Page 249 of 303

Verzorging van de auto247
Nr.Stroomkring33Adaptief rijlicht (AFL), automati‐
sche verlichting34Uitlaatgasrecirculatie35Buitenspiegel, regensensor36Verwarming en ventilatie37Magneetklep koolstofreservoir38Vacuümpomp39Centrale regelmodule40Voorruitsproeier, achterruits‐
proeier41Grootlicht rechts (halogeen)42Koelventilator43Voorruitwissers44Voorruitwissers45Koelventilator46–47Claxon48Koelventilator49BrandstofpompNr.Stroomkring50Koplamphoogteregeling, adap‐
tief rijlicht (AFL)51Ventilatieklep52Hulpverwarming, dieselmotor53Transmissieregelmodule,
motorregelmodule54Vacuümpomp, instrumenten‐
groep, verwarming, ventilatie en
airco
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van het
zekeringenkastje weer vast.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Bij auto's met het stuurwiel links zit
het zekeringenkastje achter het op‐
bergvak in het instrumentenbord.
Open het opbergvak en druk het naar links om het te ontgrendelen. Klap het
opbergvak omlaag en verwijder het.
Page 250 of 303
248Verzorging van de auto
Bij rechtsgestuurde auto's zit de ze‐
keringenkast achter een deksel in het
handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje, open daarna de afdekking en klap die omlaag.
Nr.Stroomkring1Cruise control, snelheidsbe‐
grenzer, adaptieve cruise
control, stuurbedienings‐
knoppen2Rijverlichting, carrosserieregel‐
module3Rijverlichting, carrosserieregel‐
module4Infotainmentsysteem5Infotainmentsysteem, instru‐
ment612 V-aansluiting, aanstekerNr.Stroomkring712 V-aansluiting8Dimlicht links, carrosserieregel‐
module9Dimlicht rechts, carrosseriere‐
gelmodule, airbagmodule10Portiersloten, carrosserieregel‐
module11Aanjager12–13–14Diagnosestekker15Airbag1612 V-aansluiting17Airconditioningssysteem18Logistiek19Carrosserieregelmodule20Carrosserieregelmodule21Instrumentengroep, diefstala‐
larmsysteem22Contactsensor23Carrosserieregelmodule
Page 251 of 303
Verzorging van de auto249
Nr.Stroomkring24Carrosserieregelmodule25–26–
Zekeringenkast in
bagageruimte
De zekeringenkast zit links in de ba‐
gageruimte achter een deksel.
Verwijder het deksel.
Indien voorzien van bandenreparatie‐ set, gehele box verwijderen.
Toewijzingen van de zekeringen
Page 252 of 303
250Verzorging van de auto
Nr.Stroomkring1–2Aanhangeraansluiting3Park Pilot4Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie5–6–7Elektrisch verstelbare stoel8–9Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie10Stikstofoxidesensor11Aanhangermodule, aanhanger‐
aansluiting12Aanhangermodule13Aanhangeraansluiting14–15–16Achteruitkijkspiegel, achteruit‐
kijkcameraNr.Stroomkring1712 V-aansluiting18–19Stuurwielverwarming20Zonnescherm21Verwarmde voorstoelen22–23–24Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie25–26–27–28–29–30–31–32Actief dempingssysteem, Lane
Departure WarningBoordgereedschap
Gereedschap
Sommige gereedschappen, het
sleepoog en (alleen bij voertuigen
met reservewiel) de krik bevinden
zich in de opbergruimte achter in de
vloer van de bagageruimte.
Open de afdekking vóór de achter‐
klep.
Page 253 of 303

Verzorging van de auto251Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐
turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd te worden.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 H215=Bandbreedte in mm60=Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R=Type koordlagen: RadiaalRF=Type: RunFlat16=Velgdiameter in inches95=Kengetal voor draagvermo‐
gen, 95 komt bijv. overeen
met 690 kgH=Kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q=Maximaal 160 km/uS=Maximaal 180 km/uT=Maximaal 190 km/uH=Maximaal 210 km/uV=Maximaal 240 km/uW=Maximaal 270 km/u
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐ ningscontrolesysteem.
Draai het ventieldopje los.
Bandenspanning 3 289.
Het informatie-etiket banden en bela‐
ding op het portierframe links- of
rechtsvoor vermeldt de originele ban‐ denmaat en de bijbehorende banden‐
spanningswaarden.
De voorgeschreven bandenspanning geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Page 254 of 303

252Verzorging van de auto
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐
spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 281.
2. Bepaal de betreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 289.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐ verklaring die bij uw auto is geleverd,
of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Wanneer u de bandenspanning van
een auto met bandenspanningscon‐
trolesysteem moet verhogen of verla‐
gen, schakel dan de ontsteking uit.
Schakel na het aanpassen van de
bandenspanning het contact in en se‐
lecteer de betreffende instelling op de pagina Draagvermogen band op het
Driver Information Center, 3 119.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de ban‐ denspanning in alle vier de banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
Page 255 of 303

Verzorging van de auto253
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken in Informatie- menu
voertuig op het Driver Information
Centre.
U selecteert het menu met de knop‐
pen op de richtingaanwijzerhendel.
Druk op de knop MENU om
Informatie- menu voertuig X te kie‐
zen.
Draai aan het stelwiel om het ban‐
denspanningscontrolesysteem te se‐
lecteren.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen herkent u aan een bericht waarbij de desbetreffende band knippert op het Driver Informa‐
tion Center.Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 116.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 289.
Na het op spanning brengen moet u wellicht een stukje rijden om de ban‐
denspanningswaarden op het DIC bij
te werken. Hierbij kan w oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Page 256 of 303

254Verzorging van de auto
Boordinformatie 3 126.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden ver‐
hoogd of verlaagd.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen spanningssensor. Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. De contro‐
lelamp w brandt. Voor de overige drie
wielen blijft het systeem werken.
Gebruik van in de handel verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Externe zendinstallaties met een
hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesys‐
teem tot gevolg hebben.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteemworden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensor; ver‐
vang de complete ventielsteel.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto3 289 en selecteer de betreffende in‐
stelling in het menu
Bandenbelasting op het Driver Infor‐
mation Center, Informatie- menu
voertuig 3 119.Selecteer:
■ Licht voor een comfortabele span‐
ning tot 3 inzittenden
■ Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden
■ Max voor volledige belading
Automatisch inleren
Nadat de wielen zijn vervangen moet de auto ongeveer 20 minuten blijven
stilstaan alvorens het systeem een
herberekening uitvoert. Het daarop‐
volgende inleerproces duurt
10 minuten bij een minimale rijsnel‐
heid van 20 km/u. In dit geval kan
$ verschijnen of u ziet wisselende
spanningswaarden op het Driver In‐
formation Centre.
Wanneer tijdens het inleren proble‐
men optreden, ziet u een waarschu‐
wingstekst op het Driver Information
Center.