Page 10 of 184
8
In een oogopslag
INTERIEUR
Cockpit
1.
Zekeringkast.
2.
Programmeerbare verwarming.
3.
Schakelaar snelheidsregelaar.
4.
MODE, configuratie en
persoonlijke instellingen/
dimmer dashboardverlichting/
koplamphoogteverstelling.
5.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
6.
Instrumentenpaneel met display.
7.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
8.
Contact.
9.
Airbag bestuurder/claxon.
Page 17 of 184
221
IN EEN OOGOPSLA
G
15
In een oogopslag
Achteruitrijcamera
De camera wordt geactiveerd als deachteruitversnelling wordt ingeschakeld en blijft geactiveerd tot een snelheid van ongeveer 15 km/h
is bereikt. De camera wordt uitgeschakeld als deauto sneller rijdt dan 18 km/h.
84
Instrumentenpaneel
A. Snelheidsmeter.
B.
Display van het instrumentenpaneel.
C.
To erenteller.
30
Verklikkerlampjes
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oran
je en rode verklikkerlampjes branden.
Als de motor draait, moeten deze lampjes
uitgaan.
Raadplee
g de desbetreffende rubriek als er
ver
klikkerlampjes blijven branden.
31
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Toetsen
Regelen lichtsterkte. Scherm
Druk o
p de knop en zet het scherm in de
gewenste stand.
Re
gelen achtergrondverlichting.
Met de functie ON/OFF kunnen beelden van de
achteruitrijcamera worden weergegeven zonder
dat de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Page 20 of 184

222
18
In een oogopslag
RIJDEN
Stop & Start-systeem
Over
gang naar de STOP-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S"op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt
afgezet als:
-
bij een auto met handgeschakeldeversnellingsbakbij stilstaande auto de
versnellingshendel in de vrijstand wordt gezet en het koppelingspedaal wordtlosgelaten.
Om te voorkomen dat de motor bij
langzaam rijden veelvuldig wordt
a
fgezet, wordt de motor alleen automatisch
a
fgezet als de auto sneller dan 10 km/h
heeft
gereden.
43
Het verklikkerlampje "S"
gaat uit
en de motor wordt weer gestart
als: Over
gang naar de START-stand van de motor
-bi
j een auto met handgeschakelde
versnellingsbak
het koppelingspedaal
wor
dt ingetrapt.
In bepaalde
gevallen is de STOP-stand
niet beschikbaar; het verklikkerlamp
je "S"
knippert dan enkele seconden en gaat
vervo
lgens uit.
In bepaalde
gevallen wordt de START-stand
automatisch
geactiveerd; er wordt dan een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en het verklikkerlampje
"S"
knippert enkele seconden en gaat
vervol
gens uit.
44
Het systeem kan op elk gewenst moment
worden uitgeschakeld door op de toets "S -
OFF"
te drukken; het verklikkerlampje in
de toets gaat uit en er wordt een meldingweergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Het s
ysteem wordt automatisch weer
in
geschakeld als de motor met de sleutel
wor
dt gestart.
Uitschakelen/inschakelen
Zet het contact altijd met de
sleutel uit voordat u
gaat tanken,
werkzaamheden onder de motorkap
gaat
uitvoeren of de auto verlaat.
45
Page 32 of 184
30
Cockpit
INSTRUMENTENPANEEL
1.
Snelheidsmeter (kilometers/mijlen).
2.
Display.
3.
Klokken.
4.
Toerenteller.
COCKPIT
Display 1 instrumentenpaneel
-
Tijd,
-
Afgelegde afstand in km/mijl,
-
Actieradius,
-
Brandstofverbruik,
-
Gemiddelde snelheid,
-Stand van de hoogteverstelling van de koplampen,
-
Via MODE in te stellen waarschuwing te
hoge snelheid,
- Stop & Start-systeem,
-
Onderhoudsindicator.
Display 2 instrumentenpaneel
-Tijd,
- Datum,
-Buitentemperatuur,
-Afgelegde afstand in km/mijl,
-Actieradius,
-Brandstofverbruik,
-Gemiddelde snelheid,
-
Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen,
-Via MODE in te stellen waarschuwing te
hoge snelheid,
-Stop & Start-systeem,
-Onderhoudsindicator,
-Waarschuwingsmeldingen in het
bovenste gedeelte,
-Radio (frequentie tijdens het luisteren).
Page 33 of 184

31
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Cockpit
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het starten van de motor wordt een automatische controle van een aantal verklikkerlampjes uitgevoerd. Deze
verklikkerlampjes blijven kort branden. Als bij draaiende motor een verklikkerlampje gaat branden of knipperen in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het display, is dit een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed
werkt. Volg in dat geval altijd de desbetreffende instructies.
VerklikkerlampjestatussignaleertWat te doen
Service
blijft kort
branden.storingen.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
blijft branden in
combinatie met
een melding op
het display.
ernstige storingen. Noteer de waarschuwingsmelding en neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk.
Handrem - Remvloeistofniveau
brandt.handrem (nog iets) aangetrokken.Zet de handrem vrij; het verklikkerlampje zal uitgaan.
brandt.remvloeistofniveau te laag.Vul de door PEUGEOT voorgeschreven remvloeistof bij.
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is.
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem
contact op met het PEUGEOT-netwerk.
+ Elektronische
remdrukregelaar brandt.storing remdrukregelaar. Stop onmiddellijk.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Te laag
koelvloeistofniveau brandt.koelvloeistofniveau te laag.
Zet de auto stil en zet het contact af. Laat de
koelvloeistof afkoelen. Zie in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Page 34 of 184

32
Cockpit
VerklikkerlampjestatussignaleertWat te doen
Koelvloeistof-
temperatuur
brandt en wijzer
in rode gebied. een abnormale toename.Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het niveau.
op H in rode
gebied.
een te hoge koelvloeistof-
temperatuur.
Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Niveaus".Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk.
Motoroliedruk
brandt tijdens
het rijden.
een te lage druk.
Zet de auto stil, zet het contact af, laat de motorolie
afkoelen en controleer het oliepeil. Zie in de rubriek
7 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is.
een ernstige storing.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
knippert enkele
seconden in
combinatie met
een melding op
het display.
een bijna verstreken
onderhoudsinterval.
Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje en laat de onderhoudsbeurt uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Laden accu
brandt.
een storing in het laadcircuit.Controleer de accupolen ... Zie in de rubriek 8 het
gedeelte "Accu".
blijft branden of
knipperen, terwijl
de controles zijn
uitgevoerd.
een storing in een elektrisch
circuit, de ontsteking of het
brandstofsysteem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Geopend portier brandt.
een niet goed gesloten portier, achterdeur, schuifdeur of motorkap.
Controleer of de portieren, de achterdeuren, de
schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten.
Page 35 of 184

33
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Cockpit
VerklikkerlampjestatussignaleertWat te doen
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen.
dat de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
in combinatie met een geluidssignaal;blijft vervolgensbranden.
tijdens het rijden dat de
veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt.
Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in de rubriek 5 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
Stuurbekrachtiging
brandt in
combinatie
met een
geluidssignaal en
een melding op
het display.
een storing in het systeem.
De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden.Laat het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Airbag
vóór/zij-airbag
knippert of blijft
branden.een defecte airbag.Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk.Rubriek 5, gedeelte "Airbags".
Veringbrandt.een storing in de pneumatische
niveauregeling. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk .
ABS brandt.een storing in het systeem.
De conventionele werking van het remsysteem, zonder bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadzaamde auto stil te zetten en contact op te nemen met het PEUGEOT- netwerk.
Page 36 of 184

34
Cockpit
VerklikkerlampjestatussignaleertWat te doen
ASR/ESP
knippert.
de werking van het systeem. Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor dat de
auto beter bestuurbaar blijft.
brandt, in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op het display.
een storing in het systeem of in
het hulpsysteem voor wegrijden
op een helling.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
brandt.
een storing in de Intelligente
tractiecontrole.
Emissieregeling brandt.
de regeneratie van het roetfilter.
Het is raadzaam de motor te laten lopen tot het lampje
dooft, om er zeker van te zijn dat de regeneratiefase is
afgesloten, Rubriek 7, gedeelte "Controles".
Emissieregeling brandt.
een storing in het systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Uitschakeling
airbag aan
passagierszijde
brandt.
dat deze airbag handmatig is uitgeschakeld op het moment dat een kinderzitje met de rug in de rijrichting op deze plaats is bevestigd.
Schakel de airbag in of uit via het menu MODE van de
boordcomputer. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Elektronische
startblokkering brandt.
dat de gebruikte contactsleutelniet wordt herkend. De motor kan in dat geval niet worden gestart.
Gebruik een andere sleutel en laat de defecte sleutel
controleren door het PEUGEOT-netwerk. Zie in de
rubriek 2 het gedeelte "Toegang tot de auto".
Remblokken
vóór brandt.
dat de remblokken zijn
versleten.Laat de remblokken vervangen door het PEUGEOT-netwerk.