Page 217 of 303

Rijden en bediening215
Storingen en oplossingen
Loop de volgende punten na als over‐ schakelen op gas niet mogelijk is:
■ Is er voldoende LPG aanwezig?■ Is er voldoende benzine om te star‐
ten?
Bij extreme temperaturen in combi‐
natie met de gassamenstelling duurt
het wellicht langer voordat het sys‐
teem van benzine op gas overscha‐
kelt.
In extreme situaties kan het systeem
ook weer terugschakelen naar ben‐
zine als niet aan de minimumvereis‐
ten is voldaan.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-sys‐
teem te handhaven.
LPG heeft een specifieke geur gekre‐
gen om eventuele lekken eenvoudig
te kunnen opsporen.9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de on‐
middellijke omgeving ruikt, scha‐
kel dan onmiddellijk naar benzine‐
modus. Niet roken. Geen open
vlammen of ontstekingsbronnen.
Start de motor niet als u gas blijft rui‐
ken. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Volg in ondergrondse parkeergara‐
ges de aanwijzingen van de exploi‐
tant en lokale wetgeving op.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld.
Tanken9 Gevaar
Zet voor het tanken de motor en
alle hulpverwarmingen met ver‐
brandingskamers uit. Zet alle mo‐
biele telefoons uit.
Bij het tanken de gebruiks- en vei‐ ligheidsvoorschriften van het tank‐station in acht nemen.
Page 218 of 303
216Rijden en bediening9Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Vermijd open vuur of vonkvorming.
Als u brandstof in de auto ruikt, de
oorzaak hiervan meteen door een
werkplaats laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankklep kan alleen bij een ont‐
grendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankklep door tegen de
klep te duwen.
Benzine en diesel tanken Open de tank door de dop langzaam
linksom te draaien.Bij het tanken de tankdop in de steun op de tankklep hangen.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en open‐
zetten.
Nadat deze automatisch is afgesla‐
gen, kunnen er nog max. twee doses
worden toegevoegd.
Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Page 219 of 303

Rijden en bediening217
Klepje sluiten en vastklikken.
Auto's met beveiliging tegen onjuiste
brandstof9 Waarschuwing
Probeer de klep van de vulpijp bij
auto's met beveiliging tegen on‐
juiste brandstof niet met de hand te openen.
Als u dat toch doet, kunnen uw
vingers bekneld raken.
Auto's met selectieve katalysatorre‐
ductie zijn uitgevoerd met een bevei‐
liging tegen onjuiste brandstof.
Door de beveiliging tegen onjuiste
brandstof kan de klep van de vulpijp
alleen worden geopend door een vul‐
pistool voor dieselbrandstof of een trechter voor noodbijtanken.
Draai de tankdop langzaam linksom. Bij het tanken de dop in de steun op
de tankklep hangen.
Plaats het pistool recht op de vulpijp
en druk het met iets kracht erin.
Gebruik bij noodbijtanken vanuit een
jerrycan een trechter om de klep van
de vulpijp te openen.De trechter bevindt zich in het rechter
opbergvak in de bagageruimte.
Plaats de trechter recht op de vulpijp
en druk deze met iets kracht erin.
Gebruik de trechter om dieselbrand‐
stof bij te tanken.
Doe de trechter na het bijtanken in de plastic zak en plaats deze in het op‐
bergvak.
Systeem voor selectieve katalysator‐
reductie 3 167.
Page 220 of 303

218Rijden en bediening
Aardgas tanken
De tankklep kan alleen bij een ont‐
grendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankklep door tegen de
klep te duwen.
9 Waarschuwing
Alleen tanken bij een maximale af‐
leverdruk van 250 bar. Alleen bij
tankstations met temperatuur‐
compensatie tanken.
Het tanken van aardgas helemaal
voltooien, d.w.z. de vulopening ont‐
luchten.
De capaciteit van de aardgastanks is
afhankelijk van de buitentempera‐
tuur, de afleverdruk en het type tank‐
installatie. Inhouden 3 288.
Klepje sluiten en vastklikken.
Benamingen van "aardgasauto's" in
het buitenland:DuitsErdgasfahrzeugeEngelsNGVs = Natural Gas Vehi‐
clesFransVéhicules au gaz naturel -
of - Véhicules GNVItaliaansMetano auto
Benamingen van "aardgas" in het bui‐ tenland:
DuitsErdgasEngelsCNG = Compressed
Natural GasFransGNV = Gaz Naturel (pour)
Véhicules - of -
CGN = carburantgaz
naturelItaliaansMetano (per auto)LPG tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor LPG bevindt zich
achter de tankdop.
Schroef de tankdop van de vulpijp.
Page 221 of 303

Rijden en bediening219
Schroef de vereiste adapter handvastop de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk de vergrendelhefboom op het vul‐
mondstuk omlaag.
DISH (Italië) vulpijp: Plaats het vul‐
mondstuk in de adapter. Druk de ver‐
grendelhefboom op het vulmondstuk
omlaag.
Bajonetvulpijp: Plaats het vulmond‐
stuk op de adapter en draai het een
kwartslag links- of rechtsom. Trek de
vergrendelhefboom van het vulmond‐ stuk geheel omhoog.
EURO-vulpijp: Druk het vulmondstuk
op de adapter totdat het vastklikt.
Druk op de knop van de LPG-pomp.
Het vulsysteem stopt of begint lang‐
zaam te lopen wanneer 80 % van het
tankvolume is bereikt (maximaal vul‐
peil).
Laat de knop op het vulsysteem los.
Het systeem tankt niet meer bij. Ont‐
grendel de vergrendelhefboom en
verwijder het vulmondstuk. Hierbij
kan er iets LPG vrijkomen.
Verwijder de adapter en leg deze in de auto.Breng de tankdop aan, opdat er geen vreemde voorwerpen in de vulope‐
ning en het systeem komen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het sys‐
teem is het ontsnappen van vloei‐
baar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onvermij‐
delijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Om veiligheidsredenen mag de
vloeibaar-gastank maar tot 80%
worden gevuld.
De combiklep op de LPG-tank be‐
perkt de vulhoeveelheid automatisch.
Bij meer bijtanken raden wij aan de
auto niet in de zon te zetten totdat het overschot verbruikt is.
Page 222 of 303
220Rijden en bediening
Vuladapter
Aangezien vulsystemen niet gestan‐
daardiseerd zijn, hebt u verschillende adapters nodig. Deze zijn verkrijg‐
baar bij Opel Partners en Opel
Service Partners.
ACME-adapter: België, Duitsland,
Ierland, Luxemburg, Zwitserland
Bajonetadapter: Nederland, Noorwe‐
gen, Spanje, Verenigd Koninkrijk
EURO-adapter: Spanje
DISH (Italië) adapter: Bosnië-Herze‐
govina, Bulgarije, Denemarken, Est‐
land, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Macedo‐nië, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roe‐
menië, Zweden, Zwitserland, Servië,
Slowakije, Slovenië, Tsjechische Re‐ publiek, Turkije, Oekraïne, Hongarije
Tankdop
Gebruik uitsluitend originele tankdop‐ pen. Auto’s met een dieselmotor heb‐ ben een speciale tankdop.
Page 223 of 303

Rijden en bediening221Brandstofverbruik - CO2-
uitstoot
Benzine- en dieselmotoren
Het brandstofverbruik (gecombi‐
neerd) van de Opel Zafira ligt binnen een bereik van 7,2 tot 4,1 l/100 km.
De CO 2-emissie (gecombineerd) ligt
binnen een bereik van 169 tot
109 g/km.
Raadpleeg voor de waarden die spe‐ cifiek voor uw voertuig gelden het
'EEC Certificate of Conformity' dat bij
uw voertuig werd geleverd of de an‐
dere nationale autopapieren.
Aardgasmotoren
Het gasverbruik (gecombineerd) van
het model Opel Zafira 5,6 kg/100 km .
De CO 2-emissiewaarde (gecombi‐
neerd) is 129 g/km.
Raadpleeg voor de waarden die spe‐ cifiek voor uw voertuig gelden het
'EEC Certificate of Conformity' dat bij uw voertuig werd geleverd of de an‐
dere nationale autopapieren.Algemene informatie
Het officiële brandstofverbruik en de
specifieke cijfers voor de CO 2-emis‐
sie zoals vermeld zijn conform het
EU-basismodel met standaarduitrus‐
ting.
De gegevens inzake brandstofver‐
bruik en CO 2-emissie worden be‐
paald conform de richtlijn
R (EG) nr. 715/2007 (in de meest re‐
cente redactie), met het oog op het
rijklaar voertuiggewicht, zoals vastge‐
legd in de richtlijn.
De cijfers dienen uitsluitend ter ver‐
gelijking van de diverse modelvarian‐ ten en bieden geen garantie voor het
werkelijke brandstofverbruik van een
specifiek model. De vermelde cijfers
voor het verbruik en de CO 2-emissie
kunnen door accessoires iets hoger
uitvallen. Het brandstofverbruik hangt
bovendien af van de persoonlijke rij‐
stijl, de staat van het wegdek en de
verkeersomstandigheden.Aardgas
De brandstofverbruikswaarden wer‐ den verkregen bij gebruik van de re‐
ferentiebrandstof G20 (methaange‐
halte 99 - 100 mol%) onder de voor‐
geschreven rijomstandigheden. Bij
het rijden op aardgas met een lager
methaangehalte kan het brandstofge‐
bruik van de aangegeven waarden af‐ wijken.
Page 224 of 303

222Rijden en bedieningTrekhaakAlgemene informatie
Alleen een trekhaak gebruiken die
voor uw auto is goedgekeurd. Voor
auto's die op aardgas rijden is speci‐
ale sleepapparatuur nodig.
Het inbouwen van een trekhaak door
een werkplaats laten uitvoeren. Zo
nodig wijzigingen in de auto aanbren‐ gen, zoals in het koelsysteem, de hit‐
teschilden of andere uitrusting.
De lamp-uitvaldetectie van het aan‐
hangerremlicht constateert geen indi‐
vidueel uitgevallen lampen. Bij bijv.
4 x 5 W wordt er pas uitval geconsta‐ teerd als alleen een lamp van 5 W of
geen lampen aan blijven.
Bij het monteren van een trekhaak kan de opening voor het sleepoogworden afgedekt. In dat geval de trek‐
haakstang gebruiken voor het slepen. De trekhaakstang na gebruik altijd in
de auto bewaren.Rijgedrag en
aanhangertips Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐
demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel in‐
werkt, mag de kogel niet worden ge‐
smeerd.
Wanneer u een instabiele aanhanger of een caravan met een max. toelaat‐
baar totaalgewicht van meer dan
1300 kg trekt, is het uiterst raadzaam
een stabilisator te gebruiken wanneer u sneller rijdt dan 80 km/u.
Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐ ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling in‐
schakelen als bergopwaarts en onge‐ veer dezelfde snelheid aanhouden.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 289.Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de mo‐
tor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het verschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren ver‐
meld. Dit geldt over het algemeen
voor hellingspercentages tot
max. 12 %.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 meter boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor ie‐
dere 1000 meter aan hoogtetoename
met 10 % worden verminderd. Bij het