Page 17 of 184
221
IN EEN OOGOPSLA
G
15
In een oogopslag
Achteruitrijcamera
De camera wordt geactiveerd als deachteruitversnelling wordt ingeschakeld en blijft geactiveerd tot een snelheid van ongeveer 15 km/h
is bereikt. De camera wordt uitgeschakeld als deauto sneller rijdt dan 18 km/h.
84
Instrumentenpaneel
A. Snelheidsmeter.
B.
Display van het instrumentenpaneel.
C.
To erenteller.
30
Verklikkerlampjes
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oran
je en rode verklikkerlampjes branden.
Als de motor draait, moeten deze lampjes
uitgaan.
Raadplee
g de desbetreffende rubriek als er
ver
klikkerlampjes blijven branden.
31
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Toetsen
Regelen lichtsterkte. Scherm
Druk o
p de knop en zet het scherm in de
gewenste stand.
Re
gelen achtergrondverlichting.
Met de functie ON/OFF kunnen beelden van de
achteruitrijcamera worden weergegeven zonder
dat de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Page 18 of 184
542
16
In een oogopslag
Een kinderzit
je kan aan twee ogen vóór,
die tussen de rugleuning en de zitting
zijn geplaatst en een oog achter, worden
bevesti
gd.
ISOFIX-bevestigingen
12
9
VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN
Raadpleeg rubriek 4 in het gedeelte
"M
ODE" om de airbag aan passagierszijde
uit te schakelen. Selecteer vervol
gens OFF
in het menu "Airbag passagier".
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt zolang de airbag
is uit
geschakeld.
80
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld,
k
an de schuifdeur niet meer van binnenuit
geopend worden.
Kinderbeveiliging
2
7
Page 19 of 184

4321
IN EEN OOGOPSLA
G
17
In een oogopslag
Snelheidsregelaar
De werkin
g van de snelheidsregelaar wordt
aan
gegeven door een pictogram in de
t
oerenteller.
5
1
Hill Holder
Deze functie, verbonden met het ESP,
ver
gemakkelijkt het wegrijden op een helling
en wordt onder de volgende voorwaarden
geactiveerd:
- de auto moet stilstaan, met draaiende
motor,
- de helling moet steiler zijn dan 5%.
42
Luchtvering
Hiermee kan de wa
genhoogte achter gewijzigd worden om het laden en lossen te
vergemakkelijken.
Druk op de schakelaar en laat de schakelaar
los om de bewe
ging te stoppen. Elke keer
dat de schakelaar wordt ingedrukt, wordt de
wagenhoogte achter één stand verhoogd:
+1 tot +3.
Druk op de schakelaar en laat de schakelaar los om de beweging te stoppen. Elke keer dat de schakelaar wordt ingedrukt, wordt de
wagenhoogte achter één stand verlaagd:
-1 tot -3.
Het ri
jden met een te lage of te hoge
wa
genhoogte kan schade aan de onderzijde
v
an de auto veroorzaken.
8
6
Functie uitgeschakeld. Functie
geselecteerd.
RIJDEN
Page 20 of 184

222
18
In een oogopslag
RIJDEN
Stop & Start-systeem
Over
gang naar de STOP-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S"op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt
afgezet als:
-
bij een auto met handgeschakeldeversnellingsbakbij stilstaande auto de
versnellingshendel in de vrijstand wordt gezet en het koppelingspedaal wordtlosgelaten.
Om te voorkomen dat de motor bij
langzaam rijden veelvuldig wordt
a
fgezet, wordt de motor alleen automatisch
a
fgezet als de auto sneller dan 10 km/h
heeft
gereden.
43
Het verklikkerlampje "S"
gaat uit
en de motor wordt weer gestart
als: Over
gang naar de START-stand van de motor
-bi
j een auto met handgeschakelde
versnellingsbak
het koppelingspedaal
wor
dt ingetrapt.
In bepaalde
gevallen is de STOP-stand
niet beschikbaar; het verklikkerlamp
je "S"
knippert dan enkele seconden en gaat
vervo
lgens uit.
In bepaalde
gevallen wordt de START-stand
automatisch
geactiveerd; er wordt dan een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en het verklikkerlampje
"S"
knippert enkele seconden en gaat
vervol
gens uit.
44
Het systeem kan op elk gewenst moment
worden uitgeschakeld door op de toets "S -
OFF"
te drukken; het verklikkerlampje in
de toets gaat uit en er wordt een meldingweergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Het s
ysteem wordt automatisch weer
in
geschakeld als de motor met de sleutel
wor
dt gestart.
Uitschakelen/inschakelen
Zet het contact altijd met de
sleutel uit voordat u
gaat tanken,
werkzaamheden onder de motorkap
gaat
uitvoeren of de auto verlaat.
45
Page 21 of 184

19
ECO-RIJDEN
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzingen
van de schakelindicator (indien aanwezig)
die op het instrumentenpaneel worden
weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem
bij voorkeur af op de motor in plaats
van het rempedaal te gebruiken en
trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u
deze aanwijzingen naleeft, neemt het
brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en
wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik
dan vanaf een snelheid van ongeveer
40 km/h de snelheidsregelaar (indien
aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen,open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroostersgeopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken(blinderingspaneel van het panoramadak,zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodrade gewenste temperatuur is bereikt(behalve bij auto's met een automatischeairconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en deontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien, maar
rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de
auto aan om het elektriciteitsverbruik, en
dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de
auto verlaat.
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto
verminderen.
Page 22 of 184

20
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik
liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning(bij koude banden), houd u daarbij aande bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de portiersponning aanbestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-voor een lange rit,
-bij de wisseling van de seizoenen,
-als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning vanhet reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen,
enz.) en houd u daarbij aan het door de
fabrikant voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer
dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat
brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken
dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 23 of 184
21
2
Toegang tot de auto
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
AFSTANDSBEDIENING
TOEGANG TOT DE AUTO
Ontgrendelen van de cabine
Druk op deze knop om de cabine
van uw auto te ontgrendelen. De
plafonnier gaat kort branden en
de richtingaanwijzers knipperen
twee keer.
Ontgrendelen van de achterdeuren
Druk op deze knop om de
schuifdeur en de achterdeuren
van de laadruimte te
ontgrendelen.
Centrale vergrendeling
Druk kort op deze knop om alle
toegangen tot uw auto, zowel
van de cabine als de laadruimte,
te vergrendelen. Als één van de
portieren of deuren is geopend of niet goed is
gesloten, werkt de centrale vergrendeling niet.
Het vergrendelen wordt bevestigd door het
één keer knipperen van de richtingaanwijzers.
Het verklikkerlampje van de
schakelaar op de middenconsole
gaat branden en vervolgens
knipperen.
Page 24 of 184
22
Toegang tot de auto
Supervergrendeling
Door twee keer achter elkaar op
deze knop te drukken wordt de
supervergrendeling ingeschakeld.
De portieren kunnen dan niet meer
van binnenuit of buitenaf geopend worden.
De richtingaanwijzers knipperen drie keer.
Schakel nooit de supervergrendeling in als
er zich iemand in de auto bevindt.
Uitklappen/inklappen van de sleutel
Druk op deze knop om de sleutel
uit te klappen.
Druk om de sleutel in te klappen
op de knop en duw de sleutel in
de houder.
Wanneer u bij het inklappen niet op de knop
drukt, kan het mechanisme beschadigd raken.