Page 17 of 257
.
15
Eerste kennismaking
Controle tijdens het rijden
A.Als het contact wordt aangezet, moeten
de segmenten gaan branden die het resterende brandstofniveau weergeven.
B.Bij draaiende motor moet het
verklikkerlampje laag brandstofniveau
uitgaan.
Instrumentenpaneel
Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje
en rode waarschuwingslampjes branden.
Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden.
Verklikkerlampjes
23-3122
Het branden van een verklikkerlampje geeft u
informatie over de status van de desbetreffende
functie.
Rij drukschakelaars
102
A.Uitschakeling van het ESP-/ASR-systeem.
49
B.Openen van de achterklep (volgens uitvoering).
C.Verklikkerlampje van het alarmsysteem.
46
Page 18 of 257
16
Eerste kennismaking
1. Open het dashboardkastje.2.
Steek de sleutel in de schakelaar. 3.Selecteer de stand:
"ON"
(inschakelen) wanneer een passagier
op de voorstoel zit of een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting is bevestigd,
"OFF"
(uitschakelen) wanneer een kinderzitjemet de rug in de rijrichting is bevestigd.4.
Ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Airbag voorpassagier
107
Veiligheid voor alle inzittenden
A.
Verklikkerlampje niet-vastgemaakte of losgemaakte veiligheidsgordel bestuurder / losgemaakte veiligheidsgordel voorpassagier.B.
Verklikkerlampje storing van één van de
airbags.
Veiligheidsgordels vóór en
airbag vóór aan passagierszijde
26
C.
Verklikkerlampje uitschakeling airbag vóór
aan passagierszijde.
31
Page 19 of 257
.
17
Eerste kennismaking
Onder het rijden
Elektronisch gestuurde
versnellin
gsbak
Elektronisch gestuurde versnellingsbak met
vijf versnellingen die u de keuze biedt tussen het comfort van automatisch schakelen en het
rijplezier van handmatig schakelen. 1. Selectiehendel.
Weergave op het instrumentenpaneel
Op het display van het instrumentenpaneelwordt de ingeschakelde versnelling of degekozen rijstand weergegeven. N.Neutral (Neutraalstand).
R. Reverse (Achteruitversnelling).
1 t/m 5. Ingeschakelde versnelling. AUTO.Automatische stand.
Wegrijden
)
Selecteer de stand N. )
Trap het rempedaal stevig in. )
Start de motor. )
Selecteer de automatische stand(stand A) of de handmatige stand (stand M) met de selectiehendel 1
,
of
schakel de achteruitversnelling in door deselectiehendel 1 in de stand R
te zetten. )
Zet de handrem vrij. )
Laat het rempedaal geleidelijk los: de auto
zet z
ich onmiddellijk in beweging.
7
8
Page 20 of 257
18
Eerste kennismaking
82
Onder het rijden
Automatische
versnellin
gsbak
Deze transmissie met vier versnellingen biedt u de keuze tussen het comfort van automatisch schakelen en het rijplezier van handmatig schakelen. 1. Selectiehendel. 2.
Knop "S"
(sport).3.
Knop " 7"(sneeuw).
Weergave op hetinstrumentenpaneel
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt de ingeschakelde versnelling of degekozen rijstand weergegeven.
P.Parking (Parkeerstand).
R. Reverse (Achteruitversnelling).
N.Neutral (Neutraalstand).D.Drive (Automatische stand).
S. Programma sport . 7Programma sneeuw.w1 t /m 4.
Ingeschakelde versnelling.-.
Ongeldig commando in de handmatigestand.
Wegrijden
)Trek de handrem aan. )Selecteer de stand P
of N. )Start de motor. )Trap het rempedaal in. )Zet de handrem vrij. )Selecteer vervolgens de stand R, D
of M
. )Laat het rempedaal geleidelijk los: de auto
zet zich onmiddellijk in beweging.
Page 21 of 257

.
19
Eerste kennismaking
Onder het rijden
1.
Selecteren van de functie snelheidsbegrenzer.2.Ver lagen van de ingestelde snelheid. 3.Ver hogen van de ingestelde snelheid. 4.
Inschakelen / uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
85
1.Selecteren van de functie snelheidsregelaar.
2. Ver lagen van de ingestelde snelheid.3.
Ver hogen van de ingestelde snelheid.4.
Inschakelen / her vatten van desnelheidsregeling.
Snelheidsregelaar
"CRUISE"
87 De functie snelheidsre
gelaar of snelheidsbegrenzer wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven als de
desbetreffende functie is geselecteerd.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Snelheidsregelaar
Snelheidsbe
grenzer
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. Om het systeem te kunnen instellen en activeren moet de wagensnelheid hoger zijn dan 40 km/h en moet minimaal de 4eversnelling
van de handgeschakelde versnellingsbak zijn
ingeschakeld (2eversnelling van de elektronisch gestuurde versnellingsbak of de automatische
versnellingsbak).
Page 22 of 257

20
Eerste kennismaking
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van eenhandgeschakelde versnellingsbak, rijd danrustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweedeversnelling in en schakel bij voorkeur relatief snelover naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatischeversnellingsbak of een elektronisch gestuurde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D"
of Auto "A"
(afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele
rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alleruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken(zonneschermen...).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt.
Schakel de achterruitver warming en deontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch wordenaangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en het mistlicht uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op alsu rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD -speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus hetbrandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Page 23 of 257

.
21
Eerste kennismaking
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voor werpen inde bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.Beperk de belading en de luchtweerstand(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk dewinterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan debandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde.Controleer de bandenspanning met name: - voor een lange rit, - bij de wisseling van de seizoenen, - als de auto gedurende langere tijd niet isgebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van hetreser vewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter
ver vangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven inter val.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u datbrandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruikzich stabiliseert.
Page 24 of 257
22
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel benzine - diesel
1.
Toerenteller (x 1000 t/min). 2.
Display.3.Snelheidsmeter (km/h).
A.Informatie gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak of automatische transmissie. B.Tijd.C.Actieradius (km) of
Dagteller.D. Brandstofmeter. E.
Onderhoudsindicator (km)
ver volgens,
kilometerteller.
Deze twee functies worden achtereenvolgens na het aanzetten van het contact weergegeven. F.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
4.Informatie over het onderhoud
Nulstelling van de geselecteerde functie(dagteller of onderhoudsindicator)
Tijd instellen.
Klokken Display