
Onderhoud
42
7
(Vervolg) 
 Het gebruik van een andere
dan de voorgeschreven bandenmaat heeft een
negatieve invloed op het
rijgedrag en kan er voor
zorgen dat u de controle over
de auto verliest, waardoor een
ernstig ongeval kan ontstaan.
 Wielen die niet aan de specificaties van HYUNDAI
voldoen, passen mogelijk niet
goed, wat schade aan de auto,
een negatieve invloed op het
rijgedrag of verlies van de
controle over de auto tot
gevolg kan hebben.
(Vervolg)(Vervolg) 
 Het ABS vergelijkt de snelheidvan de wielen. De bandenmaat 
heeft invloed op de snelheid
van de wielen. Zorg er bij het
vervangen van de banden
voor dat ze dezelfde maathebben als de originele
banden. W anneer banden van
een ander formaat worden
gebruikt, werken het ABS
(antiblokkeersysteem) en het
ESP (voertuigstabiliteitsregeling)
mogelijk niet goed meer.WAARSCHUWING 
Om de kans op ernstig letsel bij 
een ongeluk door beschadigde
banden of verlies van de
controle over de auto tebeperken: 
 Vervang banden die (ongelijkmatig) versleten of 
beschadigd zijn. Versletenbanden kunnen een
verminderde remwerking,
verlies van de controle over
de auto en verminderde
tractie veroorzaken.
 Rijd niet in een auto met een te lage of te hoge
bandenspanning. Dit kan
ongelijkmatige slijtage of
beschadigde banden
veroorzaken.
 Gebruik bij het vervangen van banden nooit radiaalbanden
en diagonaalbanden door
elkaar. Vervang alle banden
(ook het reservewiel) als u vanradiaalbanden naar
diagonaalbanden overstapt.
(Vervolg)   

743
Onderhoud
Band compact reservewiel vervangen(indien van toepassing)
De levensduur van de band van een 
compact reservewiel is korter dan
die van een conventionele band.
Vervang de band van het compacte
reservewiel als de slijtage-
indicatoren zichtbaar zijn. De nieuwe
band voor het compacte reservewiel
moet dezelfde maat hebben en van
hetzelfde type zijn als de
oorspronkelijke band, en dient op de
velg van het originele compacte
reservewiel te worden geplaatst. De
band voor het compacte reservewiel
is niet ontworpen voor normale
velgen, en de velg van het compacte
reservewiel is niet ontworpen voor
normale banden. Velgen vervangen Als u om de een of andere reden de 
velgen wilt vervangen, dient u erop
te letten dat de nieuwe velgen
gelijkwaardig zijn aan de originele
velgen voor wat betreft diameter,
velgbreedte en offset (wielbolling).
✽✽
AANWIJZING
De maat van de voorbanden 
verschilt van die van de
achterbanden. Controleer bij het
verwisselen van de banden dus de
maat van de banden en velgen.
Grip 
De grip van de banden kan 
verslechteren als de banden
versleten zijn of niet op de juistespanning zijn, of als u op een glad
wegdek rijdt. Banden moeten
worden vervangen als de slijtage-
indicatoren zichtbaar zijn. Pas uwsnelheid aan als er regen, sneeuw of
ijzel op de weg ligt om de kans te
verkleinen dat u de controle over de
auto verliest. 
Onderhoud van banden Naast een juiste bandenspanning, 
draagt een juiste wieluitlijning bij tot
het beperken van de bandenslijtage.Laat uw dealer de wieluitlijningcontroleren als een band
ongelijkmatig afgesleten is. 
Zorg ervoor dat nieuwe wielen 
uitgebalanceerd zijn. Dit komt het
rijcomfort en de levensduur van de
banden ten goede. Balanceer een
wiel ook altijd wanneer de band van
de velg verwijderd is geweest.
WAARSCHUWING
Een velg van de verkeerde maat 
heeft een negatieve invloed op
de levensduur van de velg en
van het wiellager, de remweg,
de rijeigenschappen, de
grondspeling, de ruimte tussen
de band en de carrosserie, de
ruimte bij het gebruik van
sneeuwkettingen, de kalibratie
van de snelheidsmeter of
kilometerteller, de
koplampafstelling en de
bumperhoogte.   

Onderhoud
56
7
Dashboard (zekeringkast bestuurderszijde)
Naam zekeringSymboolStroomsterkte
zekeringBeveiligd onderdeel
AUDIO15AAudiosysteem, A/V- en navigatiesysteem, multimeter, multimonitor, monitor vóór
DRV P/SEAT30ASchakelaar handmatige verstelling bestuurdersstoel,  
schakelaar lendesteun bestuurdersstoel 
HAZARD15ABCM
PDM 125APDM
ROOM LP10APortierverlichting bestuurderszijde/voorpassagierszijde, bagageruimteverlichting, 
dorpelverlichting, make-upspiegelverlichting links/rechts, leeslampje
C/LIGHTER15A12V-aansluiting vóór
MEMORY 110A
BCM, diagnosestekker, automatische verlichting en lichtsensor,  
schakelaar contactslotverlichting en waarschuwingsschakelaar portier, 
instrumentenpaneel (controlelampje MICOM), module klimaatregeling, 
schakelaar elektrisch verstelbare buitenspiegel 
MEMORY 27,5ARF-ontvanger
ABS7,5AVerbindingsblok E/R links (multifunctionele servicestekker), ESP-module,  
ESP en PAS/schakelaar mistachterlicht, stuurhoeksensor
A/BAG IND7,5AInstrumentenpaneel (controlelampje airbag)
A/BAG15AAirbagmodule
B/UP LP15ASchakelaar achteruitrijlicht, transmissie-ECU, transmissiestandschakelaar  

759
Onderhoud
Hoofdzekeringkast motorruimte
Naam zekeringSymboolStroomsterktezekeringBeveiligd onderdeel
MULTI-
ZEKERING
C/FAN60ARelais koelventilator (hoog), relais koelventilator (laag)
B+160ASmart Junction-box (zekering - F31/F32/F33/F34/F35, IPS 2, IPS-module)
BLOWER40ASmart Junction-box (aanjagerrelais)
ABS240AMultifunctionele servicestekker, ESP-module
ABS140AMultifunctionele servicestekker, ESP-module
ALT150ADynamo, MULTIZEKERING - F1/F2/F3/F4/F5, zekering - F12/F13/F14/F15/F18
RR HTD40ARR HTD-RELAIS
B+260ASmart Junction-box (Zekering - F3/F4/F20/F21/F29/F30, IPS 1, ARISU 2,  IPS-module)
B+360ASmart Junction-box (automatische lekstroomonderbreking, relais automatische 
lekstroomonderbreking, zekering - F1/F2/F5/F7/F8, ARISU 1, IPS-module)
ZEKERING
IG230AStartrelais, relais IG2, contact
IG140ARelais IG1, relais ACC, contact
S/ROOF FRT20ARegelmodule schuif-/kanteldak  

767
Onderhoud
✽✽AANWIJZING
Gasontladingslampen hebben een 
langere levensduur dan
halogeenlampen. Gasontladingslampen
gaan volgens schatting van de fabrikant
twee keer zo lang of langer mee dan
halogeenlampen, afhankelijk van de
gebruiksfrequentie. Ze zullen
waarschijnlijk wel op enig moment in
het leven van de auto moeten worden
vervangen. Vaker in- en uitschakelen
van de koplampen dan gebruikelijk
verkort de levensduur van de
gasontladingslampen.
Gasontladingslampen raken niet op
dezelfde manier defect als
halogeenlampen. Als de koplamp
uitgaat na een werkingsperiode, maar
direct weer gaat branden als de
koplampschakelaar wordt bediend,
moet de gasontladingslamp
waarschijnlijk worden vervangen.
Gasontladingslampen zijn complexer
dan de conventionele halogeenlampen
en hebben dus hogere
vervangingskosten.
Afstellen van koplampen en 
mistlampen voor
Afstellen koplampen
1. Breng de banden op de voorgeschreven spanning en verwijder 
alle lading uit de auto behalve het
reservewiel en het gereedschap. Laatiemand in de auto plaatsnemen op debestuurdersstoel.
2. De auto moet op een vlakke ondergrond staan.
3. Trek verticale lijnen (lijnen die door het hart gaan van de respectievelijke
koplamp) en een horizontale lijn (die
door het hart gaat van de koplamp) op
het scherm. 4. Controleer of de accu voldoende
geladen is, schakel de koplampen in
en stel de koplampen zo af dat het
helderste gedeelte van de lichtbundel
op de horizontale en verticale lijnen
valt.
5. Verdraai de schroevendraaier (1) rechtsom of linksom om de
dimlichtbundel naar links of rechts te
verstellen. 
Verdraai de schroevendraaier (2) rechtsom of linksom om de
dimlichtbundel omhoog of omlaag te
verstellen.
OBK072058   

781
Onderhoud
Roestgevoelige gebieden 
Als u in een gebied woont waar uw auto 
regelmatig wordt blootgesteld aan
factoren die roestvorming bevorderen, is
bescherming tegen roest uitermate
belangrijk. Een aantal veel voorkomende
oorzaken van versnelde corrosie zijn
strooizout, stofwerende chemicaliën,
zeelucht en luchtverontreiniging.Vocht werkt roest in de hand 
Vocht creëert omstandigheden 
waaronder roestvorming gemakkelijk
optreedt. Roestvorming wordt
bijvoorbeeld bevorderd door een hoge
luchtvochtigheid, met name als de
temperatuur net boven het vriespunt ligt.
Onder zulke omstandigheden blijven
agressieve stoffen in contact met de auto
omdat het vocht langzaam verdampt. 
Modder is zeer corrosief omdat het 
langzaam droogt en vocht in contact
houdt met de auto. Hoewel de modder
droog lijkt te zijn, zit er nog steeds vocht
in dat roestvorming bevordert. 
Hoge temperaturen versnellen ook het 
roesten van delen die niet goed
geventileerd waardoor het vocht niet
wordt afgevoerd. Daarom is het zeer
belangrijk uw auto schoon en vrij te
houden van modder en andere
vuilophopingen. Dit geldt niet alleen voor
zichtbare oppervlakken maar met name
ook voor de onderkant van de auto. 
Voorkomen van roest 
U kunt een bijdrage leveren aan het 
voorkomen van roest door in eerste
instantie te letten op het volgende:Houd uw auto schoon De beste manier om roest tegen te gaan 
is uw auto schoon te houden en vrij van
agressieve stoffen. Aandacht voor de
onderkant van de auto is zeer belangrijk. 
 Als u in een gebied woont waar de
kans op roestvorming groot is - waar 
strooizout wordt gebruikt, dicht bij de
zee, gebied met luchtverontreiniging,
etc.-, dient u extra aandacht te
besteden aan het voorkomen van
roest. Spuit de onderkant van de autoin de winter ten minste eenmaal per
maand schoon en reinig de onderkant
aan het einde van de winter grondig.
 onderkant extra aandacht aan de
delen onder de spatschermen enandere delen die zich uit het zicht
bevinden. Reinig de onderkant
grondig. Alleen bevochtigen van de
modder in plaats van deze te
verwijderen zal de vorming van roest
juist versnellen in plaats van
voorkomen. Hoge waterdruk en stoom
zijn zeer effectief voor het verwijderen
van opgehoopte modder en andere
agressieve stoffen.  

Onderhoud
84
7
EMISSIEREGELSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
Op het emissieregelsysteem van uw auto 
is een aangepaste garantieregeling van
toepassing. Raadpleeg de garantie-
informatie in het boekje Garantie &
Onderhoud voor meer informatie. 
Uw auto is uitgerust met een emissieregelsysteem om aan alle
emissienorm te voldoen. 
Er zijn drie emissieregelsystemen, namelijk: 
(1) Carterventilatiesysteem 
(2) Brandstofdampafzuigsysteem(3) Emissieregelsysteem 
Om de goede werking van de 
emissieregelsystemen te garanderen, is
het aan te raden uw auto door een
officiële HYUNDAI-dealer te laten
controleren en onderhouden volgens het
onderhoudsschema in dit boekje. Opmerking bij controle en onderhoud(met ESP) 
 Om overslaan van de motor tijdens
het testen op een rollenbank te 
voorkomen, moet het ESP-systeem
worden uitgeschakeld door de ESP-
schakelaar in te drukken.
 Schakel na de rollenbanktest het ESP-systeem weer in door
nogmaals op de ESP-schakelaar tedrukken. 1. Carterventilatiesysteem 
Het carterventilatiesysteem voorkomt dat 
lekgassen uit het carter in de atmosfeer
terechtkomen. Bij dit systeem wordt
schone, gefilterde lucht via de
luchtinlaatslang naar het carter gevoerd.
In het carter wordt de lucht vermengd
met de lekgassen en vervolgens via de
PCV-klep naar het luchtinlaatsysteem
gevoerd. 
2. Brandstofdampafzuigsysteem 
Het brandstofdampafzuigsysteem is 
ontworpen om te voorkomen dat
brandstofdampen in de atmosfeer
terechtkomen.  

Wat te doen in een noodgeval
8
6
ALS DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
Als uw temperatuurmeter een te hoge 
temperatuur aangeeft, als u een
vermogensverlies bespeurt of wanneer uluid kloppende of pingelende geluiden
hoort, is de motor waarschijnlijk
oververhit geraakt. Als dat gebeurt moetu: 
1. De auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand brengen.
2. De selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of de 
vrijstand (handgeschakelde
transmissie) zetten en de parkeerrem
activeren. De airconditioning
uitschakelen als deze ingeschakeld is.
3. Zet de motor uit als er koelvloeistof onder de auto uitloopt of stoom onder
de motorkap vandaan komt. Open de
motorkap niet zolang er nog
koelvloeistof onder de auto uitloopt of
stoom onder de motorkap vandaan
komt. Laat de motor draaien als er
geen koelvloeistof of stoom te zien is
en controleer of de koelventilator
draait. Zet de motor uit als de
koelventilator niet draait. 4. Controleer of de aandrijfriem voor de
waterpomp aanwezig is. Controleer als
dat het geval is of de aandrijfriem
voldoende gespannen is. Controleer
als de aandrijfriem in orde lijkt of er
koelvloeistof lekt uit de radiateur, de
slangen of onder de auto. (Als de
airconditioning ingeschakeld was, is
het normaal dat er water onder deauto uitloopt als u de auto tot stilstandbrengt.) 5. Zet de motor onmiddellijk uit als de
ventilatorriem gebroken is of als er
koelvloeistof lekt en neem contact op
met een officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Voorkom letsel en zorg ervoor dat 
uw haar, handen en kleding niet in
aanraking komen met bewegende
onderdelen van de motor zoals de
koelventilator en de aandrijfriemenals de motor draait.
WAARSCHUWING
Verwijder de radiateurdop nooit als 
de motor heet is. Hierdoor kan er
koelvloeistof naar buiten spuiten
en kunt u ernstige brandwondenoplopen.