Page 25 of 243

Sleutels, portieren en ruiten23
Ontgrendelen
Toets c indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen: ■ Om alleen het bestuurdersportier en de tankklep te ontgrendelen,
drukt u eenmaal op toets c. Om alle
portieren en de bagageruimte te
ontgrendelen, drukt u tweemaal op
toets c,
of
■ drukt u eenmaal op toets c om alle
portieren, de bagageruimte en de
tankklep te ontgrendelen.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 113.
U kunt de instelling opslaan voor de gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Vergrendelen Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
Toets e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Ontgrendelen en openen van de
achterklep
Druk op knop c bij uitgeschakeld con‐
tact om alle portieren te ontgrende‐
len. De achterklep wordt vrijgegeven
en wordt ontgrendeld en geopend
door een druk op de tiptoets onder de lijst van de achterklep.
Centrale vergrendelingstoets Alle portieren, de bagageruimte en de
tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Page 26 of 243

24Sleutels, portieren en ruiten
Druk op de centrale-vergrendelings‐
knop: de portieren worden vergren‐
deld of ontgrendeld. Als de portieren
vergrendeld zijn, gaat de LED in de
knop branden.
Na het vergrendelen met de hand‐
zender brandt de LED in de knop ge‐ durende ongeveer 2 minuten.
Storing in afstandsbediening
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. Schakel de ontsteking
in en druk op de centrale vergrendel‐
toets om alle portieren, de bagage‐
ruimte en de tankklep te ontgrende‐
len.
Door het inschakelen van het contact wordt het vergrendelingsysteem ge‐
deactiveerd 3 28.
Vergrendelen
Sluit het bestuurdersportier, open het
passagiersportier, druk de centrale-
vergrendelingsknop in. De auto wordt vergrendeld. Passagiersportier slui‐
ten.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. U kunt de overige por‐
tieren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. U
kunt de bagageruimte en de tankklep
niet openen.
Om het diefstalalarmsysteem te
deactiveren, het contact inschakelen
3 28.
Page 27 of 243

Sleutels, portieren en ruiten25
Vergrendelen
Steek de sleutel in de opening boven
het slot aan de binnenkant van het
portier en bedien het slot door erop te drukken totdat het klikt. Portier ver‐
volgens sluiten. Deze procedure bij
elk van de portieren uitvoeren. Het
bestuurdersportier is ook van de bui‐
tenzijde met de sleutel te vergrende‐
len. De tankklep en de achterklep
kunnen niet worden vergrendeld.
Automatisch vergrendelen
Automatisch vergrendelen na
wegrijden De auto wordt automatisch vergren‐
deld wanneer u een snelheid van
4 km/u overschrijdt. Openen van bui‐
tenaf is niet mogelijk. De achterpor‐
tieren kunnen bovendien niet van bin‐ nenuit worden geopend bij een snel‐
heid van meer dan 4 km/u.
Groene LED's duiden aan dat de por‐ tieren van binnenuit kunnen worden
geopend:
Pak de binnenhandgreep van het por‐ tier om de naderingssensor te active‐
ren en trek dan aan de handgreep.
Bij een snelheid van minder dan 4 km/u kunnen de portieren van bui‐tenaf worden geopend nadat:
■ het van binnenuit openen van een portier
■ het indrukken van de centrale-ver‐ grendelingsknop cVoorzichtig
De automatische vergrendeling
werkt alleen bij ingeschakeld con‐
tact.
Storing in de automatische vergrendeling
Bij een systeemstoring licht controle‐
lampje ^ in de instrumentengroep op
en klinkt er een waarschuwingszoe‐
mer ter indicatie dat de achterportie‐
ren niet tegen openen zijn beveiligd.
Zorg dat de inzittenden de portier‐
krukken niet aanraken.
Page 28 of 243

26Sleutels, portieren en ruiten
Stop onmiddellijk en activeer het kin‐
derslot in beide achterportieren. Als
het kinderslot al geactiveerd is, eerst
deactiveren en dan weer activeren.
Zodra beide kindersloten worden ge‐
activeerd, gaan de groene LED's uit
en klinkt de waarschuwingszoemer
niet meer. Trek aan de binnenhand‐
grepen om te controleren of de por‐
tieren van binnen vergrendeld zijn.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Automatische hervergrendeling
na ontgrendeling Even nadat u de auto met de af‐
standsbediening hebt ontgrendeld, worden alle portieren, de bagage‐
ruimte en de tankdop automatisch
vergrendeld op voorwaarde dat er
geen portier open staat.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Gebruik een sleutel of een passende
schroevendraaier en draai het kinder‐ slot in het achterportier in de horizon‐tale stand. De groene LED dooft. Het
portier kan niet meer van binnen wor‐
den geopend. Kinderslot verticaal
zetten om het te deactiveren.
Portieren
Achterdeuren9 Waarschuwing
Denk bij het tegelijkertijd in- of uit‐
stappen voor of achter ook aan de
andere inzittenden.
Gebruik uitsluitend de daarvoor
bedoelde handgreep.
De achterportieren hebben een auto‐
matische vergrendelfunctie 3 25.
Page 29 of 243
Sleutels, portieren en ruiten27Bagageruimte
Achterklep Openen
Druk na het ontgrendelen op de tip‐
toets onder de stootlijst van de ach‐
terklep en open de achterklep.
Centrale vergrendeling 3 22.
Sluiten
Gebruik een van de binnenste hand‐
grepen.
Druk tijdens het sluiten niet opnieuw
op de tiptoets onder de sierlijst, om te
voorkomen dat de achterklep weer
wordt ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 22.
Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u kijken of er boven de auto
niets in de weg zit, zoals een ga‐ ragedeur, om schade van de ach‐
terklep te voorkomen. Controleer
altijd het bewegingsgebied boven en achter de achterklep.
Page 30 of 243

28Sleutels, portieren en ruiten
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Als de ontsteking ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.
Inschakelen
Druk binnen 10 seconden tweemaal
op e van de handzender.
Diefstalalarmsysteem
Het diefstalalarmsysteem vormt één
geheel met de diefstalbeveiliging en
wordt als zodanig bediend.
Het bewaakt: ■ Portieren, achterklep, motorkap
■ Ontsteking
Bij het ontgrendelen van de auto wor‐
den beide systemen tegelijk uitge‐
schakeld.
Page 31 of 243

Sleutels, portieren en ruiten29
Status-LED
In de centrale-vergrendelingsknop ziteen status-LED.
Status tijdens de eerste 10 seconden
na het activeren van het alarmsys‐
teem:
Led
aan=test, inschakelvertraging.Led
knip‐
pert
snel=portieren, achterklep of
motorkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring.Status nadat systeem is geactiveerd:Led
knippert
lang‐
zaam=systeem is geactiveerd.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Alarm Bij het activeren klinkt de claxon en
gaat de alarmknipperlichten tegelij‐
kertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
toets op de handzender of door het
inschakelen van de ontsteking.
U kunt het alarmsysteem alleen deac‐ tiveren door de toets c in te drukken
of door de ontsteking in te schakelen.
Een geactiveerd alarm dat niet door
de bestuurder is onderbroken, wordt
aangegeven door een waarschu‐
wingsbericht of -code op het Driver
Information Center nadat het contact
is ingeschakeld.
Boordinformatie 3 108.
Startbeveiliging Het systeem is onderdeel van de con‐
tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert de controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Ontsteking uit‐ schakelen en opnieuw proberen testarten.
Als de controlelamp d blijft knippe‐
ren, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te starten en
daarna de hulp van een werkplaats
inroepen.
Page 32 of 243
30Sleutels, portieren en ruiten
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 22, 3 28.
Controlelamp d 3 102.Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar links (L) of rechts
(R) te draaien. Beweeg daarna de
knop om de spiegel te verstellen.
In de stand 0 is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.