Page 195 of 333

XI
193
PRAKTISCHE INFORMATIE
ZEKERINGKAST C
Zekeringnr.
Stroomsterkte
Functie
F1
15 A
Achterruitenwisser (Tourer)
F2
30 A
Relais vergrendeling en supervergrendeling
F3
5 A
Airbags
F4
10 A
Automatische versnellingsbak - Module extra verwarming (Diesel) - Elektrochrome spiegels
F5
30 A
Ruitbediening voor - Open dak - Instapverlichting voorpassagier - Verstelling buitenspiegel
aan passagierszijde
F6
30 A
Ruitbediening achter
F7
5 A
Verlichting make-upspiegel - Verlichting dashboardkastje - Plafonniers - Zaklamp (Tourer)
F8
20 A
Autoradio - CD-wisselaar - Bedieningstoetsen op het stuurwiel - Display -
Bandenspanningcontrole - Computer elektrisch bediende achterklep
F9
30 A
Aansteker - 12V-aansluiting vóór
F10
15 A
Alarm - Bediening op het stuurwiel, verlichting en ruitenwissers
F11
15 A
Contactslot met circuit lage stroomsterkte
F12
15 A
Elektrisch bediende bestuurdersstoel - Instrumentenpaneel - Waarschuwingslampjes
niet-vastgemaakte autogordels - Bediening airconditioning
F13
5 A
BSM - Onderbrekingsrelais pomp hydraulische vering - Voeding van de airbagcomputer
F14
15 A
Regen-/lichtsterktesensor - Parkeerhulp - Elektrisch bediende passagiersstoel -
Aanhangermodule - Computer hifi -versterker - Handsfree kit - Lane departure warning
System
F15
30 A
Relais vergrendeling en supervergrendeling
F17
40 A
Achterruitverwarming - Verwarmde buitenspiegels
FSH
SHUNT
TRANSPORT- EN OPSLAGSHUNT
Page 317 of 333

I
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
2
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Dynamische
stabiliteitscontrole
(CDS/ASR)
knippert. De CDS-/ASR-regeling is
actief. Deze functie verbetert de aandrijving en
zorgt voor een betere koersstabiliteit als
de wielen te weinig grip hebben of de auto
uit de koers dreigt te raken.
permanent. Storing in het CDS-/ASR-
systeem. Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Bandenspanning
te laag
permanent. De bandenspanning van een
of meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de
bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude
banden te worden uitgevoerd.
+
knipperend
en vervolgens
permanent, in
combinatie met het
verklikkerlampje
Service.
Het controlesysteem voor
de bandenspanning is
defect of de sensor van een
van de wielen wordt niet
gedetecteerd. De bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Uitschakeling
van de
automatische
werking
van de
elektrische
parkeerrem
permanent. De functies "automatisch
aantrekken" (bij het
afzetten van de motor) en
"automatisch vrijzetten" zijn
uitgeschakeld of werken niet. Activeer de functie (volgens land van
bestemming) via het confi guratiemenu
van de auto of raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats
als de parkeerrem niet meer automatisch
wordt aangetrokken of vrijgezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de
elektrische parkeerrem de desbetreffende
rubriek.
Page 323 of 333

VIII
!!
VEILIGHEID
7
CONTROLESYSTEEM
BANDENSPANNING
Dit systeem controleert automatisch
de bandenspanning tijdens het rij-
den.
Zodra de auto rijdt, controleert het
systeem permanent de spanning
van de vier banden.
In het ventiel van elke band (met
uitzondering van het reservewiel) is
een druksensor gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de be-
stuurder zodra het een daling van
de spanning van een of meer ban-
den detecteert.
Het controlesysteem van de ban-
denspanning is een hulpsysteem;
de bestuurder moet waakzaam blij-
ven en blijft verantwoordelijk.
Ondanks de aanwezigheid
van dit systeem dient u maan-
delijks en voor elke lange reis
de bandenspanning (ook die van
het reservewiel) handmatig te
controleren.
Een te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de weglig-
ging, verlengt de remweg en ver-
snelt de bandenslijtage, met name
onder zware omstandigheden
(zware belading, hoge snelheid,
lange rit).
Een te lage bandenspanning
leidt ook tot een hoger brand-
stofverbruik.
De door de fabrikant voor uw
auto aanbevolen banden-
spanning staat vermeld op de
bandenspanningssticker (zie de
rubriek "Identifi catie").
De bandenspanning moet bij "kou-
de" banden worden gecontroleerd
(auto die langer dan 1 uur heeft
stilgestaan of na een traject van
maximaal 10 km met gematigde
snelheid). Is dit niet het geval, ver-
hoog dan de op de sticker vermel-
de waarden met 0,3 bar.
Page 324 of 333

VIII
!
!
8
VEILIGHEID
Waarschuwing te lage bandenspanning
Bij een te lage bandenspan-
ning brandt dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluids-
signaal en, afhankelijk van de
uitrusting, in combinatie met de
weergave van een melding.
Als er een afwijking in de ban-
denspanning van één band wordt
geconstateerd, kan deze band wor-
den herkend aan het pictogram of,
afhankelijk van de uitvoering, de
weergegeven melding.
)
Verlaag onmiddellijk de snel-
heid, maak geen bruuske stuur-
bewegingen en rem niet plotse-
ling hard af.
)
Zet uw auto stil zodra de ver-
keerssituatie dit toelaat.
Een lagere bandenspanning
is niet altijd zichtbaar aan
een vervorming van de band.
Beperk u daarom niet alleen tot
een visuele controle.
)
Controleer de spanning van de
vier banden (bij koude banden)
als u over een compressor be-
schikt, bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset.
Rijd voorzichtig met lage snel-
heid verder als u niet direct de
bandenspanning kunt controle-
ren.
of
)
Gebruik in geval van een lekke
band de noodreparatieset of het
reservewiel (volgens uitrusting).
De waarschuwing wordt weerge-
geven zolang de desbetreffende
band(en) niet op spanning is (zijn)
gebracht, is (zijn) gerepareerd of
is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel
of wiel met stalen velg) is niet
voorzien van een sensor.
Storing
Als het verklikkerlampje "te
lage bandenspanning" knip-
pert en vervolgens perma-
nent brandt in combinatie
met het verklikkerlampje
"service", duidt dit op een
storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspan-
ning niet meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weer-
gegeven als een of meerdere wielen
niet zijn voorzien van een sensor
(bijvoorbeeld een noodreservewiel of
een reservewiel met stalen velg).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
om het systeem te laten controle-
ren of monteer na een lekke band
het wiel met de originele velg, dat is
voorzien van een sensor.
Alle reparaties aan een wiel
dat met dit systeem is uitge-
rust en het vervangen van een
band moeten worden uitgevoerd
door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een
wiel is gemonteerd dat niet door
uw auto wordt gedetecteerd (voor-
beeld: montage van winterban-
den), dient het systeem door het
CITROËN-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats opnieuw
geïnitialiseerd te worden.
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24