Page 219 of 384

wordt geraakt, opgeblazen worden bij aanrijdingen die
geringe schade aan de voorkant van het voertuig tot
gevolg hebben, maar die aanvankelijk een grote afname
van de snelheid veroorzaken.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse botsingen
opgeblazen. Het opblazen van de zijairbags is afhanke-
lijk van de ernst en aard van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig
in de loop van de tijd meten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade op zichzelf geen goede indicato-
ren voor de noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen noodzakelijk
voor uw bescherming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een airbag die wordt
opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
bewaakt de gereedheid van de elektronische onderde-
len van het airbagsysteem wanneer het contactslot in
de stand ON/RUN staat. Als het contactslot in de
stand OFF of ACC staat, is het airbagsysteem niet
ingeschakeld en zullen de airbags niet worden opgebla-
zen.De controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden beschikt over een reservevoeding, waardoor de
airbags ook geactiveerd kunnen worden wanneer de
accu leeg is of is losgekoppeld.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt ook het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem op het
instrumentenpaneel in voor een zelftest gedurende
vier tot acht seconden, wanneer het contact voor het
eerst wordt ingeschakeld. Na de zelftest gaat het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem uit. Als de
controller van het beveiligingssysteem voor inzitten-
den een storing in het systeem detecteert, gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssignaal klinkt
als het lampje gaat branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem in de instru-
mentengroep laten branden wanneer een storing
wordt geconstateerd die het airbagsysteem zou kun-
nen beïnvloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect.
213UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 221 of 384

De aanvullende zijairbags in de stoelen worden volledig
opgeblazen in ongeveer 10 milliseconden. De zijairbag
beweegt zo snel en krachtig dat deze letsel kan veroor-
zaken wanneer de inzittende niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in de ruimte waar
de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt vooral voor
kinderen.
Opblaasmodules voor aanvullende
gordijn-zijairbags
Tijdens aanrijdingen waarbij de botsing beperkt blijft
tot een bepaalde zone aan de zijkant van de auto, zal de
controller van het beveiligingssysteem voor inzitten-
den mogelijk de aanvullende gordijn-zijairbags opbla-
zen. Dit is afhankelijk van de kracht en de aard van de
botsing. In deze gevallen blaast de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden alleen de gordijn-
zijairbag op aan de zijde van de botsing.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas wordt gegeneerd
om de gordijn-zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de hemelbekleding
opzij en bedekt het zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer een kwart van de
tijd die nodig is om met de ogen te knipperen). Dit
gebeurt met zoveel kracht dat letsel kan worden ver-
oorzaakt als de inzittende niet correct op de stoel zit
en/of de veiligheidsgordel niet op de juiste wijze draagt,
of wanneer zich voorwerpen bevinden in de ruimtewaarin de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt vooral
voor kinderen. De gordijn-zijairbag heeft na het opbla-
zen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig
in de loop van de tijd meten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade op zichzelf geen goede indicato-
ren voor de noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop
slaat, kunnen de gordelspanners en/of de aanvullende
zijairbags in de voorstoelen en de extra gordijn-zijairbags
worden geactiveerd aan beide zijden van de auto.
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de bot-
singsensoren de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden helpen bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de airbags
zal de controller van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienetwerk en de voeding
intact blijven en afhankelijk van de aard van de botsing,
bepalen of het uitgebreide ongelukkenresponssysteem
de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
215
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 271 of 384

Uw voertuig is ook uitgerust met een controlelampje
voor storingen van het bandenspanningscontrolesys-
teem, dat gaat branden wanneer het systeem niet goed
werkt. Het controlelampje voor storingen van het
bandenspanningscontrolesysteem werkt in combinatie
met het bandenspanningslampje. Als het systeem een
storing detecteert, knippert het lampje gedurende on-
geveer één minuut, waarna het continu gaat branden.
Zolang er sprake van een storing is, wordt deze reeks
telkens herhaald wanneer de auto wordt gestart. Als
het storingslampje brandt, is het mogelijk dat lage
bandenspanning niet wordt gedetecteerd of gemeld.
Storingen van het bandenspanningscontrolesysteem
kunnen optreden om verschillende redenen, waaron-
der de installatie van vervangende of alternatieve ban-
den of wielen. Controleer altijd het verklikkerlampje
voor storingen van het bandenspanningscontrolesys-
teem nadat één of meerdere banden of wielen van het
voertuig zijn vervangen om te verzekeren dat de ver-
vangende of alternatieve banden en wielen de juiste
werking van het bandenspanningscontrolesysteem niet
verhinderen.
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd voor de originele ban-
den en wielen. De bandenspanning en
waarschuwing van het bandenspanningscontrole-
systeem zijn ingesteld voor de bandenmaat van
uw auto. Het gebruik van vervangende onderde-
len met een andere maat of van een ander of type
kan leiden tot een ongewenste werking van het
systeem of schade aan de sensoren. Door het
gebruik van niet-originele wielen kunnen de sen-
soren beschadigd raken. Gebruik geen niet-
originele bandenafdichtingsmiddelen of balans-
gewichten als de auto is uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem, omdat dit
schade aan de sensoren kan veroorzaken. (Raad-
pleeg de paragraaf "Bandenspanning" in het
hoofdstuk "Banden — algemene informatie" en
de paragraaf "Bandenspanningscontrolesys-
teem" in het hoofdstuk "Uw auto" voor meer
informatie.)
265
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 306 of 384
LocatiePatroon-
zekering Minize-
kering Omschrijving
F170 15 A
blauw Emissie – Gedeelte-
lijk nul emissie actu- ators
F172 20 A
geel Reserve
F173 25 A
blanco Kleppen ABS
F174 20 A
geel Sirene – Voor be-
paalde uitvoeringen/ landen
F175 30 A
groen Reserve
F176 10 A
rood Modules aandrijflijn
F177 20 A
geel Module vierwielaan-
drijving – Voor be-
paalde uitvoeringen/
landen
F178 25 A
blanco Zonnedak – Voor
bepaalde
uitvoeringen/landen
F179 10 A
rood Accusensor
LocatiePatroon-
zekering Minize-
kering Omschrijving
F181 100 A
blauw Elektrohydraulische
stuurinrichting
(EHPS) – Voor be-
paalde uitvoeringen/ landen
F182 50 A rood Interieurverwarming
3 – Voor bepaalde
uitvoeringen/landen
F184 30 A roze Ruitenwissermotor,
voor
300
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD