WAARSCHUWING!(Vervolgd)
zijn gekoppeld aan het Uconnect™ systeem,
binnen bereik van het netwerk zijn.
Hulp bij pech (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Als u pechhulp nodig heeft:
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Breakdown service" (Pechhulp).
OPMERKING: Het nummer voor
pechhulp moet vóór gebruik wor-
den ingesteld. Als u dit nummer
wilt instellen, drukt u op de toets
, zegt u "Setup, Breakdown Ser-
vice" (Instellen, pechhulp) en volgt
u de aanwijzingen.
Oppiepen
Raadpleeg "Werken met automati-
sche systemen" voor informatie over
het oproepen via een pieper. Oppiepen
werkt correct, behalve bij piepers van sommige merken, die iets te vroeg uit-
gaan om goed in combinatie met
Uconnect™ Phone te kunnen werken.
Voicemail bellen
Raadpleeg "Werken met automati-
sche systemen" voor informatie over
het beluisteren van uw voicemail.
Werken met automatische
systemen
Deze methode wordt gebruikt in situ-
aties waarin normaal gesproken cij-
fers moeten worden ingedrukt op het
toetsenbord van de mobiele telefoon
tijdens het navigeren door een geau-
tomatiseerd telefoonsysteem.
U kunt Uconnect™ Phone gebruiken
voor toegang tot uw voicemail of een
geautomatiseerde service, zoals een
oproepservice voor piepers of een ge-
automatiseerde klantenservice. Bij
sommige diensten moet onmiddellijk
een respons worden gegeven. In een
aantal gevallen is het mogelijk dat
deze respons niet snel genoeg kan
worden gegeven via Uconnect™
Phone.
Wanneer u via Uconnect™ Phone een
nummer belt waarvoor u normaal ge-
sproken een reeks toetsen op uw mo-
biele telefoon moet indrukken, kunt u
de toets
indrukken en de reeks
inspreken die u wilt invoeren, gevolgd
door het woord "Zenden". Als u bij-
voorbeeld uw pincode en daarna een
hekje (3 7 4 6 #) moet invoeren, kunt
u op de toets
drukken en vervol-
gens zeggen: "3 7 4 6 # Send" (3 7 4 6
hekje Verzend). Het inspreken van
een cijfer of cijferreeks, gevolgd door
"Send" (Verzend) kan ook worden
gebruikt om door de menustructuur
van een geautomatiseerde klantenser-
vice te navigeren of om een nummer
achter te laten op een pieper.
U kunt ook de opgeslagen vermeldin-
gen uit het Uconnect™ telefoonboek
verzenden als tonen, zodat u snel en
gemakkelijk toegang krijgt tot voice-
mail en pagers. Om deze functie te
gebruiken, kiest u het nummer dat u
wilt bellen, drukt u vervolgens op de
toets
en zegt u "Send" (Ver-
zend). Het systeem vraagt u de naam
of het nummer in te voeren en de
naam van de telefoonboekvermelding
103
PARKSENSE®
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
ParkSense® kan worden in- en uitge-
schakeld via het onderdeel "Door de
klant te programmeren functies" in
het EVIC. De beschikbare keuzes zijn:
OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (geluid en
beeld). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Persoonlijke instellin-
gen (door de klant te programmeren
functies)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Als ParkSense® is uitgeschakeld,
wordt op de instrumentengroep gedu-
rende circa vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF"
(PARKEERHULPSYSTEEM UIT)
weergegeven. Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover. Als de keuzehendel in
de stand REVERSE (achteruit) wordt
gezet en het systeem is uitgeschakeld,verschijnt op het EVIC het bericht
"PARK ASSIST OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) zolang de schakelhen-
del in REVERSE (achteruit) staat.
ONDERHOUD VAN
PARKSENSE®
PARKEERSENSOREN
Wanneer de ParkSense® parkeersen-
soren achter niet correct werken,
klinkt in de instrumentengroep een-
maal per contactcyclus een geluids-
signaal en verschijnt op het display
het bericht "CLEAN PARK ASSIST
SENSORS" (parkeersensoren reini-
gen) of "SERVICE PARK ASSIST
SYSTEM" (laat parkeersensoren re-
pareren). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover. Wanneer het keuze-
hendel in de stand REVERSE (ach-
teruit) wordt gezet en het systeem een
storing heeft gedetecteerd, wordt het
bericht "CLEAN PARK ASSIST SEN-
SORS" (parkeersensoren reinigen) of
"SERVICE PARK ASSIST SYSTEM"
(laat parkeersensoren repareren)weergegeven zolang de schakelhendel
in de stand REVERSE staat. In een
dergelijk geval werkt ParkSense®
niet.
Als het bericht "CLEAN PARK AS-
SIST SENSORS" (parkeersensoren
reinigen) op het EVIC verschijnt, ter-
wijl u er zeker van bent dat de
achterzijde/-bumper geen sneeuw, ijs,
modder, vuil of andere obstakels be-
vat, neemt u contact op met een er-
kende dealer.
Als het bericht "SERVICE PARK AS-
SIST SYSTEM" (laat parkeersenso-
ren repareren) in het EVIC wordt
weergegeven, breng dan een bezoek
aan uw erkende dealer.
PARKSENSE® SYSTEEM
REINIGEN
Reinig de ParkSense® sensoren met
water, een schoonmaakmiddel voor
auto's en een zachte doek. Gebruik
geen ruwe of harde doeken. Maak de
sensoren voorzichtig schoon (niet
hard drukken of borstelen). Anders
kunnen de sensoren beschadigd ra-
ken.
151
VOORZORGSMAATREGE-
LEN VOOR GEBRUIK VAN
HET PARKSENSE® SYS-
TEEM
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de achterbum-per vrij is van sneeuw, ijs, mod-
der en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem correct
werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen
kunnen de werking van Park-
Sense® nadelig beïnvloeden. Wanneer u de ParkSense® par- keerhulp uitschakelt, toont de
instrumentengroep de melding
"PARK ASSIST OFF" (parkeer-
hulp uitgeschakeld). Park-
Sense® blijft uitgeschakeld tot-
dat u de parkeerhulp opnieuw
inschakelt, zelfs als u het con-
tact inschakelt. Als u de keuzehendel in de stand
REVERSE (achteruit) zet en
ParkSense® is uitgeschakeld,
zal het EVIC het bericht "PARK
ASSIST DISABLED" (parkeer-
hulp uitgeschakeld) weergeven
zolang de transmissie in RE-
VERSE staat.
Indien ingeschakeld, zal Park- Sense® het radiovolume verla-
gen wanneer het systeem een ge-
luidssignaal laat horen.
Reinig de ParkSense® sensoren regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of andere
schade toebrengt. De sensors
mogen niet bedekt zijn met ijs,
sneeuw, modder, vuil of afval.
Verontreiniging van de sensoren
kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Het Park-
Sense® systeem kan obstakels
achter de auto/bumper over het
hoofd zien of abusievelijk aan-
geven dat er een obstakel achter
de auto/bumper aanwezig is. Objecten zoals fietsendragers,
trekhaken, etc. mogen niet bin-
nen een afstand van 30 cm van
de achterkant/achterbumper
worden geplaatst. Als dit wel het
geval is, zal het systeem een na-
bijgelegen object mogelijk inter-
preteren als een sensorprobleem
en de melding "SERVICE PARK
ASSIST SYSTEM" (laat par-
keersensoren repareren) tonen
op het EVIC.
Bij auto's die zijn voorzien van een achterklep, moet Park-
Sense® worden uitgeschakeld
wanneer de achterklep omlaag
of open is geklapt en de achter-
uitversnelling is ingeschakeld.
De omlaag geklapte achterklep
zou ten onrechte kunnen wor-
den aangezien voor een obstakel
achter de auto.
152
WAARSCHUWING!
Een te warm koelsysteem is gevaar-
lijk. Hete koelvloeistof en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige
brandwonden veroorzaken. Bel een
erkende dealer voor service wan-
neer de motor van uw auto overver-
hit is. Als u besluit zelf onder de
motorkap te kijken, raadpleeg dan
het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto". Volg de waarschuwingen in
het hoofdstuk "Vuldop van het
koelsysteem".
21. Controlelampje mistachterlicht Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistachterlichten zijn
ingeschakeld. (Raadpleeg
"Verlichting" in "De functies van uw
voertuig" voor meer informatie.) MINI-BOORDCOMPUTER
MET KOMPAS (CMTC)
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
OPMERKING: Als de auto is uit-
gerust met een navigatieradio voor
het globaal plaatsbepalingssys-
teem (GPS), worden de kompasaf-
wijking en het kalibratiemenu uit-
geschakeld.
De mini-boordcomputer met kompas
bevindt zich in de instrumentengroep
en bevat een interactief scherm
waarop de buitentemperatuur, kom-
pasrichting en ritinformatie wordt ge-
toond.
OPMERKING:
Bij het starten geeft
het systeem de laatst bekende bui-
tentemperatuur weer. Het systeem
heeft mogelijk meerdere minuten
rijtijd nodig voordat de werkelijke
buitentemperatuur weergegeven
wordt. De temperatuur van de mo-
tor kan van invloed zijn op de weer-
gave van de buitentemperatuur, daarom wordt de weergegeven tem-
peratuur niet geüpdate wanneer het
voertuig stil staat.
RESETKNOPPEN
Resetknop
Druk op de STEP-toets op het stuur-
wiel om door de submenu's te blade-
ren (bijv. Odometer (Kilometerteller),
Trip A (Rit A), Trip B (Rit B), DTE
(Afstand tot lege tank), Speed (Snel-
heid), AVG Fuel (Gemiddeld brand-
stofverbruik), Ambient Temp (Omge-
vingstemperatuur)).
Als u op de resetknop drukt terwijl
een van de submenu's (bijv. Trip A
(Rit A), Trip B (Rit B), AVG Fuel
(Gemiddeld brandstofverbruik)) is
geopend, wordt de weergegeven
waarde teruggesteld op nul.
Onder de juiste omstandigheden ver-
schijnen de volgende berichten:
NO
. . . . . . . Acht kompaspunten
worden weergegeven
(N, Z, O, W, NO, NW, ZO, ZW)
22 °C . . . . . . . . . . . Temperatuur
(Fahrenheit of Celsius)
194
Niet-opgeslagen berichten
Deze berichten worden weergegeven
totdat de oorzaak waardoor het be-
richt is geactiveerd is verholpen.
Voorbeelden van dit type bericht zijn
"Turn Signal On" (richtingaanwijzer
aan, als een richtingaanwijzer niet is
uitgeschakeld) en "Lights On" (lam-
pen aan, als de bestuurder uitstapt).
Niet-opgeslagen berichten tot
RUN
Deze berichten worden weergegeven
totdat de contactschakelaar in de
stand RUN wordt gezet. Een voor-
beeld van dit type bericht is "Press
Brake Pedal" (rempedaal intrappen)
en "Push Button to Start" (druk op
startknop).
Niet-opgeslagen berichten met
vijf-seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden
deze berichten gedurende vijf secon-
den in het hoofdscherm weergegeven,
waarna opnieuw het vorige scherm
wordt getoond. Voorbeelden dan dit
type bericht zijn "Memory System
Unavailable - Not in Park" (geheu-
gensysteem niet beschikbaar - niet instand PARK) en "Automatic High
Beams On" (automatisch grootlicht
aan).
Het gedeelte met instelbare indicato-
ren bestaat uit witte indicatoren aan
de rechterzijde, oranje indicatoren in
het midden en rode indicatoren aan
de linkerzijde.
Onder bepaalde voorwaarden geeft
het EVIC de volgende berichten weer:
Key in ignition (sleutel in contact-
slot)
Ignition or Accessory On (contact- schakelaar in ON of ACC)
Wrong Key (verkeerde sleutel)
Damaged Key (sleutel beschadigd)
Key not programmed (sleutel niet geprogrammeerd)
Vehicle Not in Park (auto niet in parkeerstand)
Key Left Vehicle (sleutel niet in auto)
Key Not Detected (sleutel niet aangetroffen) Press Brake Pedal and Push Button
to Start (Rempedaal intrappen en
knop indrukken om te starten)
Liftgate Ajar (achterklep open) (er klinkt een geluidssignaal als de
auto gaat rijden)
Lage bandenspanning
Service TPM System (Onderhoud bandenspanningscontrolesysteem)
(raadpleeg "Bandenspanningscon-
trolesysteem" (TPMS) in "Starten
en rijden")
Turn Signal On (richtingaanwijzer aan)
RKE Battery Low (batterij af- standsbediening leeg)
Service Keyless System (afstands- bediening controleren)
LOW WASHER FLUID (ruiten- sproeiervloeistof bijvullen)
Olieverversing vereist
Check gascap (brandstofvuldop controleren)
199
Left Front Turn Signal Lamp Out(richtingaanwijzer linksvoor
defect)
Left Rear Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer linksachter
defect)
Right Front Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer rechtsvoor
defect)
Right Rear Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer rechtsachter
defect)
Park Assist Disabled (parkeerhulp uitgeschakeld)
Service Park Assist System (laat parkeersensoren repareren)
Personal Settings Not Available — Vehicle Not in Park (persoonlijke
instellingen niet beschikbaar —
auto staat niet in de stand P)
Blind Spot System Off (Dodehoek- systeem uit) — Dit bericht wordt
getoond als de contactschakelaar in
de stand ON wordt gezet en duidt
aan dat het dodehoeksysteem is
uitgeschakeld. Blind Spot System Off (Dodehoek-
systeem niet beschikbaar) — Dit
bericht wordt getoond als het sys-
teem voor dodehoekbewaking
(BSM) tijdelijk niet beschikbaar is
wegens een geblokkeerde sensor,
elektromagnetische storing of an-
dere 'tijdelijke' omstandigheid. Als
dit bericht wordt getoond, gaan de
pictogrammen in de beide buiten-
spiegels branden. Als er sprake is
van een elektromagnetische sto-
ring, gaat alleen het pictogram aan
de kant van de storing branden tot-
dat de storing voorbij is.
Service Blind Spot System (Onder- houd dodehoeksysteem) — Dit be-
richt wordt getoond als het systeem
voor dodehoekbewaking (BSM)
permanent niet beschikbaar is. De
bestuurder ontvangt in dat geval
een bericht van het EVIC en de
BSM-waarschuwing gaat perma-
nent branden in beide buitenspie-
gels. Neem contact op met een er-
kende dealer als u dit bericht
ontvangt. Obstacle Detected (Obstakel
gedetecteerd)
Driver Seatbelt Unbuckled (Be- stuurdersgordel niet vastgegespt)
Uitlaatsysteem — regeneratie nu vereist. In omstandigheden waarbij
alleen zeer korte ritten met lage
snelheid worden gemaakt, of ritten
waarbij alleen met lage snelheid
wordt gereden, bereiken de motor
en het uitlaatgasnabehandelings-
systeem nooit de vereiste omstan-
digheden om de opgevangen roet-
deeltjes te verwijderen. Als dit zich
voordoet, wordt het bericht "Ex-
haust System Regeneration Re-
quired Now" (regeneratie van het
uitlaatsysteem nu vereist) weerge-
geven in het EVIC. Door met uw
auto op snelweg te rijden gedu-
rende tenminste 30 minuten ver-
helpt u het probleem in het roetfil-
tersysteem doordat de opgevangen
roetdeeltjes nu worden verwijderd,
zodat de normale bedrijfsstand van
het systeem wordt hersteld.
200
Exhaust Service Require — SeeDealer Now (onderhoud uitlaat
noodzakelijk - bezoek dealer). Het
motorvermogen wordt beperkt om
permanente schade aan het nabe-
handelingssysteem te voorkomen.
Als deze omstandigheid zich voor-
doet, dient u uw auto voor onder-
houd naar uw plaatselijke erkende
dealer brengen.
Exhaust System — Regeneration Completed (Uitlaatsysteem — Re-
generatie voltooid). Dit bericht
duidt aan dat het automatisch rei-
nigen van het roetfilter (DPF) is
voltooid. Als dit bericht wordt ge-
toond, klinkt er één geluidssignaal
om u te informeren over deze
toestand.
Exhaust System — Regeneration In Process (Uitlaatsysteem — Regene-
ratie bezig). Dit bericht duidt aan
dat het roetfilter (DPF) momenteel
automatisch wordt gereinigd.
Handhaaf de huidige rijomstandig-
heden totdat het regenereren is
voltooid. Exhaust Filter Full — Power Redu-
ced See Dealer (Roetfilter vol —
Vermogen gereduceerd. Raadpleeg
dealer). Het PCM reduceert het
motorvermogen om permanente
schade aan het nabehandelingssys-
teem te voorkomen. Als deze fout-
toestand niet wordt verholpen en de
dealer geen onderhoud uitvoert,
kan het nabehandelingssysteem
voor de uitlaatgassen zwaar be-
schadigd raken. Om deze fouttoe-
stand te verhelpen, moet een er-
kende dealer onderhoud aan uw
auto verrichten. Neem contact op
met een erkende dealer, want als u
met de auto blijft rijden, kan er snel
schade aan het uitlaatsysteem
ontstaan.
Exhaust Filter % Full (Roetfilter % vol)
WITTE
VERKLIKKERLAMPJES
EVIC
In dit gedeelte worden instelbare witte
indicatoren getoond. Voorbeelden van
deze indicatoren zijn: Status van Electronic Range Se-
lect (ERS)
De status van de schakelhendel, "6, 5,
4, 3, 2 en 1", wordt weergegeven als
indicatie van de stand van de hendel.
De lampjes "6, 5, 4, 3, 2, 1" geven aan
dat Electronic Range Select (ERS) is
ingeschakeld. De gekozen versnelling
wordt weergegeven. Raadpleeg het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor
meer informatie over ERS (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
Cruisecontrol gereed
Dit lampje gaat aan als de
cruisecontrol gereed is.
Raadpleeg de paragraaf
"Cruisecontrol" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie hierover.
Cruisecontrol ingesteld
Dit lampje brandt wanneer
de cruisecontrol is inge-
steld. Raadpleeg de para-
graaf "Cruisecontrol" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie hierover.
201
worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet de motor af.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING: Ook al kan de ver-
snellingsbak worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw
erkende dealer. Uw erkende dea-
ler kan met speciale diagnoseap-
paratuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan
voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak
mogelijk is, is service door de erkende
dealer noodzakelijk.Bediening Electronic Range
Select (ERS, elektronisch
schakelen)
Met Electronic Range Select (ERS)
(elektronisch schakelen) kan de be-
stuurder instellen welke versnelling
de hoogst beschikbare is wanneer de
keuzehendel in de stand DRIVE staat.
Als u de schakelhendel bijvoorbeeld
in de derde versnelling zet, zal er niet
worden opgeschakeld naar een hogere
versnelling, maar wel normaal wor-
den teruggeschakeld naar de tweede
en eerste versnelling.
U kunt bij elke rijsnelheid schakelen
tussen de stand DRIVE en de ERS-
modus. Wanneer de keuzehendel in de
stand DRIVE staat, werkt de versnel-
lingsbak automatisch en wordt er ge-
schakeld tussen alle beschikbare ver-
snellingen. Als u de keuzehendel kort
naar links (-) duwt, wordt de ERS-
modus geactiveerd, waarna de hui-
dige versnelling wordt getoond in de
instrumentengroep en deze versnel-
ling wordt ingesteld als hoogste be-
schikbare versnelling. Als u in de
ERS-modus de keuzehendel kort naar
links (-) of rechts (+) duwt, wordt een
andere versnelling ingesteld als hoog-
ste beschikbare versnelling.
Als u de ERS-modus wilt beëindigen,
houdt u de keuzehendel naar rechts
(+) gedrukt totdat de indicator van de
keuzehendel in de instrumentengroep
opnieuw de letter "D" weergeeft.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug
om te remmen op de motor. Hier-
door kunnen de aangedreven wie-
len hun grip verliezen, waardoor de
auto in een slip kan raken, wat op
zijn beurt kan leiden tot een onge-
val en letsel.
266