Wat te doen in een noodgeval
10
6
CONTROLESYSTEEM LAGE BANDENSPANNING (TPMS) (INDIEN VAN TOEPASSING)
(1) Waarschuwingslampje lage bandenspanning /
Controlelampje storing TPMS
(2) Waarschuwingslampje positie lage bandenspanning
(aangegeven op LCD-display) Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien van toepassing),
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel. (Als de
bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel, dient u de
juiste spanning voor deze banden tebepalen.)
Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust met een controlesysteemlage bandenspanning (TPMS) dat
ervoor zorgt dat een
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
wanneer de bandenspanning vaneen of meerdere band(en)
aanmerkelijk te laag is.
Wanneer het waarschuwingslampje
lage bandenspanning brandt, dient u
de auto dus stil te zetten, de banden
zo snel mogelijk te controleren en zeop de juiste spanning te brengen.
Rijden op banden waarvan de
bandenspanning te laag is, heeft
oververhitte en mogelijk
beschadigde banden tot gevolg. Te
lage bandenspanning levert een
hoger brandstofverbruik op, verkort
de levensduur van de banden en
heeft mogelijk invloed op de
rijeigenschappen van de auto en de
remweg.
Het TPMS dient niet ter vervanging
van onderhoud van de banden te
worden gebruikt. Het is de
verantwoordelijkheid van debestuurder dat de banden op dejuiste spanning zijn, ook al is de
bandenspanning nog niet zo laag dat
het waarschuwingslampje gaat
branden.
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat
aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt.
OBK062024
OBK044281L
■
Type Supervision
611
Wat te doen in een noodgeval
Het controlelampje storing TPMS is gecombineerd met het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning. Wanneer door het
systeem een storing wordt
gedetecteerd, knippert het
waarschuwingslampje gedurende
ongeveer een minuut en blijft daarna
branden.
Wanneer het controlelampje storing
TPMS continu brandt nadat het
ongeveer 1 minuut geknipperd heeft,kan het systeem mogelijk niet naarbehoren een te lage
bandenspanning vaststellen.
Storingen in het TPMS kunnen door
verschillende oorzaken ontstaan,
waaronder het plaatsen, vervangen
of wisselen van banden of velgen
waardoor het TPMS niet goed werkt.
Controleer na het vervangen van een
of meerdere band(en) of velg(en) het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS goed
werkt.✽✽AANWIJZING
In de volgende situaties raden we u
aan het systeem door een officiële
HYUNDAI-dealer na te laten
kijken.
1.Het waarschuwingslampje lage bandenspanning/storing TPMS
gaat niet gedurende 3 seconden
branden nadat het contact in
stand ON is gezet of de motor is
gestart.
2. Het controlelampje storing TPMS blijft branden nadat het
gedurende ongeveer 1 minuut
geknipperd heeft.
3. Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning blijft
branden.Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
Waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning
Wanneer de waarschuwingslampjes
van het controlesysteem lage
bandenspanning branden en een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het LCD-display in
het instrumentenpaneel, is de
bandenspanning van een of
meerdere band(en) te laag. Het
waarschuwingslampje positie lage
bandenspanning geeft aan welkeband een te lage bandenspanningheeft doordat het bijbehorende
lampje gaat branden.
OBK044281L
4147
Kenmerken van uw auto
6. Toets en knop
Schakelt het audiosysteem in/uit
wanneer het contact in stand ACC of ON
staat. Als de knop naar rechts wordt
gedraaid, neemt de geluidssterkte toe.
Als de knop naar links wordt gedraaid,
neemt de geluidssterkte af.
Stelt de geluidssterkte van het
audiosysteem van de auto in. Draai de
knop rechtsom om de geluidssterkte te
verhogen of linksom om de
geluidssterkte te verlagen.
7. Toets
Wanneer de toets wordt ingedrukt, wordt de bandfrequentie
verhoogd om automatisch een zender
te selecteren. Stopt bij de vorige
frequentie indien er geen zender wordt
gevonden.
Wanneer de toets wordt ingedrukt, wordt de bandfrequentie
verlaagd om automatisch een zender
te selecteren. Stopt bij de vorige
frequentie indien er geen zender wordt
gevonden. 8. Toets
Schakelt de weergave van informatie op
en de verlichting van het display in/uit.
Wanneer het LCD-scherm is
uitgeschakeld, kan het met een druk op
een willekeurige knop weer worden
ingeschakeld.
9. Toets (toets
AUTO
STORE)
Wanneer op deze toets wordt gedrukt,
worden automatisch zenders met een
goede ontvangst gekozen en
opgeslagen onder de voorkeuzetoetsen ~ en wordt de zender onder
voorkeuzetoets 1 weergegeven. Als er na
het automatisch zoeken geen zender is
opgeslagen, is de zender waarop eerst
was afgestemd weer te horen. 10. Toets
Druk op deze toets om naar de SETUP- instellingsmodus te gaan. ■
AC100DKEE
Als 8 seconden na het indrukken van de
toets geen toets wordt bediend, schakelt
het systeem terug naar de
afspeelmodus. (Na opstarten vanSETUP-modus)
Het SETUP-scherm wijzigt in de
volgorde Scroll ➟SDVC ➟Media ➟
➟ Clock ➟ RDSSETUP
CLOCK
61
AST
DISP
SEEK
TRACK
SEEK
TRACK
SEEK
VOLPWR
4151
Kenmerken van uw auto
12. Toets
Bedien de toets om tezoeken naar PTY-informatie
(programmatype) tijdens het luisteren
naar RDS-uitzendingen.
Bedien de toets om te zoeken naar PTY-informatie
(programmatype) tijdens het luisteren
naar RDS-uitzendingen.
❈ Toets voor uitvoeringen met RDS
13 Knop en
Draai, in het scherm dat wordt
weergegeven nadat voor de eerste keer
op de knop is gedrukt, aan de knop om
de modus te selecteren. De modus
wijzigt in de volgorde BASS ↔MIDDLE
↔ TREBLE ↔FADER ↔BALANCE.
❈ EUROPA 13. Knop en
Draai, terwijl u naar de radio luistert, aan
deze knop om de frequentie handmatigin te stellen.
Draai de knop rechtsom om de
frequentie te verhogen en linksom om de
frequentie te verlagen.
Door op deze toets te drukken, wijzigt de
modus achtereenvolgens in BASS,
MIDDLE, TREBLE, FADER en
BALANCE TUNE. De geselecteerde
modus wordt op het display
weergegeven. Draai de audioknop na het
selecteren van elke modus rechtsom oflinksom.
Draai de knop rechtsom om de BASS te
verhogen, draai de knop linksom om de
BASS te verlagen.
Draai de knop rechtsom om de MIDDLE
te verhogen, draai de knop linksom om
de MIDDLE te verlagen.
Draai de knop rechtsom om de TREBLE
te verhogen, draai de knop linksom om
de TREBLE te verlagen.
Draai de regelknop rechtsom om het
geluid uit de achterste luidsprekers te
versterken (geluid uit de voorste
luidsprekers wordt gedempt).
Wanneer de regelknop linksom wordt
gedraaid, wordt het geluid uit de voorste
luidsprekers versterkt (geluid uit de
achterste luidsprekers wordt gedempt).
Draai de knop rechtsom om het geluid uit
de rechter luidsprekers te versterken
(geluid uit de linker luidsprekers wordtgedempt).
Wanneer de regelknop linksom wordt
gedraaid, wordt het geluid uit de linker
luidsprekers versterkt (geluid uit de
rechter luidsprekers wordt gedempt).
ENTERTUNE
PTY
FOLDER
PTY
FOLDER
PTY
Kenmerken van uw auto
126
4
3. Druk de luchttoevoertoets binnen 3
seconden minimaal 5 keer in.
Het controlelampje in de
luchttoevoertoets knippert vervolgens 3
keer met tussenpozen van 0,5 s. Dit geeft
aan dat de ontwasemfunctie is
uitgeschakeld of dat is teruggekeerd
naar de geprogrammeerde status.
Als de accu te ver ontladen of
losgekoppeld is geweest en weer
opgeladen of aangesloten wordt, is de
ontwasemfunctie standaard
ingeschakeld.
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem
1. Zet het contact in stand ON.
2. Druk op de toets voorruitontwaseming () . 3. Houd de aircotoets (A/C) ingedrukt en
druk de luchttoevoertoets ten minste 5
keer in binnen 3 seconden.
Het aircodisplay knippert 3 keer met
intervallen van 0,5 seconde. Dit geeft aan
dat de ontwasemfunctie is uitgeschakeld
of dat is teruggekeerd naar de
geprogrammeerde status.
Als de accu te ver ontladen of
losgekoppeld is geweest en weer
opgeladen of aangesloten wordt, is de
ontwasemfunctie standaard ingeschakeld.
OBK042109L
OBK042274L
■
Type A, B
■ Type C, D
Kenmerken van uw auto
134
4
Instellen van de klok
Met uitgeschakeld audiosysteem
1. Druk op de toets (1) [SETUP] of
[Clock] tot de weergave van de klok op
het display gaat knipperen.
2. Stel de klok in door aan de knop (2) te draaien en deze vervolgens in te
drukken.
Met ingeschakeld audiosysteem
1. Druk op de toets [SETUP] of [Clock] (1).
2. Selecteer het klokmenu door aan de knop (2) te draaien.
3. Stel de klok in door aan de knop (2) te draaien en deze vervolgens in te
drukken. Buitenthermometer
De actuele buitentemperatuur wordt
afgebeeld in eenheden van 1°C. Het
temperatuurbereik ligt tussen -30°C -
60°C.
De buitentemperatuur op het display
verandert mogelijk niet meteen zoals bij
een gewone thermometer om debestuurder niet af te leiden. Bevestigingspunt(en) vloermat
(indien van toepassing)
Wanneer u voorin de auto gebruikt maakt
van een vloermat op de vloerbedekking,
zorg er dan voor dat deze op de
bevestigingspunten wordt bevestigd. Dit
voorkomt dat de vloermat kan
wegglijden.
OBK049112OCM039000N
433
Kenmerken van uw auto
Waarschuwing geopend schuif- /kanteldak
(indien van toepassing) Als de bestuurder de sleutel uit het
contact haalt (Smart Key: het contact
uitschakelt) en het bestuurdersportieropent terwijl het schuif-/kanteldak niet
volledig is gesloten, klinkt er gedurende
ongeveer 7 seconden een
waarschuwingszoemer en verschijnt de
melding “Schuifdak open (sunroof open)”
op het LCD-display.
Sluit het schuif-/kanteldak goed wanneer
u de auto verlaat.Open-/dichtschuiven van het
schuif-/kanteldak
Voor het openen of sluiten van het schuif- /kanteldak (handmatige bediening), trekt
u de hendel van het schuif-/kanteldak
naar achteren of u drukt deze naar vorenin de eerste stand.
Als u de hendel van het schuif-/kanteldak omlaag trekt, sluit het schuif-/kanteldakook.Als u het schuif-/kanteldak volledig wiltopenen of sluiten als de hendel is
ontgrendeld (automatische bediening)
trekt of duwt u de bedieningshendel vanhet schuif-/kanteldak naar achteren of
naar voren tot de tweede stand. Het
schuif-/kanteldak zal volledig open- of
dichtschuiven. Als u het schuiven van hetschuif-/kanteldak wilt stoppen, trekt of
duwt u de hendel even kort in de
tegengestelde richting van de beweging
van het dak.
OBK044280LOBK049016
451
Kenmerken van uw auto
Dagteller (km of mijl)
TRIP A : Dagteller A
TRIP B : Dagteller BDe dagteller geeft de gereden afstand
per afzonderlijke, door de bestuurder
geselecteerde rit aan.De keuze voor dagteller A of B kan
worden gewijzigd door de toets TRIPgedurende minder dan 1 seconde in te
drukken.
Dagteller A en B kunnen worden gereset door de toets RESET gedurende 1
seconde of langer ingedrukt te houden
en vervolgens los te laten.
Boordcomputer
(indien van toepassing)
De boordcomputer voorziet de
bestuurder via een LCD van informatie
over de kilometerstand, de dagteller, de
actieradius, de gemiddelde snelheid, de
reisduur, het gemiddelde brandstofverbruik
(indien van toepassing) en het actueel
brandstofverbr uik (indien van toepassing)
als het contact in stand ON staat. Alle
opgeslagen informatie (behalve de
kilometerstand, actieradius en huidig
brandstofverbruik) wordt gereset als de
accukabel wordt losgenomen.
De kilometerstand wordt altijd
weergegeven zolang het display is
ingeschakeld.
OBK049034OBK042036L
■ Type A■Type B