FUNCTIES
TELEFOONGESPREKKEN
De volgende functies zijn toegankelijk
via Uconnect™ Phone, indien deze
functies worden ondersteund door
Bluetooth® en de services van uw mo-
biele telefoon. Als via uw mobiele te-
lefoon bijvoorbeeld drieweggesprek-
ken mogelijk zijn, is deze functie ook
toegankelijk via Uconnect™ Phone.
Neem contact op met de leverancier
van uw mobiele telefoon voor infor-
matie over de beschikbare functies op
uw telefoon.
Manieren om een telefoongesprek
te beginnen
Hieronder worden alle manieren be-
schreven waarop u een telefoonge-
sprek met Uconnect™ Phone kunt be-
ginnen.
Opnieuw kiezen
Kiezen door het nummer aan teraken
Spraakbedieningsopdrachten (kie- zen door een naam uit te spreken, bellen door een naam in het tele-
foonboek uit te spreken, opnieuw
kiezen of terugbellen)
Favoriet telefoonboek
Mobiel telefoonboek
Lijst van recente oproepen
SMS-berichtenweergave
OPMERKING: Alle bovenstaande
handelingen, met uitzondering
van herhalen, kunnen worden uit-
gevoerd met maximaal 1 actief ge-
sprek.
Kiezen door het nummer uit te
spreken
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Zeg na de prompt "Listening" (Luistert) en de daaropvolgende
pieptoon "Dial 248-555-1212"
(Kies 248-555-1212).
Uconnect™ Phone kiest het num- mer 248-555-1212. Bellen door een naam in het
telefoonboek uit te spreken
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Zeg na de prompt "Listening" (Luistert) en de daaropvolgende
pieptoon "Call John Doe Mobile"
(Bel John Doe mobiel),
Uconnect™ Phone kiest het num- mer van John Doe, of vraagt, als er
meerdere nummers zijn, welk num-
mer van John Doe moet worden
gekozen.
Bedieningselementen voor
telefoonfuncties
Met het aanraakscherm kunt u de vol-
gende telefoonfuncties bedienen:
Opnemen
Ophangen
Negeren
In de wacht/uit de wacht
Dempen/dempen uit
Een gesprek naar/van de telefoon doorverbinden
92
Opnieuw kiezen
Kies de schermtoets "Redial" (Op-nieuw kiezen),
of druk op
en zeg na de prompt
"Listening" (Luistert) en de daarop
volgende pieptoon:"Redial" (Op-
nieuw kiezen),
Na de prompt "Listening" (Luis- tert) en de daaropvolgende piep-
toon zegt u "Redial" (Opnieuw
kiezen),
Uconnect™ Phone belt het laatst gekozen nummer op uw mobiele
telefoon.
Voortzetting telefoongesprek
De functie "Voortzetting telefoonge-
sprek" maakt het mogelijk een tele-
foongesprek via Uconnect™ Phone
voort te zetten nadat de contactscha-
kelaar naar de stand OFF is gedraaid.
OPMERKING: Het gesprek blijft
binnen het audiosysteem van de
auto actief tot de telefoon buiten
het bereik van de Bluetooth® ver-
binding komt. Wanneer u de auto
verlaat verdient het aanbeveling de schermtoets "Transfer" (Door-
verbinden) te kiezen.
FUNCTIES VAN
UCONNECT™ PHONE
Hulp in noodsituaties
Als u zich in een noodsituatie bevindt
en de mobiele telefoon is binnen
handbereik:
Pak de telefoon en kies zelf het
alarmnummer.
Als de telefoon niet binnen handbe-
reik is, maar Uconnect™ Phone wel is
ingeschakeld, kunt als volgt het
alarmnummer kiezen:
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Listening'' (Luis- tert) en de daarop volgende piep-
toon zegt u ''Call Emergency" of
"Dial Emergency" (Bel/kies alarm-
nummer). Vervolgens zal
Uconnect™ Phone aan de gekop-
pelde mobiele telefoon de opdracht
geven het alarmnummer te bellen.
Deze functie wordt ondersteund in
de VS, Canada en Mexico. OPMERKING:
De noodoproep kan ook via het
aanraakscherm in gang worden
gezet.
Het alarmnummer dat gekozen wordt, is gebaseerd op het land
waar de auto is aangeschaft. Het
is mogelijk dat het gekozen
nummer niet van toepassing is
op de beschikbare mobiele tele-
foonservice en de regio waar u
zich bevindt.
Wanneer u via Uconnect™ Phone belt, is de kans op een
geslaagde verbinding iets klei-
ner dan wanneer u rechtstreeks
met de mobiele telefoon belt.
WAARSCHUWING!
Als u deze functie wilt kunnen ge-
bruiken in noodgevallen, moet uw
telefoon zijn ingeschakeld en ge-
koppeld aan Uconnect™ Phone,
bereik hebben en aan Uconnect™
Phone gekoppeld blijven.
95
Sleephulp
Indien u sleephulp nodig hebt:
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Listening" (Luis- tert) en de daaropvolgende piep-
toon zegt u "Towing Assistance"
(Sleephulp).
OPMERKING:
De sleephulp kan ook worden gebeld met het aanraakscherm.
Raadpleeg uw garantieboekje voor het juiste nummer voor
sleephulp in uw regio.
Voicemail bellen
Raadpleeg "Werken met automati-
sche systemen" voor informatie over
het beluisteren van uw voicemail.
Werken met automatische
systemen
Deze methode wordt gebruikt in situ-
aties waarin normaal gesproken cij-
fers moeten worden ingedrukt op het
toetsenbord van de mobiele telefoon tijdens het navigeren door een geau-
tomatiseerd telefoonsysteem.
U kunt Uconnect™ Phone gebruiken
voor toegang tot uw voicemail of een
geautomatiseerde service, zoals een
oproepservice voor piepers of een ge-
automatiseerde klantenservice. Bij
sommige diensten moet onmiddellijk
een respons worden gegeven. In een
aantal gevallen is het mogelijk dat
deze respons niet snel genoeg kan
worden gegeven via Uconnect™
Phone.
Wanneer u via Uconnect™ Phone een
nummer belt waarvoor u normaal ge-
sproken een reeks toetsen op uw mo-
biele telefoon moet indrukken, kunt u
het aanraakscherm gebruiken of de
toets
indrukken en de reeks in-
spreken die u wilt invoeren, gevolgd
door het woord "Send" (Verzend). Als
u bijvoorbeeld uw pincode en daarna
een hekje (3 7 4 6 #) moet invoeren,
kunt u de toets
indrukken en
vervolgens zeggen: "Send 3 7 4 6 #"
(Verzend 3 7 4 6 #). Het inspreken
van een cijfer of cijferreeks, gevolgd door "Send" (Verzend) kan ook wor-
den gebruikt om door de menustruc-
tuur van een geautomatiseerde klan-
tenservice te navigeren of om een
nummer achter te laten op een pieper.
U kunt ook de opgeslagen vermeldin-
gen uit opgeslagen telefoonboek van
de mobiele telefoon verzenden als to-
nen, zodat u snel en gemakkelijk toe-
gang krijgt tot voicemail en piepers.
Als u bijvoorbeeld eerder een tele-
foonboekvermelding met First Name
(Voornaam) en/of Last Name (Ach-
ternaam) als "Voicemail Password"
(Wachtwoord voicemail) hebt inge-
voerd en daarna op de knop
drukt en zegt "Send Voicemail
Password" (Verzend wachtwoord
voicemail), zal Uconnect™ Phone
vervolgens het telefoonnummer dat
aan deze naam is gekoppeld via de
telefoon verzenden als tonen.
OPMERKING:
Het eerste nummer dat aan die contactpersoon is gekoppeld,
wordt verzonden. Alle overige
nummers van die contactper-
soon worden genegeerd.
96
OPMERKING:
1. U kunt ook zeggen "zoekplaats", "favoriet zoeken",
"zoek plaats op categorie",
"zoek plaats op naam", "zoek
recent gevonden" , "waar-
heen?" of "naar huis".
2. U kunt zeggen "Find Nearest" (Zoek dichtstbijzijnde) en dan
"Restaurant" (Restaurant),
"Fuel" (Benzinepomp), "Tran-
sit" (Transportmiddel), "Lod-
ging" (Accommodatie), "Shop-
ping" (Winkelcentrum),
"Bank" (Bank), "Entertain-
ment" (Amusement), "Recrea-
tion" (Recreatie), "Attractions"
(Attracties), "Community" (Ge-
meenschap), "Auto Services"
(Autogarages), "Hospitals"
(Ziekenhuizen), "Parking"
(Parkeerplaats), "Airport"
(Vliegveld), "Police Stations"
(Politiebureaus), "Fire Stati-
ons" (Brandweerkazernes), of
"Auto Dealers" (Autodealers).
115
nog op een relatief grote afstand van
dit voertuig rijdt. Dit geeft u de lang-
ste reactietijd.
Door de FCW-status te wijzigen in
"Near" (dichtbij), kan het systeem u
waarschuwen voor een mogelijke aan-
rijding met het voertuig vóór u wan-
neer de afstand tot dit voertuig veel
korter is. Met deze instelling heeft u
minder reactietijd dan bij de instelling
"Far" (veraf). Hierdoor is een meer
dynamische rijervaring mogelijk.
Door de FCW-status te wijzigen in
"Off" (uit) waarschuwt het systeem u
niet langer voor een mogelijke aanrij-
ding met het voertuig vóór u.
OPMERKING:
Als de instelling "Off" (uit) is ge-kozen, wordt FCW OFF (FCW
uitgeschakeld) op het Uconnect
Touch™ scherm weergegeven.
Het systeem onthoudt de instel- ling die het laatst door de be-
stuurder is gekozen nadat het
contact werd uitgeschakeld. FCW reageert niet op irrelevante
objecten, zoals objecten hoog
boven de weg, weerkaatsingen
van de bodem, objecten welke
zich niet in de rijweg van de auto
bevinden, stilstaande objecten
op grote afstand, tegemoetko-
mend verkeer, of voorliggers met
een dezelfde of een hogere snel-
heid.
Als de FCW wordt uitgescha- keld, verschijnt er een waar-
schuwing op het EVIC-scherm.
Waarschuwing FCW niet
beschikbaar
Als het systeem wordt uitgeschakeld
en in het EVIC de melding "ACC/
FCW Unavailable, Service Required"
(ACC/FCW niet beschikbaar, onder-
houd noodzakelijk) wordt weergege-
ven, is er mogelijk sprake van een
tijdelijke storing die de werking van
FCW beperkt. Hoewel u nog steeds
met de auto kunt rijden, zal het FCW-
systeem tijdelijk niet beschikbaar
zijn. Als dit gebeurt, kunt u proberen
FCW later opnieuw te activeren nadat
u de contactschakelaar uit- en weer ingeschakeld heeft. Als het probleem
aanhoudt, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
PARKSENSE®
PARKEERHULP
Het ParkSense® parkeerhulpsysteem
geeft tijdens het achter- of vooruit
rijden, bijv. bij het inparkeren, met
visuele en geluidssignalen de afstand
tussen de achter- en/of voorkant van
de auto en een gedetecteerd obstakel
aan. Zie de voorzorgsmaatregelen
voor gebruik van het ParkSense® sys-
teem voor de beperkingen van dit sys-
teem en aanbevelingen.
Melding "ACC/FCW Unavailable,
Service Required" (ACC/FCW niet beschikbaar, onderhoud noodzakelijk)
155
PARK ASSIST" (parkeerhulp reini-
gen) wanneer een van de voor- of
achtersensoren wordt belemmerd
door sneeuw, modder of ijs en naar
REVERSE of DRIVE is geschakeld.
In de instrumentengroep verschijnt
het bericht "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp nood-
zakelijk) wanneer een van de voor- of
achtersensoren is beschadigd en on-
derhoud nodig heeft. Wanneer de ver-
snellingshendel in de stand RE-
VERSE of DRIVE is gezet en het
systeem een storing heeft gedetec-
teerd, wordt in het EVIC het bericht
"CLEAN PARK ASSIST" (parkeer-
hulp reinigen), "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp nood-
zakelijk) of "SERVICE PARK
ASSIST SYSTEM" (onderhoud par-
keerhulpsysteem noodzakelijk) weer-
gegeven zolang de auto in de stand
REVERSE of DRIVE staat (bij snel-
heden lager dan 11 km/u). In een
dergelijk geval werkt ParkSense®
niet. Raadpleeg de paragraaf "Elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum(EVIC)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Als de melding "CLEAN PARK AS-
SIST" (parkeerhulp reinigen) wordt
weergegeven in het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC),
moet u ervoor zorgen dat de
achterkant/achterbumper en/of
voorkant/voorbumper van de auto
vrij is van sneeuw, ijs, modder, vuil of
andere obstakels en vervolgens het
contact opnieuw inschakelen. Als het
bericht nog steeds wordt weergege-
ven, breng dan een bezoek aan uw
erkende dealer.
Als het bericht "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp nood-
zakelijk) of "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp
noodzakelijk) in het EVIC wordt
weergegeven, breng dan een bezoek
aan uw erkende dealer.
PARKSENSE® SYSTEEM
REINIGEN
Reinig de ParkSense® sensoren met
water, een schoonmaakmiddel voorauto's en een zachte doek. Gebruik
geen ruwe of harde doeken. Maak de
sensoren voorzichtig schoon (niet
hard drukken of borstelen). Anders
kunnen de sensoren beschadigd ra-
ken.
VOORZORGSMAATREGE-
LEN VOOR GEBRUIK VAN
HET PARKSENSE® SYS-
TEEM
OPMERKING:
Houd de voor- en achterbumper
vrij van sneeuw, ijs, modder, stof
en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem correct
werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen
kunnen de werking van
ParkSense® nadelig beïnvloeden. Wanneer u ParkSense® uitscha- kelt, wordt op het EVIC het be-
richt "PARK ASSIST SYSTEM
OFF" (parkeerhulpsysteem uit-
geschakeld) weergegeven. Het
159
systeem blijft dan uitgescha-
keld, totdat u het systeem op-
nieuw inschakelt, ook als u het
contact opnieuw inschakelt.
Als u de schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) of
DRIVE (rijden) zet en Park-
Sense® is uitgeschakeld, zal het
EVIC het bericht "PARK ASSIST
SYSTEM OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergeven zo-
lang de schakelhendel in RE-
VERSE (achteruit) staat bij een
rijsnelheid van 11 km/u of lager.
Reinig de ParkSense® sensoren regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of andere
schade toebrengt. De sensors
mogen niet bedekt zijn met ijs,
sneeuw, modder, vuil of afval.
Verontreiniging van de sensoren
kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan
het ParkSense® systeem hier-
door obstakels voor of achter de
auto niet detecteren, of geeft het systeem foutieve melding van
een obstakel voor of achter de
auto.
Objecten zoals fietsendragers, trekhaken, etc. mogen niet bin-
nen een afstand van 30 cm van
de achterkant/achterbumper
worden geplaatst. Als dit wel het
geval is, zal het systeem een na-
bijgelegen object mogelijk inter-
preteren als een sensorprobleem
en de melding "SERVICE PARK
ASSIST" (onderhoud parkeer-
hulp noodzakelijk) tonen op het
EVIC.
LET OP!
ParkSense® is uitsluitend be-doeld als hulpmiddel tijdens het
parkeren en is niet in staat ieder
voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden
worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine
afstanden worden obstakels bo-
ven of onder de sensoren niet ge-
detecteerd.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Bij gebruik van ParkSense® moet u langzaam rijden, zodat u tijdig
kunt stoppen wanneer een obsta-
kel wordt gedetecteerd. Het is
raadzaam om tijdens het achter-
uitrijden over uw schouder te kij-
ken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkSense®.WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voor-zichtig achteruit rijden, ook wan-
neer gebruik wordt gemaakt van
het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem. Controleer het gebied ach-
ter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken,
voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veilig-
heid en dient uw aandacht voort-
durend op de omgeving te rich-
ten. Anders bestaat er een risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
(Vervolgd)
160
WAARSCHUWING!
Een te warm koelsysteem is gevaar-
lijk. Hete koelvloeistof en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige
brandwonden veroorzaken. Bel een
erkende dealer voor service wan-
neer de motor van uw auto overver-
hit is. Als u besluit zelf onder de
motorkap te kijken, raadpleeg dan
het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto". Volg de waarschuwingen in
het hoofdstuk "Vuldop van het
koelsysteem".
21. Indicatielampje AWD (aandrij-
ving op alle wielen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het indicatielampje AWD gaat bran-
den wanneer de aandrijving op alle
wielen (AWD) is ingeschakeld. ELEKTRONISCH VOER-
TUIGINFORMATIECEN-
TRUM (EVIC)
Het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) heeft een interactief
scherm dat zich in de instrumenten-
groep bevindt.
Dit systeem biedt u op een handige
manier toegang tot diverse nuttige in-
formatie via de knoppen op het stuur.
Het EVIC bestaat uit de volgende on-
derdelen:
Radio-informatie
Informatie over brandstofverbruik
Informatie over cruisecontrol
Digitale voertuigsnelheid Ritinformatie
Bandenspanning
Voertuiginformatie
Opgeslagen
waarschuwingsberichten
Menu uitschakelen
Met dit systeem kan de bestuurder
informatie selecteren door op de vol-
gende knoppen op het stuur te druk-
ken:
OMHOOG-knop Druk kort op de OMHOOG-
knop om omhoog te blade-
ren door het hoofdmenu en
de submenu's voor voer-
tuiginformatie en ritinformatie
Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Stuurwielknoppen voor EVIC
190