gaan. Wanneer controle-/
storingslampje ESP continu blijft bran-
den terwijl de motor draait, is een sto-
ring gedetecteerd in het ESP-systeem.
Als het lampje blijft branden nadat er
verschillende keren is gestart en u
meerdere kilometers hebt gereden met
een snelheid hoger dan 48 km/u, dient
u zo snel mogelijk contact op te nemen
met uw erkende dealer om het pro-
bleem te laten opsporen en verhelpen.Het controle-/storingslampje ESP (in
de instrumentengroep) begint te
knipperen zodra de banden grip ver-
liezen en het ESP-systeem wordt ge-
activeerd. Het controle-/
storingslampje ESP knippert ook
wanneer het ASR-systeem actief is.
Als het controle-/storingslampje ESP
gaat knipperen tijdens het optrekken,
neem dan gas terug en rijd verder
terwijl u zo min mogelijk gas geeft.
Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de
toestand van het wegdek aan.OPMERKING:
Het controle-/storingslampje
ESP en het controlelampje "ESP
uit" gaan altijd kort branden
wanneer de contactschakelaar
in de stand ON wordt gezet.
Telkens wanneer de contact- schakelaar in de stand ON wordt
gezet, wordt het ESP-systeem in-
geschakeld, ook wanneer dit
eerder werd uitgeschakeld.
Het ESP-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op
wanneer ESP inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESP-systeem heeft
veroorzaakt.
Het controlelampje "ESP
uit" geeft aan dat het elek-
tronische stabiliteitsregel-
systeem (ESP) is
uitgeschakeld. ESP SYNCHRONISEREN
Bij onderbroken voeding
(accu losgekoppeld of ont-
laden) en draaiende motor
kan het controle-/
storingslampje ESP gaan branden.
Als dat gebeurt, draai dan het stuur
helemaal linksom tot de aanslag en
daarna helemaal naar rechts tot de
aanslag. Het controle-/storingslampje
ESP moet dan doven. Als het lampje
blijft branden, laat dan het ESP- en
BAS-systeem zo spoedig mogelijk
door uw erkende dealer controleren.
257
LET OP!(Vervolgd)
voorkomt u oververhitting en ver-
mindert u het risico op schade aan
de versnellingsbak bij langdurige
pogingen om de auto vrij te krijgen.
OPMERKING: Druk voordat u de
auto heen en weer beweegt eerst op
de toets "ESC Off" om het elektro-
nisch stabiliteitsregelssysteem
(ESP) in de stand "Partial Off"
(Gedeeltelijk uit) te zetten. Raad-
pleeg de paragraaf "Elektronische
remregeling" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer in-
formatie hierover. Als de auto is
losgekomen, drukt u nogmaals op
de toets "ESC Off" om de stand
"ESC On" te herstellen.LET OP!
Wanneer u een vastzittende auto heen en weer beweegt door snel te
schakelen tussen DRIVE en RE-
VERSE, mogen de wielen nooit
sneller doorslippen dan 24 km/u,
omdat anders schade kan ont-
staan aan de aandrijflijn.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Het overmatig laten oplopen van het toerental van de motor of het
te snel laten doorslippen van de
wielen kan leiden tot oververhit-
ting en beschadiging van de ver-
snellingsbak. Ook kunnen de
banden beschadigd raken. Laat
de wielen niet met meer dan
48 km/u doorslippen in een ver-
snelling (zonder schakelen).WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen
is gevaarlijk. De krachten die vrij-
komen bij te hoge wielsnelheden
kunnen de banden en assen, zelfs
onherstelbaar, beschadigen. Er kan
een band exploderen, waardoor ie-
mand gewond kan raken. Laat de
wielen van uw auto niet met een
hogere snelheid dan 48 km/u of
langer dan 30 seconden continu
doorslippen. Zorg er ook voor dat
er geen personen aanwezig zijn in
de nabijheid van een doorslippend
wiel, ongeacht de snelheid waarmee
het wiel ronddraait. SLEEPOGEN
Uw auto is zowel aan de voor- als
achterzijde uitgerust met sleepogen.
LET OP!
De sleepogen zijn uitsluitend be-
doeld voor noodsituaties, om een
voertuig dat van de weg is geraakt
vrij te krijgen. Gebruik de sleep-
ogen niet voor het aankoppelen aan
een afsleepwagen of om op de auto
op de weg te slepen. U kunt uw auto
anders beschadigen. Om te slepen
kunt u beter sleepbanden dan ket-
tingen gebruiken. Kettingen kun-
nen schade veroorzaken.WAARSCHUWING!
Blijf op afstand van auto's die ge-
sleept worden. Sleepbanden en
-kettingen kunnen breken en zo
ernstig letsel toebrengen.
305
BOORDDIAGNOSESYS-
TEEM — OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavan-
ceerd diagnosesysteem genaamd OBD
II (On-Board Diagnostic). Dit systeem
bewaakt de regelsystemen voor uit-
laatgasemissie, de motor en de auto-
matische versnellingsbak. Als deze
systemen correct werken, zal uw auto
uitstekende prestaties leveren, brand-
stof besparen en lage emissiewaarden
hebben die aan de strengste eisen vol-
doen.
Als een van deze systemen onderhoud
nodig heeft, zorgt OBD II ervoor dat
het storingslampje gaat branden.
Daarnaast slaat het systeem diagnos-
tische codes en andere gegevens op die
monteurs kunnen helpen bij het uit-
voeren van reparaties. Hoewel u dan
meestal nog met de auto kunt rijden
en niet gesleept hoeft te worden, dient
u toch zo spoedig mogelijk uw er-
kende dealer te bezoeken voor service.
LET OP!
Door langdurig rijden met eenbrandend lampje kan de schade
aan het emissieregelsysteem ver-
ergeren. Het kan ook van invloed
zijn op het brandstofverbruik en
het rijgedrag. De auto vereist on-
derhoud om emissietests te kun-
nen uitvoeren.
Als het lampje knippert wanneer de motor draait, zal de katalysa-
tor vrij snel ernstig defect raken
en zal het motorvermogen afne-
men. Raadpleeg dan onmiddellijk
uw dealer.
VERVANGENDE
ONDERDELEN
Het gebruik van originele onderdelen
voor normaal/periodiek onderhoud
en voor reparaties wordt ten zeerste
aanbevolen om zeker te zijn van de
gespecificeerde prestaties. Schade of
storingen die worden veroorzaakt
door het gebruik van onderdelen die niet van dezelfde kwaliteit zijn als ori-
ginele onderdelen voor onderhoud en
reparatie, worden niet gedekt door de
garantie van de fabrikant.
ONDERHOUDSPROCE-
DURES
De volgende pagina's bevatten de
vereiste
onderhoudswerkzaamheden
zoals vastgesteld door de fabrikant
van uw auto.
Naast de onderhoudsaspecten die
worden vermeld in het onderhouds-
schema zijn er mogelijk ook andere
componenten die op een later tijdstip
onderhoud vereisen of vervangen
moeten worden.
LET OP!
Onvoldoende onderhoud van uw auto of het achterwege laten van
benodigde beurten en reparaties
kan leiden tot duurdere repara-
ties, schade aan andere onderde-
len of slechtere prestaties van de
auto. Laat mogelijke storingen
onmiddellijk onderzoeken bij een
(Vervolgd)315
Omdat de radiateur normaal gespro-
ken volledig gevuld blijft, is het niet
nodig de radiateurdop te verwijderen,
tenzij u de koelvloeistof (antivries)
wilt controleren op vriespunt of wilt
verversen. Maak uw monteur hierop
attent. Zolang de bedrijfstemperatuur
van de motor in orde is, hoeft u het
koelvloeistofreservoir slechts eenmaal
per maand te controleren.
Als de koelvloeistof (antivries) moet
worden bijgevuld, doet u dit via de
vulopening van het koelvloeistofreser-
voir. Vul nooit te veel vloeistof bij.
Belangrijk
OPMERKING: Wanneer u na en-
kele kilometers de auto tot stil-
stand brengt, ziet u mogelijk wa-
terdamp opstijgen vanuit de
voorzijde van het motorcomparti-
ment. Dit is meestal het gevolg van
een hoge luchtvochtigheid, of van
regen of sneeuw die op de radi-
ateur is achtergebleven en ver-
dampt wanneer de thermostaat-
klep opengaat, zodat er hete
koelvloeistof (antivries) in de radi-
ator kan stromen.Wanneer bij een inspectie van het mo-
torcompartiment blijkt dat de radi-
ateur en de slangen geen defecten ver-
tonen, kunt u gerust met de auto gaan
rijden. De damp zal snel verdwijnen.
Vul niet te veel vloeistof bij in het
koelvloeistofreservoir.
Controleer het vriespunt van de koelvloeistof (antivries) in de radi-
ateur en in het koelvloeistofreser-
voir. Als de koelvloeistof (antivries)
moet worden bijgevuld, moet ook
de inhoud van het koelvloeistofre-
servoir worden beschermd tegen
bevriezing.
Als u regelmatig koelvloeistof (an- tivries) moet bijvullen of het vloei-
stofpeil in het koelvloeistofreservoir
niet daalt wanneer de motor af-
koelt, moet het koelsysteem door
middel van een druktest op lekkage
worden gecontroleerd.
Zorg altijd voor een concentratie van minimaal 50% motorkoelvloei-
stof (antivries) en gedistilleerd wa-
ter, voor optimale corrosiebescher-
ming van de aluminium onderdelen
van uw motor. Zorg ervoor dat de overloopslangen
van de radiateur en het koelvloei-
stofreservoir niet geknikt of geblok-
keerd zijn.
Houd de voorzijde van de radiateur schoon. Als uw auto is uitgerust met
airconditioning, houd dan de voor-
zijde van de condensor schoon.
Vervang nooit de thermostaat door een zomer- of wintertype. Wanneer
vervanging noodzakelijk is, mag
UITSLUITEND het voorgeschre-
ven type thermostaat worden inge-
bouwd. Andere typen kunnen lei-
den tot onvoldoende werking van
de koelvloeistof (antivries), een ho-
ger brandstofverbruik en hogere
emissiewaarden.
REMSYSTEEM
Om altijd optimale remprestaties te
waarborgen, moeten alle onderdelen
van het remsysteem regelmatig wor-
den gecontroleerd. Raadpleeg het
hoofdstuk "Onderhoudsschema"
voor de juiste onderhoudsintervallen.
327
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Om vervuiling te voorkomen door materiaal of vocht van buitenaf,
dient u uitsluitend nieuwe rem-
vloeistof te gebruiken, of rem-
vloeistof uit een hermetisch afge-
sloten reservoir. Zorg ervoor dat
de dop van het reservoir van de
hoofdremcilinder altijd is vastge-
draaid. Remvloeistof in een open
reservoir neemt vocht op uit de
lucht, waardoor de remvloeistof
een lager kookpunt krijgt. De
remvloeistof kan hierdoor gaan
koken tijdens stevig of langdurig
remmen, waardoor de kans be-
staat dat de remmen plotseling
niet meer werken. Dit kan leiden
tot een ongeval.
Het bijvullen van het vloeistofre- servoir met te veel remvloeistof
kan leiden tot het morsen van
vloeistof op hete motoronderde-
len, waardoor de remvloeistof
vlam kan vatten. Remvloeistof
kan ook schade toebrengen aan
gelakte oppervlakken en vinyl.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Let er daarom op dat er geen rem-
vloeistof op deze oppervlakken
terecht komt.
Zorg dat er geen vloeistof op basis van aardolie in de remvloeistof
terechtkomt. De afdichtingen van
het remsysteem kunnen hierdoor
worden aangetast, waardoor de
remmen hun werking gedeeltelijk
of geheel kunnen verliezen. Dit
kan leiden tot een ongeval.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
Keuze van smeermiddel
Voor optimale prestaties en levens-
duur van de versnellingsbak is het
belangrijk dat u de correcte transmis-
sievloeistof gebruikt. Gebruik alleen
de door de fabrikant aanbevolen
transmissievloeistof. Raadpleeg de
paragraaf "Vloeistoffen, smeermid-
delen en originele onderdelen" in
"Onderhoud van uw auto" voor de
specificaties van vloeistoffen. Het is
belangrijk dat de transmissievloeistof
continu het vereiste peil heeft en dat u de aanbevolen vloeistof gebruikt. Er
mogen geen chemicaliën door de ver-
snellingsbak worden gespoeld; uit-
sluitend het goedgekeurde smeermid-
del mag worden gebruikt.
LET OP!
Wanneer u een andere transmissie-
vloeistof gebruikt dan wordt aan-
bevolen door de fabrikant, kan de
schakelwerking van de versnel-
lingsbak afnemen en/of grijpt de
koppelomvormer schokkend aan
en moeten vloeistof en filter vaker
worden ververst resp. vervangen.
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistof-
fen, smeermiddelen en originele on-
derdelen" in "Onderhoud van uw
auto" voor de specificaties van
vloeistoffen.
Speciale additieven
Automatische transmissievloeistof
(ATF) is een geavanceerd en hoog-
waardig product waarvan de presta-
ties door additieven nadelig kunnen
worden beïnvloed. Daarom raden we
u aan geen additieven aan de trans-
missievloeistof toe te voegen. De enige
329
Vloeistofpeil controleren
Controleer het vloeistofpeil door de
vuldop op de as te verwijderen. Het
vloeistofpeil moet reiken tot de onder-
kant van de vulopening. Indien nodig
moet vloeistof worden bijgevuld tot
aan het juiste niveau. Raadpleeg de
paragraaf "Vloeistoffen, smeermid-
delen en originele onderdelen" in
"Onderhoud van uw auto" voor meer
informatie hierover.
Asolie verversen
Raadpleeg het hoofdstuk "Onder-
houdsschema" voor de juiste onder-
houdsintervallen.
VERZORGING VAN DE
AUTO EN BESCHERMING
TEGEN ROEST
Carrosserie en lak beschermen
tegen roest
De aandacht die aan de carrosserie
moet worden besteed is sterk afhan-
kelijk van de weersinvloeden en het
gebruik van de auto. Strooizout in de
winter en chemische producten die inandere seizoenen op bomen en in weg-
bermen worden gespoten, hebben een
sterk corrosieve invloed op de carros-
serie. Buiten parkeren en blootstelling
aan schadelijke stoffen in de atmo-
sfeer en op de wegen, extreem warm
of koud weer en andere extreme om-
standigheden kunnen de lak, de sier-
lijsten en de beschermende laag aan
de onderzijde van de auto aantasten.
De onderstaande onderhoudsadvie-
zen helpen om de carrosserie van uw
auto gedurende lange tijd in optimale
conditie te houden.
Oorzaken van corrosie
Corrosie ontstaat als de lak en be-
schermende coatings op uw auto zijn
aangetast of loslaten.
De meest voorkomende oorzaken zijn:
Strooizout, vuil en achterblijven
van vocht.
Steenslag.
Insectenresten, boomvocht en teer.
Zilte lucht in kuststreken.
Zure regen en industriële vervui- ling. Wassen
Was uw auto regelmatig. Was uw
auto altijd in de schaduw en ge-
bruik een milde autoshampoo.
Spoel de auto zorgvuldig af met
schoon water.
Gebruiker een hoogwaardige was voor de bescherming van uw lak-
werk. Zorg dat u geen krassen
maakt op de lak.
Gebruik geen schurende producten en polijstmiddelen die de glans of
de dikte van de laklaag kunnen
aantasten.
LET OP!
Gebruik nooit schurende of sterke
reinigingsmiddelen zoals staalwol
of schuurpoeder. Deze veroorzaken
krassen op het metaal en de lak.
Speciale verzorging
Spuit de onderzijde van de auto regelmatig schoon (minstens één
keer per maand) wanneer u op be-
pekelde of stoffige wegen of in kust-
streken rijdt.
332
Houd de afvoergaatjes aan de on-derzijde van de portieren, de scher-
men en de laadruimte schoon en
open.
Als u steenslag of krassen in de lak bespeurt, werk dergelijke plekken
dan meteen bij. Voor de kosten van
dergelijke reparaties is de eigenaar
van de auto verantwoordelijk.
Wanneer de auto door bijvoorbeeld een ongeval schade heeft opgelopen
aan de lak en de beschermende coa-
ting, moet u deze zo spoedig moge-
lijk laten repareren. Voor de kosten
van dergelijke reparaties is de eige-
naar van de auto verantwoordelijk.
Wanneer u speciale ladingen met chemicaliën, kunstmest, zout, enz.,
vervoert, let dan goed op of alles
goed is verpakt en afgesloten.
Wanneer u vaak op grindwegen rijdt, raden wij u aan spatlappen bij
ieder wiel te laten aanbrengen.
Gebruik Touch Up Paint of een ge- lijkwaardig product om krassen zo snel mogelijk bij te werken. Uw er-
kende dealer heeft de lakstift die
overeenkomt bij uw lakkleur.
Verzorging van velgen en
wieldoppen
Alle wielen en wieldoppen moeten re-
gelmatig worden gereinigd met milde
zeep en water om corrosie tegen te
gaan. Dit geldt vooral wanneer een
coating van aluminium of chroom is
aangebracht. Gebruik een niet-
schurend en zuurvrij reinigingsmid-
del om hardnekkige modder en/of
overvloedige remstof te verwijderen.
Gebruik geen schuursponsen, staal-
wol, een harde borstel of metaalpoets.
Gebruik geen ovenreiniger. Maak
geen gebruik van automatische was-
straten waarin bijtende reinigingspro-
ducten of harde borstels worden ge-
bruikt. Deze kunnen de
beschermende coating van de velgen
beschadigen.
Reinigingsprocedure voor
vlekwerende stof (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Vlekwerende stoelen kunnen op de
volgende wijze worden gereinigd: Verwijder de vlek zo goed mogelijk
door te deppen met een schone,
droge doek.
Dep de rest van de vlek vervolgens met een schone, vochtige doek.
Bij hardnekkige vlekken brengt u een milde zeepoplossing aan op een
schone, vochtige doek en verwijdert
u de vlek. Verwijder zeepresten met
een andere vochtige doek.
Gebruik geen bijtende oplosmidde- len of enige andere vorm van be-
scherming op vlekwerende produc-
ten.
Verzorging van het interieur
Gebruik een vochtige doek voor het
reinigen van de interieurbekleding.
Gebruik geen bijtende reinigingspro-
ducten.
De kwaliteit van lederen bekleding
blijft het best behouden door deze te
reinigen met een zachte, vochtige
doek. Stofdeeltjes of vuil kunnen een
schurend effect hebben en de lederen
bekleding beschadigen. Verwijder
deze daarom direct met een vochtige
doek. Hardnekkige vlekken kunt u 333
Laat de gordels vervangen wanneer ze
rafels of slijtplekken vertonen of wan-
neer de gespsluitingen niet goed func-
tioneren.
De bekerhouders in de
middenconsole reinigen
Reinig met een vochtige doek en een
mild reinigingsmiddel de bekerhou-
der in de middenconsole.
OPMERKING: De bekerhouder
kan niet worden verwijderd.
ZEKERINGEN
Geïntegreerde
voedingsmodule
De geïntegreerde voedingsmodule be-
vindt zich in het motorcompartiment.
Deze module bestaat uit zekeringen
en relais.
LET OP!
Let erop dat de kap van de geïntegreerde voedingsmodule tijdens
het aanbrengen in de juiste stand
wordt geplaatst en volledig wordt
vergrendeld. Als dit wordt nage-
laten, kan er water in de geïnte
greerde voedingsmodule komen,
waardoor mogelijk storing in het
elektrische systeem optreedt.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Vervang zekeringen uitsluitend door exemplaren met dezelfde
ampèrewaarde. Wanneer u een
zekering vervangt door een zeke-
ring met een hogere ampère-
waarde, kan het elektrische sys-
teem gevaarlijk overbelast raken.
Als nieuwe zekeringen met de
juiste ampèrewaarde meteen
doorbranden, is er een defect in
het circuit dat gerepareerd moet
worden.
Locatie Patroonzeke-
ring Minizekering Omschrijving
1 —— Reserve
2 40 A groen — Radiateurventilator 1
3 50 A rood — Stuurbekrachtiging 1
4 30 A roze — Startmotor
Geïntegreerde voedingsmodule
335