34
Cockpit
VerklikkerlampjestatussignaleertWat te doen
ASR/ESP
knippert.
de werking van het systeem. Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor dat de
auto beter bestuurbaar blijft.
brandt, in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op het display.
een storing in het systeem of in
het hulpsysteem voor wegrijden
op een helling.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
brandt.
een storing in de Intelligente
tractiecontrole.
Emissieregeling brandt.
de regeneratie van het roetfilter.
Het is raadzaam de motor te laten lopen tot het lampje
dooft, om er zeker van te zijn dat de regeneratiefase is
afgesloten, Rubriek 7, gedeelte "Controles".
Emissieregeling brandt.
een storing in het systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Uitschakeling
airbag aan
passagierszijde
brandt.
dat deze airbag handmatig is uitgeschakeld op het moment dat een kinderzitje met de rug in de rijrichting op deze plaats is bevestigd.
Schakel de airbag in of uit via het menu MODE van de
boordcomputer. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Elektronische
startblokkering brandt.
dat de gebruikte contactsleutelniet wordt herkend. De motor kan in dat geval niet worden gestart.
Gebruik een andere sleutel en laat de defecte sleutel
controleren door het PEUGEOT-netwerk. Zie in de
rubriek 2 het gedeelte "Toegang tot de auto".
Remblokken
vóór brandt.
dat de remblokken zijn
versleten.Laat de remblokken vervangen door het PEUGEOT-netwerk.
43
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
Het Stop & Start-s
ysteem zet de motor
ti
jdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen, enz.
). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u
weer we
g wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het
Stop & Start-systeem, dat perfect is
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor
een la
ger brandstofverbruik, minder uitstoot
van schadeli
jke stoffen en het comfort
van totale stilte in het interieur ti
jdens het
w
achten.
STOP & START-SYSTEEM
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
-Het verklikkerlampje "S"op
het instrumentenpaneel
gaat
branden en de motor wordt
a
fgezet als bij stilstaande
auto de versnellin
gshendel
in de vri
jstand wordt gezet
en het koppelingspedaal
wordt los
gelaten.
Om te voorkomen dat de motor te
vaa
k wordt uitgezet als u langzaam
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch
af
gezet als de auto een snelheid van
minimaal 10 km/h heeft bereikt.
V
erlaat nooit de auto zonder eerst
het contact met de sleutel te hebben
a
fgezet.
Tank nooit als de motor door het Stop
& Start-systeem is afgezet; zet in dat
geval altijd het contact af en neem de sleutel
uit het contactslot. Bi
jzonderheden: geen overgang naar de
STOP-stand
De STOP-stand wordt niet
geactiveerd als:
- het s
ysteem wordt geïnitialiseerd,
-het bestuurderportier geopend is,
-de veiligheidsgordel van de bestuurder
los
gemaakt is,
-de airconditioning in werking is,
-de achterruitverwarming is ingeschakeld,
-de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
-de achteruitversnelling is ingeschakeld,
ti
jdens het inparkeren,
- bepaalde bi
jzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
re
generatie van het roetfilter,
rembekrachti
ging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
Het verklikkerlampje
"S"knippert
enkele seconden en gaat
vervo
lgens uit.
55
3
ERGONOMIE EN COMFOR
T
Ventilatie
GEBRUIKSVOORSCHRIFT VOOR DE
AIRCONDITIONING
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten de ruiten gesloten
zijn. Maar, als de auto langdurig in de zon
heeft gestaan en de temperatuur in het
interieur zeer hoog blijft, kunnen de ruiten
wel even geopend worden om de ventilatie
te bevorderen. Let erop dat, voor een goede verdeling
van de lucht, het luchtinlaatrooster onder
de voorruit, de zijventilatieroosters, de
luchtopeningen onder de voorstoelen
en de afzuiging in de bagageruimte niet
afgedekt zijn.
De airconditioning kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, omdat het
systeem de lucht ontvochtigt en aanslag van
de ruiten verwijdert. Laat de airconditioning minimaal
één keer per maand 5 à 10 minuten
functioneren om het systeem in perfecte
staat te houden.
De filterelementen (luchtfilter en
interieurfilter) dienen periodiek te worden
vervangen. Laat de filterelementen
twee keer zo vaak vervangen als de
omstandigheden dit vereisen.
Condensvorming in de airconditioning kan
ertoe leiden dat er zich een klein plasje
water onder de auto vormt, dit is een
normaal verschijnsel.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en laat het systeem in dat geval door
het PEUGEOT-netwerk controleren.
Houd de ventilatieroosters altijd geopend
Voor een optimale verdeling van de
lucht over het interieur hebt u de
beschikking over: 4 kantelbare middelste
ventilatieroosters, waarvan er 2 naar links
of rechts en naar het bovenlichaam van de
voorste inzittenden gedraaid kunnen worden
en 4 kantelbare zijventilatieroosters voor
luchttoevoer naar de achterpassagiers.
Uitstroomopeningen naar de beenruimte in
de auto completeren het geheel.
VENTILATIEROOSTERS
14
1
7
ONDERHOU
D
Controles
CONTROLES
Luchtfilter en interieurfilter
Een verstopt interieurfilter vermindert de
prestaties van de airconditioning en kan
stankoverlast in het interieur veroorzaken.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
informatie over het vervangingsinterval van
de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto
(veel stadsverkeer) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen. Raadpleeg in de
rubriek 7 het gedeelte "Onder de motorkap".
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van uw
auto, voor het laten controleren van
de belangrijkste niveaus en bepaalde
onderdelen volgens het onderhoudsschema
van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
zoals het remsysteem te optimaliseren,
worden door PEUGEOT specifieke
producten geselecteerd en aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem is het reinigen van de
motorruimte met een hogedrukreiniger niet
toegestaan.
Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Aftappen van water in het
brandstoffilter
Als dit lampje gaat branden, moet
het brandstoffilter worden afgetapt.
Om te voorkomen dat het lampje
gaat branden kan het filter ook
op regelmatige basis worden afgetapt,
bijvoorbeeld bij een onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug of de sensor water in
brandstoffilter aan de onderzijde van het filter
los. Ga door met aftappen tot al het water uit
het filter is weggelopen. Draai vervolgens de
aftapplug of de sensor weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch geavanceerde
motoren. Laat werkzaamheden aan deze
motoren altijd uitvoeren door gekwalificeerde
technici van het PEUGEOT-netwerk.
Accu
Laat uw accu voor de winter door het
PEUGEOT-netwerk controleren.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit
behalve door lekkage van het remsysteem
ook veroorzaakt worden door slijtage van de
remblokken.
Slijtage remschijven/-trommels
Raadpleeg voor meer informatie over de
controle van uw remschijven/-trommels het
PEUGEOT-netwerk.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema.
Deze sticker, die hoort bij het
Stop & Start-
systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is
gebruikt die alleen
losgekoppeld en
/of vervangen mag worden
door het PE
UGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
142
Controles
Roetfilter (dieselmotor)
Als aanvulling op de katalysator levert dit
filter een actieve bijdrage aan het verbeteren
van de luchtkwaliteit door het tegenhouden
van onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt
zwarte uitlaatrook voorkomen.
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op.
De motormanagementcomputer regelt
automatisch en periodiek de verbranding
van de opgeslagen roetdeeltjes
(regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt,
kunt u dit merken aan enkele verschijnselen
(een hoger stationair toerental, inschakelen
van de koelventilator, meer rook uit de
uitlaat en hogere temperatuur van de uitlaat)
die geen gevolgen hebben voor de werking
van de auto en het milieu. Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor langdurig
stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de
buurt van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, ...) te parkeren om
brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft,
negeer deze dan niet. De waarschuwing
duidt op een storing in het uitlaatsysteem/
roetfilter.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen…).
Om het filter te regenereren wordt
aangeraden zo spoedig mogelijk, als de
verkeerssituatie en -regels dit toelaten,
gedurende ongeveer 15 minuten met
een snelheid van meer dan 60 km/h en
een toerental hoger dan 2000 t/min te
gaan rijden (tot het lampje uitgaat en de
waarschuwing verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de
auto stilstaat.
Bij het gevaar van verstopping
van het roetfilter gaat dit lampje
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel.