Page 17 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU10472
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU26811
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, de
achterlichten, de kentekenverlichting en deparkeerlichten gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet wor-
den uitgenomen.
OPMERKINGDe koplampen gaan automatisch branden
als de motor wordt gestart en blijven aan
totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10692
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links of
rechts.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.1. Drukken.
2. Draaien.12
U23PD3D0.sgm Page 2 Tuesday, July 17, 2012 10:46 AM
Page 18 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in het contactslot en draai
deze dan naar “OFF”. Houd de sleutel hier-
bij ingedrukt.
DAU39460
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en de achterlich-
ten, de kentekenverlichting en de parkeer-
lichten branden. De alarmverlichting en
richtingaanwijzers kunnen worden inge-
schakeld, maar alle andere elektrische sys-
temen zijn uit. De sleutel kan worden
uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU49392
Controle- en waarschuwings-
lampjes
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
2. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
3. Controlelampje tractieregeling “TCS”
4. Controlelampje linker richtingaanwijzers “ ”
5. ABS-waarschuwingslampje “ ”
6. Controlelampje grootlicht “ ”
7. Vrijstandcontrolelampje “ ”
8. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “ ”
9. Controlelampje startblokkering
10.Controlelampje rechter richtingaanwijzers “ ”
6
10
789
12345
ABS
U23PD3D0.sgm Page 3 Tuesday, July 17, 2012 10:46 AM
Page 19 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11030
Controlelampjes
richtingaanwijzers “ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11254
Waarschuwingslampje
olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
OPMERKING●
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bij
plotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een sto-
ring.
●
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje olieniveau.
Als het waarschuwingscircuit voor het
olieniveau een probleem aangeeft,
wordt de volgende cyclus herhaald tot-
dat de storing is opgeheven: Het waar-
schuwingslampje olieniveau knippert
tien keer en dooft dan gedurende 2.5
seconden. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU49424
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.OPMERKING●
Bij machines met een of meer radiator-
koelvinnen schakelt de radiatorkoelvin
automatisch in of uit op basis van de
koelvloeistoftemperatuur in de radia-
tor.
●
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-38 nadere instructies ver-
meld.
U23PD3D0.sgm Page 4 Tuesday, July 17, 2012 10:46 AM
Page 20 of 106
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
WeergaveConditiesWat te doen
Onder 39 °C
(Onder 103 °F) De aanduiding “Lo” wordt
getoond.
OK. U kunt rijden.
40–116 °C
(104–242 °F) Koelvloeistoftemperatuur
wordt getoond.
OK. U kunt rijden.
117–120 °C
(243–249 °F) Aanduiding “HI” knippert.Breng de machine tot stilstand en laat
de motor stationair draaien tot de koel-
vloeistoftemperatuur daalt.
Boven 121 °C
(Boven 250 °F) Aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.Zet de motor af en laat afkoelen. (Zie
pagina 6-38.)
U23PD3D0.sgm Page 5 Tuesday, July 17, 2012 10:46 AM
Page 21 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU11534
Waarschuwingslampje
motorstoring “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie pagina 3-13 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU51661
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:●
niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
●
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
●
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 3-18 voor uitleg over de werking
van het ABS-systeem.)WAARSCHUWING
DWA16040
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, keert
het remsysteem terug naar conventio-
neel remmen. Als een van de boven-
staande gevallen zich voordoet, of als
het waarschuwingslampje helemaal niet
gaat branden, rij dan extra voorzichtig
om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealer
controleren.
OPMERKINGAls de startknop wordt ingedrukt terwijl de
motor draait gaat het ABS-waarschuwings-
lampje branden, maar dit duidt niet op een
storing.
DAU49402
Controlelampje tractieregeling “TCS”
Dit controlelampje gaat knipperen wanneer
de tractieregeling wordt ingeschakeld.
Het elektrisch circuit voor het lampje kan
worden gecontroleerd door de sleutel naar
“ON” te draaien. Het lampje moet enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
Als het lampje niet oplicht wanneer de sleu-
tel naar “ON” wordt gedraaid of blijft bran-
den, vraag dan uw Yamaha dealer om het
elektrisch circuit na te zien.
Als de tractieregelingschakelaar is inge-
steld op “TCS”-modus “1” of “2” en de trac-
tieregeling actief is, knippert het
controlelampje.
Als de tractieregeling tijdens het rijden
wordt uitgeschakeld, wordt “TCS” “Off”
weergegeven en gaan het controlelampje
en het waarschuwingslampje motorstoring
branden. (Zie pagina 3-19 voor uitleg over
de werking van de tractieregeling.)
ABS
U23PD3D0.sgm Page 6 Tuesday, July 17, 2012 10:46 AM
Page 22 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
Probeer in dat geval om de tractieregeling
en de lampjes terug te stellen door de pro-
cedures in “Terugstellen” op pagina 3-20 te
volgen.
DAU38624
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-13 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
DAU49606
Multifunctionele meter
1. Schakelaar tractieregeling
2. Controlelampje tractieregeling “TCS”
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
4. Modusweergave tractieregeling
4
3
2
1
1. Toerenteller
2. Modusweergave tractieregeling
3. Weergave koelvloeistoftemperatuur/weerga-
ve inlaatluchttemperatuur/weergave huidige
brandstofverbruik/weergave gemiddelde
brandstofverbruik
4. Snelheidsmeter
5. Brandstofniveaumeter
6. Rijmodusweergave
7. Klok
8. Rechter instelknop
9. Linker instelknop
10.Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre- serve
11.Schakelaar tractieregeling
1
2
3
5
6
78
9
10
4
11
U23PD3D0.sgm Page 7 Tuesday, July 17, 2012 10:46 AM
Page 23 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
WAARSCHUWING
DWA12422
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbrengen.
Het aanbrengen van wijzigingen tijdens
het rijden kan u afleiden en vergroot het
risico op een ongeval.De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:●
een snelheidsmeter
●
een toerenteller
●
een kilometerteller
●
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
●
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het laatste segment van de brandstof-
niveaumeter begon te knipperen)
●
een klok
●
een brandstofniveaumeter
●
een weergave luchtaanzuigtempera-
tuur
●
een weergave koelvloeistoftempera-
tuur
●
een weergave voor het brandstofver-
bruik (functies voor huidig en gemid-
deld verbruik)
●
een rijmodusweergave (die de gese-
lecteerde rijmodus aangeeft)
●
een modusweergave voor de tractiere-
geling (die de geselecteerde modus
van de tractieregeling aangeeft)
●
een voorziening voor zelfdiagnose
●
een regelmodus voor de helderheid
van het LCD-display en de toerenteller
Met de insteltoetsen links en rechts, die zich
onder het display bevinden, kunt u de instel-
lingen in de multifunctionele meter regelen
of wijzigen.
OPMERKING●
Om de toetsen links en rechts te kun-
nen gebruiken moet de sleutel naar
“ON” worden gedraaid, met uitzonde-
ring van de helderheidsmodus.
●
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/ritteller/verbruiks-
meter houdt u de linkertoets minstens
twee seconden lang ingedrukt.
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug naar
nul tpm om het elektrische circuit te testen.LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 7750 tpm en hoger1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
12
U23PD3D0.sgm Page 8 Tuesday, July 17, 2012 10:46 AM
Page 24 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de linkertoets wisselt
de weergave tussen de kilometertellermo-
dus “ODO” en de rittellermodi “TRIP 1” en
“TRIP 2”, in de onderstaande volgorde:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → ODOOPMERKINGBij het selecteren van “TRIP 1” of “TRIP 2”
knippert het display vijf seconden lang.Als nog ca. 3.9 L (1.03 US gal, 0.86 Imp.gal)
brandstof in de brandstoftank aanwezig is,
wisselt de weergave automatisch naar
“TRIP F”, de brandstofreserve-ritteller, en
wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. Wanneer u nu de linkertoets indrukt, wisselt de weergave van de ritteller
en kilometerteller in de onderstaande volg-
orde:
TRIP F
→ ODO → TRIP 1 → TRIP 2 →
TRIP F
OPMERKINGBij het selecteren van “TRIP 1”, “TRIP 2” of
“TRIP F” knippert de weergave vijf secon-
den lang.Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de linkertoets te
drukken en houdt u deze toets vervolgens
minstens een seconde lang ingedrukt terwijl
de weergave knippert. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met de
hand op nul terugstelt, wordt deze automa-
tisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km
(3 mi) is gereden en wordt de vorige ritteller
weergegeven. Klok
De klok wordt weergegeven als de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid. Daarnaast kan
de klok gedurende 10 seconden worden
weergegeven door op de linkertoets te
drukken als het contactslot in de stand
“OFF”, “LOCK” of “ ” staat.
Om de klok op tijd te zetten
1. Houd de linker- en rechtertoets tegelij-
kertijd minstens drie seconden lang in-
gedrukt.
2. Als de urenaanduiding begint te knip- peren, drukt u op de rechtertoets om
de uren in te stellen.
3. Druk op de linkertoets en de minuten- aanduiding begint te knipperen.
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-serve
2. Linker instelknop
2
1
1. Klok
2. Rechter instelknop
3. Linker instelknop
3
2
1
U23PD3D0.sgm Page 9 Tuesday, July 17, 2012 10:46 AM