Page 137 of 269
Onder de motorkap
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap06_Verifi cation_ed01-2014
135
ONDERHOUD
6
DIESELMOTOR
4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof.
5. Luchtfi lter.
6. Oliepeilstok. 7. Motorolie (bij)vullen.
8. Reservoir
stuurbekrachtigingsvloeistof.
9. Handopvoerpomp.
1. Reservoir ruitensproeiers vóór.
2. Zekeringkast.
3. Reservoir koelvloeistof.
Accu-aansluitingen:
+ Metalen positieve aansluiting.
- Metalen negatieve aansluiting (massa).
Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap.
Page 138 of 269

Niveaus
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap06_Verifi cation_ed01-2014
136
NIVEAUS
Olie verversen
Dit dient volgens het
onderhoudsschema van de
constructeur te worden uitgevoerd.
Het is verplicht uitsluitend oliën te
gebruiken met de door de constructeur
voorgeschreven viscositeit. Raadpleeg
de voorschriften bij het CITROËN-
netwerk.
Neem voordat u olie bijvult de peilstok
uit de houder.
Controleer na het bijvullen het
motorolieniveau (het niveau mag
niet boven het bovenste merkteken
uitkomen).
Draai de olievuldop vast alvorens de
motorkap te sluiten.
Remvloeistof verversen
De remvloeistof dient volgens de
door de constructeur voorgeschreven
intervallen te worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en aan
de DOT4-normen voldoet.
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI en MAXI van het
reservoir te staan.
Raadpleeg als het reservoir vaak
bijgevuld moet worden zo snel
mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Verklikkerlampjes
Let erop dat u bij het eventueel
verwijderen en monteren van
de afdekkap van de motor, de
bevestigingsclips niet beschadigt.
Motorolieniveau
Het wordt aanbevolen om deze
controle iedere 5000 km uit te
voeren en - indien nodig tussen twee
verversingen in - olie bij te vullen.
De controle dient bij koude motor en
horizontaal geplaatste auto te geschieden,
met behulp van de oliepeilstok.
Oliepeilstok
Keuze van de viscositeitsgraad
De olie dient in ieder geval aan de
door de constructeur voorgeschreven
normen te voldoen.
Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto
in goede staat te houden.
Informeer naar de voorschriften bij het
CITROËN-netwerk of raadpleeg het
garantie- en onderhoudsboekje dat bij
dit instructieboekje zit.
Zie in de rubriek 2 het gedeelte
"Cockpit" voor meer informatie
over de verklikkerlampjes.
2 merktekens op de peilstok: A = maxi. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats
als het oliepeil boven dit
merkteken uitkomt.
B = mini. Laat het oliepeil nooit onder
dit merkteken uitkomen.
Voor het behoud van
de bedrijfszekerheid
van de motoren en de
emissieregelsystemen mogen
in geen geval additieven aan de
motorolie worden toegevoegd.
Page 139 of 269

Niveaus
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap06_Verifi cation_ed01-2014
137
ONDERHOUD
6
Koelvloeistofniveau
Gebruik om ernstige motorschade
te voorkomen uitsluitend door de
constructeur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Draai de dop eerst een kwart
omwenteling los om de druk te laten
dalen en om te voorkomen dat de hete
koelvloeistof uit het koelsysteem spuit.
Trek, als de druk eenmaal gedaald is,
de dop los en vul koelvloeistof bij.
Laat het koelsysteem, als vaak
koelvloeistof moet worden bijgevuld,
zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging
Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI en MAXI staat.
Om het fi lter te regenereren, wordt
geadviseerd zo snel mogelijk, indien
de omstandigheden dit toelaten,
gedurende minstens 5 minuten met
een snelheid van 60 km/uur of hoger te
rijden (totdat de melding op het display
verdwijnt en het verklikkerlampje
service uit gaat).
Tijdens het regenereren van het roetfi lter,
kunnen enkele geluiden van het relais
hoorbaar zijn onder het dashboard.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats als de
melding niet verdwijnt en het lampje
Service blijft branden.
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen
de merktekens MINI en MAXI van
het expansievat te staan. Laat het
koelsysteem, als meer dan 1 liter
moet worden bijgevuld, controleren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Wij adviseren u voor een optimale
reiniging en voor uw eigen veiligheid de
producten van CITROËN te gebruiken.
Bovendien mag het vloeistofniveau
niet worden bijgevuld met of worden
vervangen door water, om bevriezing
te voorkomen en een goede reiniging
te garanderen.
Inhoud reservoir ruitensproeiers:
ongeveer 3 liter.
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, bedraagt de inhoud
van het reservoir 6 liter.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de
gezondheid; het is bovendien een erg
bijtend middel.
Gooi afgewerkte olie, remvloeistof en
koelvloeistof niet in het riool, in het
water of op de grond, maar deponeer
deze in de daarvoor bestemde
containers bij het CITROËN-netwerk.
Een te laag additiefniveau wordt
aangegeven door het verklikkerlampje
service in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Als dit bij draaiende motor gebeurt, komt
dit doordat het roetfi lter verstopt dreigt te
raken (uitzonderlijke rij-omstandigheden:
veelvuldig stadsverkeer, lage snelheid,
lange fi les, ...).
Page 140 of 269

Controles
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap06_Verifi cation_ed01-2014
138
CONTROLES
Koolstoffilter en interieurfilter Roetfilter (diesel)
Onderhoudswerkzaamheden aan het
roetfi ler moeten worden uitgevoerd
door het CITROËN-netwerk.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties van de auto en heeft geen
gevolgen voor het milieu.
Accu
Laat uw accu voor de winter
door het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats
controleren.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is,
kan dit behalve door lekkage van het
remsysteem ook veroorzaakt worden
door slijtage van de remblokken.
Slijtage remschijven/-trommels
Raadpleeg het CITROËN-netwerk voor
meer informatie over de controle van
uw remschijven/-trommels.
Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Oliefilter
Vervang het oliefi lterelement periodiek,
volgens het onderhoudsschema.
Via een luikje kunnen de fi lters worden
vervangen.
Het koolstoffi lter zorgt ervoor dat
stofdeeltjes permanent en krachtig
gefi lterd worden.
Een verstopt interieurfi lter vermindert
de prestaties van de airconditioning
en kan nare geuren in het interieur
veroorzaken.
Wij adviseren u een gecombineerd
interieurfi lter de gebruiken. Danzij het
specifi eke tweede actieve fi lter, draagt
het bij aan de zuivering van de door de
inzittenden ingeademde lucht en aan
een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, onaangename
geuren en vette aanslag).
Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor informatie
over het vervangingsinterval van de
fi lterelementen. Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto
(veel stadsverkeer) daartoe aanleiding
geven, moeten de fi lters twee keer zo
vaak worden vervangen.
Page 141 of 269

Controles
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap06_Verifi cation_ed01-2014
139
ONDERHOUD
6
Raadpleeg de bladzijden in het
garantie- en onderhoudsboekje,
die betrekking hebben op de
motoruitvoering van uw auto, voor het
laten controleren van de belangrijkste
niveaus en bepaalde onderdelen
volgens het onderhoudsschema van
de constructeur.
Aftappen van water in het
brandstoffilter Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of
gelijkwaardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen zoals het remsysteem te
optimaliseren, worden door CITROËN
specifi eke producten geselecteerd en
aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht, of in de winter ijs, vormen op
de remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen.
Rem een paar keer lichtjes om de
remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Als dit lampje gaat branden,
moet het brandstoffi lter
worden afgetapt. Om
te voorkomen dat het
lampje gaat branden kan
het fi lter ook op regelmatige basis
worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een
onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug van het fi lter los.
Ga door met aftappen tot al het water
uit het fi lter is weggelopen via de
transparante slang. Draai vervolgens
de aftapplug weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat
werkzaamheden aan deze motoren
altijd uitvoeren door gekwalifi ceerde
technici van het CITROËN-netwerk.
Volgens land van bestemming.
Page 142 of 269

Brandstof
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap06_Verifi cation_ed01-2014
140
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau
Tanken
Het tanken dient met afgezette motor
te geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel een kwart omwenteling om.
- Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Een mechanisch systeem
voorkomt dat tijdens het tanken
de linker schuifdeur geopend
kan worden. Let erop dat niemand de
schuifdeur probeert te openen als de
brandstofvulklep geopend is.
Na het sluiten van de brandstofvulklep
kan de schuifdeur geblokkeerd worden.
Druk dan tegen de schuifdeur om deze
te sluiten en vervolgens te openen.
Als het minimum
brandstofniveau is bereikt,
gaat dit lampje branden.
Er bevindt zich nog
ongeveer
8 liter in de tank. Tank bij de
eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd de tank nooit helemaal leeg, dit
zou tot storingen in de emisseregeling
en/of het inspuitsysteem kunnen
leiden. Op een sticker aan de binnenzijde van
het tankklepje staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Er moet minstens 5 liter bijgevuld
worden voordat de meter de nieuwe
hoeveelheid brandstof in de tank
correct aangeeft.
Bij het verwijderen van de tankdop kan
er enige zuiging ontstaan. Dit vacuüm
is normaal en komt door de afdichting
van het brandstofcircuit.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit wel
gebeurt, kunnen er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop
en sluit de vulklep. Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 en E24 (deze
bevatten resp. 10% en 24% ethanol)
die voldoen aan de Europese
richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn
uitsluitend geschikt voor auto's die
speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit
van de ethanol moet voldoen aan de
Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op
brandstoffen met een ethanolgehalte
tot 100% (type E100), worden alleen
verkocht in Brazilië.
Page 143 of 269

DIESEL
Brandstof
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap06_Verifi cation_ed01-2014
141
ONDERHOUD
6
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken. Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstofl ekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP),
- neem de sleutel uit het contactslot,
- plaats de sleutel in het contactslot,
- zet het contact aan en start de motor.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap
in de motorruimte),
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Raadpleeg in rubriek 6 het
gedeelte "Onder de motorkap".
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen (diesel die
voldoet aan de richtlijn EN 590
gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN 14214) en die aan
de pomp getankt kunnen worden (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren
van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere
onderhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie,
stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Page 144 of 269

142
Accu
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap07_Aide rapide_ed01-2014
ACCU
Wacht 2 minuten na het uitzetten
van het contact alvorens u de accu
loskoppelt.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact AAN
en wacht 1 minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen
voordoen.
Wacht ongeveer 3 minuten na het
vervangen van een lamp alvorens u de
accu aansluite
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Laden met behulp van een
acculader:
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de
fabrikant op de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan de
accukabels los en reinig de polen
en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu,
- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op
een zo ver mogelijk van de accu
verwijderd massapunt van de te
starten auto.
- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien.
- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
Deze sticker geeft aan dat er
een speciale 12V-loodaccu is
gebruikt die alleen losgekoppeld
en/of vervangen mag worden bij
het CITROËN-netwerk of bij een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig
aan vervanging toe is.
Na het monteren van de accu
kan het, afhankelijk van de
weersomstandigheden en de
laadtoestand van de accu, enkele uren
(tot ongeveer 8 uur) duren voordat het
Stop & Start-systeem weer zal werken.
Voor het opladen van de accu van
het Stop & Start-systeem hoeven
de accukabels niet losgenomen te
worden.