IX
149
RIJDEN
12
Draaien
-
Radio: door de opgeslagen zenders scrollen.
- Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: door de cd's of de
speellijsten scrollen.
- In de menu's van het multifunctionele display: navigeren en
verhogen/verlagen.
Kort indrukken
-
In de menu's van het multifunctionele display: bevestigen.
- Openen van verkorte menu's (afhankelijk van de pagina van het
multifunctionele display).
Lang indrukken
Openen van het hoofdmenu van het multifunctionele display.
13
Kort indrukken
Annuleren van de huidige opdracht en terug naar de vorige
weergave van het multifunctionele display.
Tijdens een inkomend gesprek: gesprek weigeren.
Lang indrukken
Terug naar de oorspronkelijke weergave van het multifunctionele display.
14
Kort indrukken
Toegang tot het hoofdmenu van het multifunctionele display.
15
Kort indrukken/Ingedrukt houden
Verhogen van het volume.
16
Kort indrukken/Ingedrukt houden
Verlagen van het volume.
17
Kort indrukken
-
Eerste maal drukken: geluid onderbreken.
- Tweede maal drukken: geluid weer inschakelen.
18
Kort indrukken
- Radio: automatisch zoeken naar de hogere frequenties.
- Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: zoeken naar de volgende track.
Ingedrukt houden
-
Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: versneld vooruitspoelen.
19
Kort indrukken
- Radio: automatisch naar lagere frequenties zoeken.
- Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: zoeken naar
de vorige track.
Ingedrukt houden
Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: versneld terugspoelen.
20
Kort indrukken
- Radio: weergave van de lijst met beschikbare zenders.
- Cd-/MP3-cd en cd-wisselaar: alle nummers van cd en
de speellijsten weergeven.
- Jukebox: weergave van de lijst van albums.
Lang indrukken
Lijst met zenders actualiseren.
21
Kort indrukken/Lang indrukken
Claxon.
22
Kort indrukken
MODE : kiezen van het type informatie dat wordt weergegeven op het multifunctionele display.
IX
!
153
RIJDEN
Gebruik de snelheidsregelaar
alleen als de verkeersomstan-
digheden het rijden met een
constante snelheid toelaten.
Gebruik het systeem niet als
het druk is, op slechte wegen of
wegen met weinig grip, of onder
andere omstandigheden die het rij-
den bemoeilijken.
Blijf attent en houd de auto altijd
onder controle .
Het is raadzaam om uw voeten in
de buurt van de pedalen te hou-
den.
Ingestelde snelheid
overschrijden
Tijdens het gebruik van de snel-
heidsregelaar kunt u door het gas-
pedaal in te trappen op elk willekeu-
rig moment de ingestelde snelheid
overschrijden (bijvoorbeeld om in te
halen).
De bij A
weergegeven snelheid
knippert.
Als u vervolgens het gaspedaal los-
laat, vertraagt de auto weer tot de
ingestelde snelheid is bereikt.
Onderbreken/hervatten
)
Door het intrappen van rem- of
koppelingspedaal.
)
Of door het indrukken van toets 3
.
)
Of door het ingrijpen van het
ESP of de ASR.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak wordt de snelheids-
regelaar uitgeschakeld als de ver-
snellingspook in de neutraalstand
staat.
Opnieuw inschakelen
- Door het oproepen van de op-
geslagen snelheid
Druk na het uitschakelen op
toets 3
. Het systeem vertraagt of
versnelt de auto automatisch tot
de opgeslagen kruissnelheid is
bereikt. De opgeslagen snelheid
en de informatie " ON
" worden bij
A
weergegeven.
Als de opgeslagen kruissnelheid
aanzienlijk hoger is dan de ac-
tuele snelheid, versnelt de auto
vlot tot de ingestelde snelheid is
bereikt.
- Door de huidige rijsnelheid te
kiezen
Druk op toets 1
of 2
zodra de ge-
wenste snelheid is bereikt.
De nieuwe gewenste snelheid
en de informatie " ON
" worden bij
A
weergegeven.
Snelheidsregelaar
uitschakelen
)
Door op de toets 5
te drukken.
)
Door selectie van de functie
snelheidsregelaar.
)
Door de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt uit het
geheugen gewist. Bij deze handelingen wordt de infor-
matie “ PAUSE
” bij A
weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Bij deze handelingen wordt de kruis-
snelheid niet gewist; deze blijft zicht-
baar op het instrumentenpaneel.
Storing
Als er een storing in het systeem
optreedt
, verschijnt er een bericht
op het display, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het controlelampje
SERVICE
branden.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
IX
158
RIJDEN
Activeren
Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt
zijn met modder, ijs of sneeuw. Als
de sensoren vuil zijn, wordt dit bij
het inschakelen van de achteruitver-
snelling aangegeven door een ge-
luidssignaal (lange piep).
Als de wagensnelheid lager is dan
10 km/h, kunnen door sommige
geluiden (motorfi ets, vrachtwagen,
wegwerkzaamheden, ...) de geluids-
signalen van de parkeerhulp onno-
dig worden geactiveerd.
)
Druk nogmaals op de toets A
.
Het verklikkerlampje gaat uit en
het systeem is weer ingeschakeld.
ACHTERUITRIJCAMERA (TOURER)
De achteruitrijcamera wordt automa-
tisch geactiveerd wanneer de ver-
snellingsbak in de achteruit staat.
De beelden van de camera worden
in kleur weergegeven op het scherm
van het navigatiesysteem.
De afstand tussen de blauwe stre-
pen correspondeert met de breedte
van uw auto zonder de buitenspie-
gels.
De blauwe strepen geven de rijrich-
ting van de auto weer.
De rode steep geeft een ruimte van
30 cm direct achter de achterbum-
per van uw auto weer. Het geluids-
signaal wordt continu hoorbaar als
een obstakel binnen deze ruimte
komt.
De groene strepen geven een af-
stand van circa 1 en 2 meter weer
achter de achterbumper van uw
auto.
Maak de achteruitrijcamera regel-
matig schoon met een spons of
een zachte doek.
X
161
ONDERHOUD
Partners in prestaties en respect
voor het milieu
Innovatie voor nog betere
prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de
Research & Development-teams van TOTAL
voor CITROËN smeermiddelen die geschikt
zijn voor de nieuwste technologieën die in
auto’s van het merk CITROËN worden toe-
gepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als
gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties
van de motor.
Een optimale bescherming
van uw motor
Het gebruik van TOTAL smeer-
middelen bij het onderhoud van
uw CITROËN zorgt voor een
langere levensduur en betere
prestaties van de motor, waarbij
tevens het milieu wordt geres-
pecteerd.
prefereert
XI
192
PRAKTISCHE INFORMATIE
Zekeringtabel
Zekeringnr.
Stroomsterkte
Functie
G29
-
Niet gebruikt
G30
5 A
Verwarmde buitenspiegels
G31
5 A
Regen-/lichtsterktesensor
G32
5 A
Waarschuwingslampjes niet-vastgemaakte autogordels
G33
5 A
Elektrochrome spiegels
G34
20 A
Blinderingspaneel (sedan)
G35
5 A
Instapverlichting voorpassagier - Verstelling buitenspiegel aan passagierszijde
G36
30 A
Elektrisch bediende achterklep (Tourer)
G37
20 A
Stoelverwarming vóór
G38
30 A
Elektrisch bediende bestuurdersstoel
G39
30 A
Elektrisch bediende passagiersstoel - Hifi -versterker
G40
3 A
Voedingsaansluiting aanhangermodule
ZEKERINGKAST B
Zekeringnr.
Stroomsterkte
Functie
G36
15 A
Automatische 6-versnellingsbak
5 A
Automatische 4-versnellingsbak
G37
10 A
Appèlverlichting - Diagnoseaansluiting
G38
3 A
ESP
G39
10 A
Hydraulische vering
G40
3 A
Remlichtschakelaar
XI
!
198
PRAKTISCHE INFORMATIE
ECO-MODUS
De eco-modus bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal func-
ties om te voorkomen dat de accu
ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u
een aantal elektrische functies zo-
als het audio- en datacommunica-
tiesysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht, de plafonniers nog in totaal
maximaal 30 minuten gebruiken.
Deze tijdsduur kan sterk bekort worden
als de acculading onvoldoende is.
Uitschakelen van de
eco-modus
De functies worden automatisch
weer ingeschakeld als de motor ge-
start wordt.
)
Om deze functies direct opnieuw
te kunnen gebruiken moet u de
motor starten en enkele ogen-
blikken laten draaien.
De functies blijven dan twee keer zo
lang actief als de tijd dat de motor
gedraaid heeft, maar deze tijd zal
altijd tussen de vijf en de dertig mi-
nuten liggen.
Als de accu ontladen is, kan
de motor niet gestart worden
(zie de desbetreffende ru-
briek).
SLEPEN VAN UW AUTO
U kunt uw auto laten slepen door
een andere auto of een andere auto
slepen met behulp van het sleep-
oog.
Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog bevindt zich in de ge-
reedschapsdoos van de krik in het
reservewiel.
Om bij het sleepoog te komen:
)
open de achterklep,
)
til de vloerplaat op,
)
neem het sleepoog uit de ge-
reedschapsdoos.
Inschakelen van de
eco-modus
Na deze 30 minuten geeft een mel-
ding op het multifunctionele display
aan dat de eco-modus is ingescha-
keld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mo-
dus wordt ingeschakeld aan het te-
lefoneren bent:
- kan het gesprek nog 5 minu-
ten worden voortgezet met de
handsfree set van de Autoradio,
- kan het gesprek nog 10 minu-
ten worden voortgezet met het
eMyWay audio-/navigatiesy-
steem,
XI!
200
PRAKTISCHE INFORMATIE
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
De trekhaak bestaat uit een mecha-
nisch systeem voor het aankoppelen
van een aanhanger of het monteren
van een fi etsendrager en een elek-
trische aansluiting voor de verlich-
ting en signalering.
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld
voor het vervoer van personen en
bagage, maar is tevens geschikt voor
het trekken van een aanhanger.
Als de trekhaak wordt gemon-
teerd door een bedrijf dat niet
tot het CITROËN-netwerk be-
hoort, moet de montage altijd vol-
gens de voorschriften van de fabri-
kant worden uitgevoerd.
Adviezen
Gewichtsverdeling
)
Verdeel het gewicht in de ca-
ravan/aanhanger gelijkmatig,
plaats zware voorwerpen zo
dicht mogelijk bij de as en houd
u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid
nemen de prestaties van de motor
af als men op grotere hoogte boven
de zeespiegel komt. Trek boven de
1000 m 10% van het maximale aan-
hangergewicht af en herhaal dit voor
elke volgende 1000 m.
Zijwind
)
Houd er rekening mee dat de
zijwindgevoeligheid van de auto
groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch
bediend en is niet afhankelijk van
het motortoerental.
)
Pas uw snelheid aan om het toe-
rental te beperken. Het maximale aanhangergewicht is
afhankelijk van het hellingspercen-
tage en de buitentemperatuur.
Let in elk geval goed op de aanwij-
zing van de koelvloeistoftempera-
tuurmeter.
Remmen
Het trekken van een aanhanger ver-
lengt de remweg.
Bij een lange afdaling is het, om te
voorkomen dat de remmen overver-
hit raken, raadzaam om op de motor
af te remmen.
Banden
)
Controleer de bandenspanning
van de auto en de aanhanger en
breng deze indien nodig op de
juiste waarde.
Verlichting
)
Controleer de verlichting van de
aanhanger.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld als bij het aankoppe-
len van een aanhanger een originele
CITROËN-trekhaak wordt gebruikt.
)
Als het waarschuwingslamp-
je van de koelvloeistoftem-
peratuur gaat branden in
combinatie met het waar-
schuwingslampje STOP
,
stop dan zo snel mogelijk en
zet de motor af.
Wij raden u aan gebruik te maken
van een speciaal door CITROËN
geteste en goedgekeurde trekhaak
inclusief bedrading en deze door het
CITROËN-netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats te laten monte-
ren.
Het rijden met een aanhanger
heeft veel invloed op het rijgedrag
van de auto en vergt daarom extra
aandacht van de bestuurder.
Raadpleeg de rubriek "Technische
gegevens" voor de gewichten en
aanhangergewichten die voor uw
auto van toepassing zijn.
224
URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP
CITROËN OPROEP NAAR URGENCE MET
LOKALISERING
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze
toets. Het knipperen van het groene LED-lampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de alarmcentrale CITROËN-Urgence is verstuurd * . gg g pp
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd. Het groene LED-lampje dooft.
Wanneer u deze toets op een willekeuri
g moment langer dan 8 seconden
ingedrukt houdt, annuleert u de oproep.
CITROËN OPROEP NAAR ASSISTANCE MET
LOKALISERING
Bij het aanzetten van het contact, gaat het groene lampje 3 seconden branden.Dit duidt op een goede werking van hetsysteem.
Het oranje lampje knippert: er is eenstoring in het systeem.
Het oran
je lampje blijft branden: denoodbatterij moet vervangen worden.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-netwerk.pg
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.
Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het
aanvragen van hulp bij het stranden van de auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is
verstuurd. *
WERKING VAN HET SYSTEEM Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding
tot stand is gebracht. Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
Wanneer u uw auto buiten het CITROËN-netwerk hebt gekocht, raden
wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te latencontroleren en eventueel confi gureren. In een meertalig land kunt u het
systeem laten confi gureren in de offi ciÎle landstaal van uw voorkeur. Deze oproep wordt beheerd door de CITROÀN-Ur
gence alarmcentrale
die de informatie over de lokalisatie van de auto ontvangt en een
waarschuwing kan zenden naar de gekwalifi ceerde hulpdiensten.
In landen waar de alarmcentrale niet operationeel is of wanneer
de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen
doorgestuurd naar de hulpdiensten (11 2), zonder lokalisatie.
Wanneer de elektronische eenheid airba
gs een botsing heeft
waargenomen, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van
de airbags, automatisch een noodoproep gedaan.
*
Deze diensten zijn afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk. Indien u
gebruik maakt van de dienst CITROËN eTouch, beschikt u ook over aanvullende diensten via uw persoonlijke pagina MyCITROEN op deCITROËN-internetsite voor uw land. Surf hiervoor naar www.citroen.com. pjpgy p
Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de
telematicadiensten aan de klant, behoudt de constructeur zich het recht
voor om op elk willekeurig moment het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.