Kort en bondig11
1Elektrische ruitbediening .......33
2 Buitenspiegels ......................30
3 Cruise control .....................181
Snelheidsbegrenzer ............182
Adaptieve cruise control .....183
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 191
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 157
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie .................................. 145
Omgevingsverlichting ......... 149
Parkeerlichten .....................147
Knoppen voor Driver
Information Center ..............119
6 Instrumenten ...................... 107
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 99
8 Driver Information Center .... 1199Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........101
10 Centrale vergrendeling .........23
Alarmknipperlichten ...........145
SPORT-modus ................... 179
Tour-modus ........................ 179
Brandstofkeuzeschakelaar . 108
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 113
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ....................112
11 Info-Display ........................ 123
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 157
13 Status-LED alarmsysteem ...28
14 Handschoenenkastje ...........68
15 Verwarming en ventilatie ....15116 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf ....................... 10
12 V-aansluiting ..................105
17 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................174
Automatische
versnellingsbak ..................171
18 Traction Control-systeem ...177
Elektronische stabiliteitsregeling ...............178
Lane Departure Warning ...211
19 Elektrische handrem ...........176
20 Park Pilot ............................ 197
Geavanceerde parkeerhulp 200
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 163
21 Contactslot met stuurslot ...161
22 Claxon ................................ 100
Bestuurdersairbag ...............58
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 229
116Instrumenten en bedieningsorganenElektronische
stabiliteitsregeling UIT n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteits‐regeling en Traction
Control-systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt
Er zit een storing in het systeem. Ver‐ der rijden is mogelijk. De rijstabiliteit
kan echter afhankelijk van de staat
van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) 3 178, Traction Control-sys‐
teem 3 177.Traction Control-systeem
UIT k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming ! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder
2000 omw/min dalen.
Brandt
Het dieselpartikelfilter is vol. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Roetfilter 3 166, Stop-startsysteem
3 163.
AdBlue
Y brandt of knippert geel.
Brandt
Bij de volgende keer opnieuw starten wordt de maximumsnelheid begrensdtot 100 km/u.
Knippert
Verdere begrenzing van de maxi‐
mumsnelheid tot en met blokkering
van het opnieuw starten.
AdBlue 3 167.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Rijden en bediening177
Dynamisch remmen onder het rijden
Wanneer u onder het rijden aan de
schakelaar m blijft trekken, zal de
elektrische handrem de auto vertra‐
gen, maar niet tot stilstand brengen.
Zodra u de schakelaar m loslaat,
stopt het dynamisch remmen.
Storing
De storingsmodus van de elektrische
handrem wordt aangeduid door con‐
trolelamp j en als cijfercode of mel‐
ding op het Driver Information Center (DIC). Boordinformatie 3 126.
Trek de elektrische handrem aan:
houd de schakelaar m meer dan
5 seconden uitgetrokken. Als contro‐
lelamp m brandt, is de elektrische
handrem aangetrokken.
Zet de elektrische handrem los: houd
de schakelaar m meer dan
2 seconden ingedrukt. Als controle‐ lamp m dooft, is de elektrische hand‐
rem losgezet.
Controlelamp m knippert: elektrische
handrem is niet helemaal aangetrok‐
ken of losgezet. Knippert de lampcontinu, zet de elektrische handrem
dan los en probeer deze weer aan te
trekken.
RemassistentieBij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet ver‐
minderen, zolang er maximaal ge‐ remd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de rem‐
kracht automatisch verminderd.
Hellingrem
Het systeem voorkomt onbedoeld be‐ wegen bij het wegrijden op hellingen.
Wanneer u de voetrem loslaat nadat
u op een helling bent gestopt, blijft de
rem nog gedurende 2 seconden in‐
geschakeld. Bij het optrekken van de
auto worden de remmen automatisch gelost.
De hellingrem is niet actief tijdens een Autostop.Rijregelsystemen
Traction Control
De Traction Control (TC) is een on‐
derdeel van de elektronische stabili‐
teitsregeling.
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen beperkt en wordt het wiel
met de meeste slip afzonderlijk afge‐
remd. Daardoor wordt de rijstabiliteit
van de auto op een glad wegdek aan‐ merkelijk verbeterd.
TC is bedrijfsklaar zodra de controle‐
lamp b dooft.
Wanneer TC actief ingrijpt, knip‐
pert b.
182Rijden en bediening
Vertragen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine stappen af.
Uitschakelen
Druk op de knop y, de controlelamp
m in de instrumentengroep brandt
wit. De cruise control is gedeacti‐
veerd. De laatst ingestelde snelheid
wordt voor later hervatten van de
snelheid in het geheugen opgesla‐
gen.
Automatisch uitschakelen: ■ de rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u,
■ de rijsnelheid is hoger dan ca. 200 km/u,
■ als het rempedaal wordt bediend,
■ het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt,
■ keuzehendel in stand N,
■ motorsnelheid is zeer laag,
■ de Traction Control of elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) is actief.Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐
gen snelheid wordt nu overgenomen.
Uitschakelen
Druk op de knop m, de controlelamp
m in de instrumentengroep gaat uit.
De opslagen snelheid wordt gewist.
Via de knop L voor het activeren van
de snelheidsbegrenzer of het uitscha‐
kelen van het contact, wordt ook de
cruise control uitgeschakeld en wordt
de opgeslagen snelheid gewist.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
25 km/u.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bij
het afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet in de
bovenste regel van het Driver Infor‐
mation Centre weergegeven.
Inschakelen
Knop L indrukken. Als de cruise con‐
trol of adaptieve cruise control eerder geactiveerd was, wordt deze uitge‐
schakeld als de snelheidsbegrenzer
wordt geactiveerd en de controlelamp
m dooft.
Rijden en bediening1879Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het be‐
waren van een veilige onderlinge
afstand bij de betreffende ver‐
keers-, weers- en zichtomstandig‐ heden. Indien de situatie zulks
vereist, moet de afstand tot voor‐
ligger worden aangepast of het
systeem worden uitgeschakeld.
Detectie van voorligger
Het controlelampje "voorligger gede‐
tecteerd" A verschijnt in de snel‐
heidsmeter als het systeem een voor‐
ligger heeft gedetecteerd.
Als dit symbool niet of kort wordt
weergegeven, reageert adaptieve
cruise control niet op voorliggers.
Uitschakelen
De bestuurder deactiveert de adap‐ tieve cruise control door:
■ de knop y in te drukken,
■ te remmen,
■ het koppelingspedaal langer dan vier seconden ingedrukt te houden,
■ de keuzehendel van de automati‐ sche transmissien naar N te zetten.
Het systeem wordt ook automatisch
gedeactiveerd als:
■ er bij snelheden onder 45 km/u of hoger dan 190 km/u wordt gereden,
■ het Traction Control-systeem lan‐ ger dan 20 seconden werkt,
■ de elektronische stabiliteitsregeling
werkt,■ er gedurende een aantal minuten geen ander verkeer of object langs
de weg wordt aangetroffen. In dit
geval zijn er geen radarecho's en
kan de sensor melden dat deze ver‐
vuild is,
■ het preventief remsysteem in wer‐ king treedt,
■ de radarsensor vervuild is door ijs of waterfilm,
■ er een storing wordt geconstateerd
in de radar, motor of het remsys‐
teem.
Als de adaptieve cruise control auto‐
matisch wordt gedeactiveerd, brandt
de controlelamp m wit en verschijnt er
een waarschuwingspop-up in het Dri‐
ver Information Centre.
297
Bekerhouders .............................. 68
Bekleding .................................... 272
Beladingsinformatie .....................97
Beslagen lampglazen ................147
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 181
Beveiliging van de auto ................28
Binnenspiegels ............................. 32
Binnenverlichting ...............148, 243
Blindehoeksysteem ....................204
BlueInjection ............................... 167
Bolle vorm .................................... 30
Boordgereedschap .....................250
Boordinformatie .........................126
Brandstof .................................... 212
Brandstofkeuzeschakelaar ........108
Brandstofmeter .......................... 108
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 221
Brandstof voor benzinemotoren 212
Brandstof voor dieselmotoren ...212
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 213
Brandstof voor rijden op LPG .....214
Buitenspiegels .............................. 30
Buitentemperatuur .....................103
Buitenverlichting .........................138
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................23Claxon ................................. 14, 100
Code ........................................... 126
Conformiteitsverklaring ...............292
Contactslotstanden ....................161
Controlelampen ..................107, 110
Controle over de auto ................160
Controles .................................... 228
Cruise control ....................118, 181
D
Dagrijlicht ................................... 141
Dagteller .................................... 107
Dak ............................................... 36
Dakbelasting ................................. 97
Dakconsole .................................. 70
Dakdrager .................................... 96
DEF ............................................ 167
Diefstalalarmsysteem ..................28
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 235
Dieseluitlaatvloeistof ...................167
Dimlicht of grootlicht ...................138
Draagsysteem achterzijde ............72
Driepuntsgordel ........................... 54
Driver Information Center ...........119
E
Elektrisch bediende ruiten ...........33
Elektrische aansluitingen ...........105
Elektrische handrem ...........114, 176Elektrische stoelverstelling ..........43
Elektrische verstelling ..................30
Elektrisch systeem...................... 244
Elektronische rijprogramma's ....172
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ...116
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 178
Elektronische stabiliteitsregeling UIT .............116
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............153
Event Data Recorders (EDR) .....294
F
Fietsendrager ............................... 72
Flex-Fix-systeem .......................... 72
FlexOrganizer .............................. 91
Frontaal airbagsysteem ...............58
Frontaanrijdingswaarschuwing ...191
G
Geavanceerde parkeerhulp ........200
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................129
Gereedschap ............................. 250
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................95
Gloeilamp vervangen ................236
300
Toerenteller ............................... 107
Top-Tether-bevestigingsogen ......66
Traction Control .........................177
Traction Control-systeem UIT..... 116
Trekhaak............................. 222, 223
Trekstang.................................... 222
Tripcomputer ............................. 130
Typeplaatje ................................ 276
U Uitlaatgassen ............................. 166
Uitrol-brandstofafsluiter .............163
Uitstapverlichting .......................149
Ultrasoonparkeerhulp ................115
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 255
Vaste luchtroosters ....................158
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................53
Veiligheidsnet .............................. 93
Velgen en banden .....................251
Ventilatie ..................................... 151
Verbanddoos ............................... 95
Vergrendelingssysteem ...............28
Verkeersbordherkenning ............207
Verlichting middenconsole ........149
Verlichtingsfuncties..................... 149Verlichting zonneklep ................149
Versnellingsbak ........................... 16
Versnellingsbakdisplay ..............171
Verstelbare luchtroosters ........... 157
Vertraagde uitschakeling stroom 161
Verwarmde spiegels ....................31
Verwarmd stuurwiel ...................100
Verwarming ................................. 46
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 151
Verwerking van sloopauto .........228
Verzorging .................................. 269
Verzorging exterieur ..................269
Verzorging interieur ...................272
Vloerafdekking bagageruimte ......86
Voertuiggewicht .........................286
Voertuigidentificatienummer ......276
Voordat u wegrijdt ........................ 18 Voorligger gedetecteerd .............118
Voorruit ......................................... 32
Voorstoelen .................................. 40
Voorverwarming ........................116
W
Waarschuwingslampen ..............107
Werkzaamheden uitvoeren .......228
Wieldoppen ................................ 256
Wiel verwisselen ........................259
Winterbanden ............................ 251
Wis-/wasinstallatie .......................14Wis-/wasinstallatie achterruit .....102
Wis-/wasinstallatie voorruit ........101
Wisserblad vervangen ...............235
Z
Zekeringen ................................. 244 Zekeringenkast in bagageruimte 249
Zekeringenkast in motorruimte ..245
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............247
Zitplaatsen derde zitrij .................51
Zitplaatsen tweede zitrij ...............46
Zitrijen achterin ............................. 46
Zonnekleppen .............................. 35
Zijdelings airbagsysteem .............59
Zijmarkeringslichten.................... 138
Zijrichtingaanwijzers ..................242