle‐
ren. Sommige gegevens kunnen tij‐ dens normaal gebruik worden opge‐
slagen om het repareren van gecon‐
stateerde storingen te ondersteunen,
andere gegevens worden alleen op‐
geslagen bij een aanrijding of bij een
bijna-aanrijding door modules in uw
voertuigsystemen die beschikken
over een opnamefunctie voor gebeur‐
tenisgegevens, zoals de airbagregel‐
module.
De systemen kunnen diagnosegege‐
vens opslaan over de staat van de
auto (bijv. oliepeil of kilometerstand)
en informatie over deze wijze waarop de auto werd bediend (bijv. motortoe‐
rental, gebruik van het remsysteem
en gebruik van de veiligheidsgor‐
dels).
246Klantinformatie
Om deze data uit te lezen, zijn speci‐
ale apparatuur en toegang tot de auto vereist. Sommige diagnosegegevens
worden elektronisch in de mondiale
systemen van Opel ingevoerd wan‐ neer de auto voor onderhoud in de
werkplaats is, om de onderhoudsge‐
schiedenis van de auto te kunnen
vastleggen. Daarmee kan de werk‐
plaats u efficiënt onderhouds- en re‐
paratiewerk bieden, op maat gemaakt voor uw eigen auto. Elke keer als u de
auto naar de werkplaats brengt.
De fabrikant zal geen informatie met
betrekking tot het gedrag van de be‐
stuurder over een ongeval opzoeken
of deze delen met anderen, tenzij:
■ de autobezitter, dan wel de lease- rijder in geval van een lease-autodaarmee akkoord gaat
■ in het kader van een officieel on‐ derzoek door de politie of een ver‐
gelijkbare overheidsinstantie
■ als hulpmiddel ter verdediging van de fabrikant bij wettelijke procedu‐
res
■ indien vereist door de wetDe fabrikant kan de verzamelde of
ontvangen diagnosedata bovendien
gebruiken:
■ ten behoeve van onderzoek dat de fabrikant verricht
■ om deze beschikbaar te stellen ten
behoeve van onderzoek, mits de
vereiste vertrouwelijkheid gewaar‐
borgd blijft en de noodzaak van der‐
gelijk onderzoek is aangetoond
■ om de algemene data, die niet aan een specifieke auto gekoppeld zijn,
voor onderzoeksdoeleinden te de‐
len met andere organisatiesRadiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige voertuigen gebruikt voor functieszoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals ra‐ diogestuurde afstandsbedieningen
voor het vergrendelen/ontgrendelen
van de deuren en starten en zenders
in de auto voor het openen van gara‐ gedeuren. RFID-technologie in Opel-
voertuigen gebruikt geen persoonlijke
informatie, houdt ze niet bij of koppelt
deze niet aan andere Opel-systemen
die persoonlijke informatie bevatten.
251
Q
Quickheat ................................... 136
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 246
Regelbare instrumentenverlichting ...........124
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 245
Remassistentie .......................... 152
Rem- en koppelingssysteem .......93
Rem- en koppelingsvloeistof ......232
Remmen ............................ 149, 191
Remvloeistof .............................. 191
Reservewiel ............................... 220
Richtingaanwijzer ........................92
Richtingaanwijzers ..................... 122
Richtingaanwijzers vooraan ......197
Roetfilter ............................... 95, 144
Rugleuning neerklappen .............51
Ruiten ........................................... 31
Rijgedrag en aanhangertips ......181
Rijhoogte .................................... 139
Rijregelsystemen ........................152
Rijverlichting .......................... 12, 97
S Service ............................... 137, 231
Service-display ............................ 89Service-informatie ...................... 231
Sjorogen ...................................... 77
Slepen ................................ 181, 225
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................214
Snelheidsbegrenzer ...................158
Snelheidsmeter ............................ 87 Softtop ......................................... 35
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................190
Startbeveiliging ......................29, 96
Starten en bedienen ...................139
Starthulp gebruiken ...................224
Stoelpositie .................................. 48
Stoelverstelling ........................7, 49
Stop/Start-systeem .....................141
Storing ....................................... 148
Storing elektrische handrem .........94
Storingsindicatielamp ..................93
Stroomonderbreking ..................148
Sturen ......................................... 138
Stuurbedieningsknoppen .............80
Stuurbekrachtiging........................ 94 Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 80
Symbolen ....................................... 4T
Tanken ....................................... 179
Te laag brandstofpeil ...................96
Toerenteller ................................. 88
Top-Tether-bevestigingsogen ......70
Traction Control .........................152
Traction Control-systeem UIT....... 95 Trekhaak............................. 181, 182
Trekstang.................................... 181
Typeplaatje ................................ 234
U Uitlaatgassen ............................. 144
Uitrol-brandstofafsluiter .............141
Uitstapverlichting .......................126
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 213
Vaste luchtroosters ....................137
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................55
Velgen en banden .....................208
Ventilatie ............................... 55, 128
Verbanddoos ............................... 78
Vergrendelingssysteem ...............26
Verkeersbordherkenning ............173
Verlichting zonneklep ................125
Versnellingsbak ........................... 16