Page 153 of 210
152
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
BEVEILIGD SYSTEEM ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Verwarming buitenspiegels F41 7,5 53
Beschikbaar F45 – 53
Beschikbaar F46 – 53
Beschikbaar F90 – 53
Beschikbaar F91 – 53
Beschikbaar F92 – 53
Beschikbaar F93 – 53
Aansteker / Stekkerdoos interieur F94 15 53
Beschikbaar F95 – 53
Aansteker / Stekkerdoos interieur F96 15 53
Stoelverwarming voor (bestuurderszijde) F97 10 53
Stoelverwarming voor (passagierszijde) F98 10 53
123-154 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:44 Pagina 152
Page 154 of 210

153
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu dient slechts ter in-
formatie. Wendt u bij voorkeur tot het
Fiat Servicenetwerk om deze werkzaam-
heden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met
een lage stroomsterkte (ampèrage) gedu-
rende ca. 24 uur op te laden. Als u de ac-
cu langer oplaadt, kan de accu worden be-
schadigd.
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❒maak de klem los van de minpool op de
accu;
❒sluit de kabels van het laadapparaat aan
op de accupolen; let hierbij op de po-
lariteit;
❒schakel de acculader in;
❒aan het einde van het opladen: schakel
eerst de acculader uit en koppel dan de
accu los;
❒sluit de klem weer aan op de minpool
van de accu.De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileer-
de ruimte, ver verwijderd van open
vuur en vonkvormende apparaten:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ont-
ploft. Als de accu bevroren is geweest,
moet door deskundig personeel wor-
den gecontroleerd of de cellen niet
beschadigd zijn en of de bak geen
scheuren vertoont, waardoor de gif-
tige en corrosieve vloeistof kan weg-
lekken.
ATTENTIE!
OPKRIKKEN
VAN DE AUTO
Als de auto omhoog gezet moet worden,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk;
deze beschikt over een garagekrik of hef-
brug.
123-154 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:44 Pagina 153
Page 155 of 210

154
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het
sleepoog bevindt zich in de gereedschaptas
die achter de rugleuning van de linker voor-
stoel (Cargo-uitvoeringen) of in de bagage-
ruimte (Combi-uitvoeringen) is geplaatst.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
fig. 54-55
Ga als volgt te werk:
❒verwijder de dop A;
❒pak het sleepoog Buit de gereed-
schaptas;
❒draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor of achter.
fig. 54F0T0085m
fig. 55F0T0086m
Draai voor het slepen de
sleutel in stand MAR en ver-
volgens in STOP zonder de contact-
sleutel uit het slot te verwijderen. Als
de contactsleutel uit het contactslot
wordt genomen, schakelt automatisch
het stuurslot in waardoor het onmo-
gelijk wordt de auto te besturen.
ATTENTIE!
Houd er bij het slepen rekening
mee dat de rembekrachtiging
niet werkt, waardoor meer kracht nodig
is voor de bediening van het rempedaal.
Gebruik voor het slepen geen elastische
kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen of de sleep-
kabel geen carrosseriedelen kan be-
schadigen. Houdt u bij het slepen van
een auto aan de wettelijke voorschrif-
ten. Dit geldt zowel voor het slepen zelf
als voor het gedrag naar andere wegge-
bruikers. Start de motor niet tijdens het
slepen van de auto.
ATTENTIE!
Maak de schroefdraad zorg-
vuldig schoon, voordat u het
sleepoog op de schroefdraadpen draait.
Controleer, voordat de auto wordt ge-
sleept, of het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen is gedraaid.
ATTENTIE!
Start de motor niet tijdens
het slepen van de auto.
ATTENTIE!
Het sleepoog voor en achter mag
uitsluitend worden gebruikt voor
pechgevallen op een vlakke weg.
Slepen, waarbij gebruik moet
worden gemaakt van een sleepverbinding
(sleepstang) die aan de wettelijke eisen vol-
doet, is toegestaan over korte afstanden
om de auto op een vlakke weg te ver-
plaatsen als voorbereiding op transport
m.b.v. een afsleepauto of een autoambu-
lance. De sleepogen MOGEN NIET wor-
den gebruikt voor het slepen van het voer-
tuig buiten een vlakke weg of als er ob-
stakels aanwezig zijn en/of voor het slepen
met sleepkabels of andere elastische ma-
terialen. Naast bovenstaande voorwaar-
den moeten de twee voertuigen (het sle-
pende en het gesleepte) tijdens het slepen
ook zo veel mogelijk in een rechte lijn ach-
ter elkaar blijven.
123-154 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:44 Pagina 154
Page 156 of 210

155
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................... 156
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA........ 157
PERIODIEKE CONTROLES.............................................. 161
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO .............................. 161
NIVEAUS CONTROLEREN.............................................. 162
LUCHTFILTER/POLLENFILTER....................................... 167
ACCU ..................................................................................... 167
WIELEN EN BANDEN....................................................... 169
RUBBER SLANGEN............................................................ 170
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER...................... 171
CARROSSERIE ...................................................................... 173
INTERIEUR ............................................................................ 176
O O
N N
D D
E E
R R
H H
O O
U U
D D
E E
N N
Z Z
O O
R R
G G
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 155
Page 157 of 210

156
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende
factor voor een lange levensduur, de bes-
te prestaties en een zo zuinig mogelijk ge-
bruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks
controle- en onderhoudsbeurten samen-
gesteld die iedere 30.000 km moeten wor-
den uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd
onderhoud niet volledig toereikend is om
de auto in optimale staat te houden: zo-
wel in de beginperiode voor de service-
beurt bij 30.000 kilometer als daarna, tus-
sen twee servicebeurten in, moet regel-
matig wat aandacht aan de auto worden
geschonken. Controleer bijvoorbeeld re-
gelmatig de bandenspanning en de vloei-
stofniveaus en vul deze laatste zo nodig bij.BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerd Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet uit-
voeren van deze servicebeurten kan het
vervallen van de garantie tot gevolg heb-
ben.
De werkzaamheden van het Geprogram-
meerd Onderhoud kunnen door alle ves-
tigingen van het Fiat Servicenetwerk tegen
vaste tarieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-
dens het uitvoeren van de diverse inspec-
ties en controles van het geprogrammeerd
onderhoud, worden uitsluitend na toe-
stemming van de klant uitgevoerd.BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele
kleine defecten onmiddellijk door het Fiat
Servicenetwerk te laten verhelpen en
daarmee niet te wachten tot de volgende
servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het
trekken van aanhangers, moeten er kor-
tere intervallen worden aangehouden
voor de werkzaamheden van het gepro-
grammeerd onderhoud.
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 156
Page 158 of 210

157
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
30 60 90 120 150 180
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
BENZINE-UITVOERINGEN
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren;
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en
sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap op vervuiling controleren
en mechanismen smeren
Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren
(of om de 24 maanden)
Spanning aandrijfriem voor hulporganen controleren (uitvoeringen
zonder automatische riemspanner) (of om de 24 maanden)
Koppelingspedaal controleren en eventueel afstellen
Handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie controleren
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 157
Page 159 of 210
158
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
x 1000 km
Benzinedamp-opvangsysteem controleren
Bougies vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Luchtfilterelement vervangen
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, accu,
ruitensproeiers enz.)
Inspuiting/ontsteking controleren
(m.b.v. diagnosestekker)
Onderste geleiders van zijschuifdeuren op vervuiling controleren
(of om de 6 maanden)
Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 12 maanden)
(*) Of om de 5 jaar, ongeacht de kilometerstand.
30 60 90 120 150 180
●●
●●●
●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 158
Page 160 of 210

159
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
30 60 90 120 150 180
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●
●●
●●●●●●
●●●●●●
DIESELUITVOERINGEN
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits,
richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.)
controleren;
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en
sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber
delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen van het remen
brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap op vervuiling controleren
en mechanismen smeren
Conditie van aandrijfriem(en) voor de hulporganen visueel controleren
Spanning aandrijfriem voor hulporganen controleren
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 159