I3
Index
Label op de wang van de band ·································7-44
Onderhoud van banden ·············································7-43
Onderhoud van de banden ········································7-36
Uitlijnen en balanceren van de wielen ······················7-40
Velgen vervangen ······················································7-43
Wielen verwisselen····················································7-39
Bandenspanningslabel ·····················································8-7
Bekerhouder ·································································4-131
Bevestigingspunt(en) vloermat ····································4-134
Binnenspiegel·································································4-39
Boordcomputer ······························································4-51
Brandstofbesparing ························································5-42
Brandstofdampafzuigsysteem ········································7-84
Brandstoffilter ································································7-10
Brandstofmeter·······························································4-50
Buitenspiegel ·································································4-40
Buitenspiegelverwarming ··············································4-99
Buitenthermometer ······················································4-134
Carterventilatiesysteem··················································7-84
Claxon ············································································4-38
Controleer de parkeerraem ············································7-24
Controlelampjes in het instrumentenpaneel ····················1-6
Controleren bandenspanning ·········································7-38
Cruise control-systeem ··················································5-38
Curtain airbag ································································3-49 Dagteller·········································································4-51
Dashboardkastje ···························································4-128
Dashboardverlichting ·····················································4-47
Digitale klok ································································4-133
Door de eigenaar uit te voeren onderhouds
-werkzaamheden·························································7-7
Doorwaden van water ····················································5-47
Driepuntsgordel ·····························································3-18
Elektrochromatische binnenspiegel (ECM)···················4-39
Emissieregelsysteem ······················································7-84
Brandstofdampafzuigsysteem ···································7-84
Carterventilatiesysteem ·············································7-84
Emissieregelsysteem ·················································7-85
Energiebesparingsfunctie ···············································4-86
Exterieur, onderhoud ·····················································7-77
C
D
E
463
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
Als het waarschuwingslampje voor een
glad wegdek gaat branden tijdens het
rijden, moet u met meer aandacht en
veiliger rijden en te hoge snelheden,
snelle acceleratie, plotseling afremmen
en plotselinge stuurbewegingen
vermijden. Waarschuwings- en
controlelampjes
De waarschuwingslampjes kunnen
worden gecontroleerd door het contact in
stand ON te zetten (start de motor niet).
Als een van de lampen niet brandt,
adviseren we u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer. Controleer nadat de motor aanslaat of
alle waarschuwingslampjes uit zijn.
Eventuele lampjes die nog branden,
kunnen op een storing duiden. Het
waarschuwingslampje van het
remsysteem moet uitgaan zodra de
parkeerrem vrij is. Het
waarschuwingslampje laag
brandstofniveau blijft branden als er nog
maar weinig brandstof in de tank zit.Waarschuwingslampje AIRBAG
Dit lampje zal ongeveer 6 seconden
gaan knipperen iedere keer dat het
contact in stand ON wordt gezet.
Dit lampje zal ook gaan branden als het
aanvullend veiligheidssysteem niet goed
werkt. Als het waarschuwingslampje
SRS AIR BAG niet gaat branden of als
het ook blijft branden als er na het in
stand ON zetten van het contact 6
seconden verstreken zijn of de motor
gestart is, of als het gaat branden tijdens
het rijden, adviseren we u het systeem telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Veiligheidsysteem van uw auto
22
3
✽✽
AANWIJZING
Omdat de sensor die de airbag activeert
in verbinding staat met de
gordelspanner, zal het
waarschuwingslampje airbag ( ) in
het dashboard gedurende ongeveer 6
seconden gaan branden nadat het
contact in stand ON wordt gezet.
Daarna zou het lampje uit moeten gaan.OPMERKING
Als de gordelspanner niet goed werkt, zal dit waarschuwingslampje
gaan branden, ook al is er geendefect aan het airbagsysteem. Alshet waarschuwingslampje van het airbagsysteem niet gaat branden
als het contact in stand ON wordtgezet, als hetwaarschuwingslampje niet dooft
nadat het gedurende ongeveer 6seconden heeft gebrand of als hetwaarschuwingslampje tijdens hetrijden gaat branden, laat het
systeem dan zo snel mogelijkcontroleren door een officiëleHYUNDAI-dealer.WAARSCHUWING
Gordelspanners zijn ontworpen voor eenmalig gebruik. Nadat een
gordelspanner is geactiveerd,
moet deze worden vervangen.
Alle veiligheidsgordels dietijdens een aanrijding zijn
gebruikt, moeten compleet
vervangen worden.
Het mechanisme van de gordelspanners wordt tijdens het
activeren heet. Raak de
onderdelen van het
gordelspannersysteem niet aan
nadat ze geactiveerd zijn.
Probeer nooit zelf de gordelspanners te controleren of
te vervangen. We adviseren u het
systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Sla niet op de onderdelen van het gordelspannersysteem.
Probeer nooit, op wat voor manier dan ook, onderhoud of
reparaties uit te voeren aan het
gordelsysteem.
(Vervolg)
323
Veiligheidsysteem van uw auto
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheidsgordelsBaby's en kleine kinderen
Houd u bij het vervoer van baby's en
kleine kinderen aan de wettelijke
voorschriften. Baby- en kinderzitjesmoeten op de juiste manier op de
achterbank worden geplaatst en
gemonteerd. Raadpleeg voor meer
informatie over baby- en kinderzitjes"Kinderzitjes" in dit hoofdstuk.(Vervolg)
Een onjuiste behandeling van deonderdelen van het
gordelspannersysteem en het
niet opvolgen van de
waarschuwingen kunnen leiden
tot een onvolledige werking of
het onverhoeds activeren van de
gordelspanner en tot ernstigletsel.
Draag te allen tijde de veiligheidsgordel wanneer u ineen auto rijdt of meerijdt.
Als de auto of de gordelspanner moet worden afgevoerd,
adviseren we u contact op tenemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Elke inzittende in uw auto moet
gebruik maken van de juiste
beschermende systemen, inclusief
baby's en kleine kinderen. Houd
nooit een kind op uw schoot of inuw armen in een rijdende auto.
Door de grote krachten die bij eenaanrijding optreden zal het kind uituw armen en door het interieur
geslingerd worden. Gebruik altijd
een kinderzitje dat geschikt is voor
de lengte en het gewicht van het
kind dat er in vervoerd moet
worden.
WAARSCHUWING
Alle inzittenden moeten te allen
tijde hun veiligheidsgordel dragen.
Veiligheidsgordels en kinderzitjes
beperken de kans op letsel in geval
van een aanrijding of een
noodstop. Als de veiligheidsgordel
niet gedragen wordt, kunnen de
inzittenden te dicht bij een zich
vullende airbag komen, delen in het
interieur van de auto raken of uit de
auto geslingerd worden. Juist
gedragen veiligheidsgordels
reduceren deze gevaren in
aanzienlijke mate. Volg altijd de
voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot veiligheidsgordels,
airbags en de veiligheid voor deinzittenden in dit instructieboekje
zorgvuldig op.
OPMERKING
Het gordelsysteem kan beschadigd raken door de carrosserie aan de
voorzijde van de auto. Daaromadviseren we u het systeem te latenrepareren door een officiële HYUNDAI-dealer.
Veiligheidsysteem van uw auto
28
3
(Vervolg)
Laat een kind nooit zonder
toezicht achter in de auto - ook
niet voor even. De temperatuur inde auto kan heel snel hoog
oplopen, waardoor kinderen in de
auto door de hitte bevangen
kunnen worden. Ook zeer jonge
kinderen kunnen per ongeluk de
auto in beweging zetten, bekneld
raken tussen de portierruiten of
zichzelf of anderen insluiten in deauto.
Laat nooit twee kinderen, of twee willekeurige andere personen,
gebruik maken van een en
dezelfde veiligheidsgordel.
Kinderen zitten zelden stil en op de juiste manier in een zitje. Let
er op dat de schoudergordel bijhet kind nooit onder de arm door
of achter de rug loopt. Zet eenkind altijd in de juiste positie op
de achterbank en zet het kind
goed vast.
Laat een kind tijdens het rijden nooit knielen of staan op de
zitting van een stoel of op de
vloer.
(Vervolg)(Vervolg)Bij een aanrijding of een
noodstop kan het kind met grote
kracht door het interieur van de
auto geslingerd worden,
waardoor het ernstig letsel kanoplopen.
Gebruik nooit een kinderzitje dat over de rugleuning van een stoel
"vasthaakt"; een dergelijk zitje
biedt mogelijk geen adequate
bescherming bij een ongeval.
De veiligheidsgordels kunnen erg heet worden, vooral als de auto in
de volle zon heeft gestaan.
Controleer altijd of de
gordelsluiting niet te heet is
voordat u het kind vastzet.
Na een aanrijding adviseren we u het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Als er niet genoeg ruimte is om het kinderzitje achter de
bestuurdersstoel te plaatsen,plaats dan het zitje op de
zitplaats rechts achter.WAARSCHUWING
Om de kans op ernstig letsel te beperken:
Kinderen van elke leeftijd zijn veiliger als ze op de achterbank
vervoerd worden. Een kind dat op
de voorpassagiersstoel vervoerd
wordt, kan ernstig letsel oplopen
door een airbag die wordt
geactiveerd.
Volg altijd de montage-instructies en de aanwijzingen voor het
gebruik van de fabrikant van het
kinderzitje.
Controleer altijd of het kinderzitje goed in uw auto gemonteerd is en
of uw kind goed vastzit in het
kinderzitje.
Houd nooit een kind op uw schoot of in uw armen in een rijdende
auto. Door de grote krachten diebij een aanrijding optreden zal hetkind uit uw armen en door het
interieur geslingerd worden.
Gebruik nooit één gordel voor uzelf en een kind. Bij eenaanrijding kan een kind ernstiginwendig letsel oplopen omdat het
kind zich tussen u en de gordel
bevindt.
(Vervolg)
329
Veiligheidsysteem van uw auto
Gebruiken van een kinderzitje
Voor kleine kinderen en baby's is het
gebruik van een kinderzitje wettelijk
voorgeschreven. Dit kinderzitje moet de
juiste maat hebben voor het kind en dient
volgens de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant te worden geplaatst.Wij adviseren u het kinderzitje uit
veiligheidsoverwegingen op de
zitplaatsen achter te gebruiken.
WAARSCHUWING
Plaats nooit een kinderzitje waarbij
het kind met het gezicht naar
achteren gericht zit op de stoel van
de voorpassagier. Wanneer de
geactiveerde airbag het zitje met
een grote kracht raakt, kan het kindernstig letsel oplopen.
WAARSCHUWING -
Plaatsen van het kinderzitje
Een kind kan bij een aanrijding ernstig letsel oplopen als het
kinderzitje niet goed gemonteerdis of als het kind niet goed
vastgezet is in het kinderzitje.
Lees voor u het kinderzitje
installeert eerst de handleiding
van de fabrikant.
Als de veiligheidsgordel niet functioneert zoals in dit deel
beschreven staat, adviseren we u
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Wanneer u de aanwijzingen in dit instructieboekje en de instructies
bij het kinderzitje niet opvolgt,
neemt de kans op en de ernst van
letsel bij een aanrijding toe.
CRS09
OBK039018
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar
voren wordt vervoerd
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar
achteren wordt vervoerd
337
Veiligheidsysteem van uw auto
(1) Airbag bestuurder
(2) Airbag voorpassagier(3) Zijairbag
(4) Curtain airbag
AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM
WAARSCHUWING
Zelfs in auto’s uitgerust met airbags, dienen u en uw
passagiers te allen tijde de
aanwezige veiligheidsgordels te
dragen om de kans op letsel of de
ernst daarvan bij een aanrijding
of bij het over de kop slaan vande auto te beperken.
Het aanvullend veiligheidssysteem en de
gordelspanners bevatten
explosieve chemicaliën.
Wanneer een auto wordt
afgevoerd zonder dat het
aanvullend veiligheidssysteem
en de gordelspanners zijn
verwijderd, kan brand ontstaan.
We adviseren u contact op tenemen met een officiële Hyundai-
dealer voordat een auto wordt
afgevoerd.
(Vervolg)
OBK032019
❇
Het aantal daadwerkelijke airbags kan afwijken van de afbeelding.
Veiligheidsysteem van uw auto
38
3
Werking van airbagsysteem
De airbags kunnen alleen worden
geactiveerd als het contact in stand
ON of START staat.
De airbags worden bij zwaardere aanrijdingen van voren of opzij (indien
zijairbags en/of curtain airbags
aanwezig zijn) onmiddellijk
geactiveerd om de inzittenden te
beschermen tegen letsel.
Er is geen bepaalde snelheid waarbij de airbags worden geactiveerd.
Of de airbags worden geactiveerd,
hangt voornamelijk af van de kracht en
de richting van de aanrijding. Deze
twee factoren bepalen of de sensoren
een elektronisch activeringssignaal
uitzenden.
Of de airbags al dan niet opgeblazen worden, is afhankelijk van een aantal
factoren, zoals de rijsnelheid, de hoek
van de aanrijding, de massa en de
stijfheid van de bij de aanrijding
betrokken auto's of objecten. Ook
andere factoren kunnen een rolspelen. De airbags vóór worden direct volledig
opgeblazen, waarna ze meteen weerleeglopen.
Het is vrijwel onmogelijk om tijdens
een ongeval waar te nemen dat de
airbags opgeblazen worden. Het is
aannemelijker dat u de leeggelopen
airbags na de aanrijding uit hetstuurwiel of het dashboard ziethangen.
Om bij een zware aanrijding bescherming te bieden, moeten de
airbags snel opgeblazen worden. De
snelheid waarmee de airbag
opgeblazen wordt is het gevolg van de
extreem korte tijd waarbinnen een
aanrijding plaatsvindt en de noodzaakom de airbag tussen de inzittende en
de delen van de auto te krijgen voordat
de inzittende in contact komt met delen
van de auto. De snelheid waarmee de
airbags worden opgeblazen, beperkt
de kans op ernstig letsel bij een zware
aanrijding en vormt daarom een
belangrijk deel van het ontwerp van de
airbags.(Vervolg)
Houd de onderdelen van hetaanvullend veiligheidssysteem
en de bedrading uit de buurt van
water en andere vloeistoffen. Als
de onderdelen van het aanvullendveiligheidssysteem niet meer
werken door blootstelling aan
water of andere vloeistoffen, kanbrand of ernstig letsel ontstaan.