Page 164 of 288

OPPOMPEN
Doe de beschermende handschoenen aan die bij de
bandenreparatiekit zijn geleverd.
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan, draai de ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 134 uit en draai de ringmoer B op het ventiel van de band;
❒controleer of de schakelaar A fig. 135 van de compressor in stand 0
(uit) staat, start de motor, steek de stekker in het stopcontact in de
bagageruimte (zie fig. 136) of aansteker op de tunnelconsole (zie
fig. 137) en schakel de compressor in door de schakelaar Afig. 135
in stand I (aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk "Technische gegevens", is
bereikt. Controleer de bandenspanning op de drukmeter B fig. 135;
doe dit bij uitgeschakelde compressor om een preciezere aflezing
te verkrijgen;❒als het na 5 minuten nog steeds niet mogelijk is om minstens 1,8 bar
te krijgen, koppel dan de compressor van het ventiel en het
stopcontact af en verplaats vervolgens de auto ongeveer 10 meter
naar voren of naar achteren, zodat de afdichtvloeistof zich
gelijkmatig in de band kan verdelen; pomp de band vervolgens
weer op;
fig. 134
A0K0127
fig. 135
A0K0021
fig. 136
A0K0152
160WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 165 of 288

❒als na deze handeling nog steeds geen 1,8 bar wordt verkregen
binnen 5 minuten na inschakeling van de compressor, rij dan niet
verder maar neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de
bandenspanning; vergeet de handrem niet aan te trekken;
❒als een spanning van minstens 1,8 bar wordt gemeten, herstel dan
de correcte bandenspanning (bij draaiende motor en aangetrokken
handrem), ga weer rijden en rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde garage van het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Breng de sticker op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats aan, om eraan te herinneren dat de
band behandeld is met de snelle bandenreparatiekit.
Rijd voorzichtig, met name in bochten. Rijd niet harder dan 80
km/h. Vermijd bruusk accelereren en remmen.
Rij niet verder als de bandenspanning onder 1,8 bar is
gedaald: de Fix&Go Automatic snelle
bandenreparatiekit kan de vereiste wegligging niet
garanderen omdat de band te ernstig beschadigd is. Raapleeg
het Alfa Romeo Servicenetwerk.Informeer de dealer dat de band gerepareerd is met
de snelle bandenreparatiekit. Overhandig de
informatiefolder aan het personeel dat de band zal
repareren die behandeld is met de snelle bandenreparatiekit.
fig. 137
A0K0128
161WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 183 of 288
ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTEfig. 160STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
KoplampsproeierpompF09 30
ClaxonF10 15
AircocompressorF19 7,5
AchterruitverwarmingF20 30
BrandstofpompF21 15
Brandstofpomp (1750 Turbo Benzine versie) F21 20
Aansteker/stopcontactF85 15
12V-stopcontactF86 15
IBS Sensor laadtoestand accu voor Start&Stop systeem F87 5
Ontwaseming buitenspiegelsF88 7,5
179WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 187 of 288

ACCU OPLADENBELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu geldt
slechts ter informatie. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wacht, nadat de contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de accuvoeding los te koppelen.
Het verdient aanbeveling aan de accu langzaam en met een laag
ampèrage gedurende ongeveer 24 uur op te laden. De accu langer
opladen, kan de accu beschadigen.VERSIES ZONDER Start&Stop
SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Ga voor het opladen van de accu als volgt te werk:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan op de accupolen; let daarbij
op de polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen eerst de acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.VERSIES MET Start&Stop SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Ga voor het opladen van de accu als volgt te werk:
❒koppel de stekker A fig. 164 van de accusensor C op de minklem D
van de accu los (door op de knop B te drukken);❒sluit de pluskabel van de acculader aan op de plusklem E van de
accu en de minkabel op de klem van de sensor D zoals aangegeven
in de figuur;
❒schakel de acculader in. Schakel na het opladen de acculader uit;
❒sluit na de acculader te hebben afgekoppeld de stekker A terug
op de sensor C aan zoals aangegeven in de figuur.
fig. 164
A0K0200
183WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 188 of 288
OPHEFFEN VAN HET VOERTUIGAls het voertuig opgeheven moet worden, ga dan naar een Alfa
Romeo dealer die is uitgerust met een hefbrug.
BELANGRIJK Bij versies met zijbekleding moet men goed opletten bij
het plaatsen van de hefarmen.
SLEPEN VAN DE AUTOHet bij de auto geleverde sleepoog bevindt zich in de
gereedschapshouder onder de bekleding van de bagageruimte.MONTAGE VAN HET SLEEPOOGVerwijder de dop A door op het onderste gedeelte te duwen, neem het
sleepoog B uit de gereedschapshouder en draai het stevig op de
schroefdraadpen aan de voor- (fig. 165) of achterzijde (fig. 166).
Draai vóór het slepen de contactsleutel naar de stand
MAR en vervolgens naar STOP hem uit het slot te
verwijderen. Bij verwijdering van de sleutel schakelt
automatisch het stuurslot in en kan het stuur niet meer worden
verdraaid.
fig. 165
A0K0136
184WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 207 of 288

WIELEN EN BANDENControleer voor een lange reis en elke twee weken de spanning van de
banden en van het noodreservewiel. Controleer de bandenspanning
wanneer de banden koud zijn.
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning onder normale
omstandigheden toe: zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning veroorzaakt abnormale slijtage van de
banden fig. 171:
A normale spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak;
B te lage spanning: overmatige slijtage aan de zijkanten van het
loopvlak;
C te hoge spanning: overmatige slijtage in het midden van het
loopvlak.
De banden moeten worden vervangen wanneer de profieldiepte van
het loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.BELANGRIJK
Pas de volgende voorzorgsmaatregelen toe om bandschade te
voorkomen:
❒voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde
schokken van de banden tegen stoepranden, kuilen en andere
hindernissen. Voorkom ook het langdurig rijden op een slecht
wegdek;
❒controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige slijtage op het loopvlak;
❒rijd niet met een te zwaar beladen auto. Stop zo snel mogelijk in
geval van lekke band en verwissel het wiel;
❒verwissel de banden elke 10-15 duizend kilometer van as; houd de
banden aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd zodat de
draairichting niet wordt omgekeerd;
❒banden verouderen, ook als ze weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in
het loopvlak en op de wangen betekenen dat de band verouderd
is. Laat de banden door gespecialiseerd personeel controleren als ze
langer dan 6 jaar onder de auto zijn gemonteerd. Vergeet ook niet
het reservewiel zorgvuldig te laten controleren;
❒Monteer altijd nieuwe banden en vermijd banden waarvan de
herkomst dubieus is;
❒bij de montage van een nieuwe band moet ook een nieuw ventiel
worden voorzien.
Onthoud dat de wegligging van de auto in grote mate
van een juiste bandenspanning afhankelijk is.Als de spanning te laag is, raakt de band oververhit,
met mogelijke ernstige beschadiging tot gevolg.
fig. 171
A0K0023
203WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 209 of 288

Wisserbladen vervangenGa als volgt te werk:
❒hef de wisserarm op, druk op het klepje A fig. 172 van de
springveer en schuif het wisserblad van de arm los;
❒monteer het nieuwe wisserblad door het klepje in de speciale zitting
op de wisserarm te blokkeren. Controleer of het goed vastzit;
❒breng de wisserarm voorzichtig tegen de ruit.
Schakel de ruitenwissers niet met van de ruit opgeheven
wisserbladen in.
Wisserbladen optillenGa voor het optillen van de wisserbladen als volgt te werk (bv. om
sneeuw te verwijderen):
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR;❒bedien de hendel rechts van het stuurwiel om een wisslag te maken
(zie paragraaf "Ruiten wassen" in het hoofdstuk "Kennismaking met
de auto");
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR STOP wanneer de
wisserarm aan bestuurderszijde tegen de zijstijl van de voorruit komt
en til het wisserblad op naar de ruststand;
❒breng de wisserarm terug tegen de ruit alvorens de ruitenwissers in
te schakelen.
Wisserblad achterruit vervangenGa als volgt te werk:
❒til de dop A fig. 173 op, draai de moer B los en verwijder de
wisserarm C;
❒monteer de nieuwe wisserarm op correcte wijze, draai de moer B
volledig vast en breng de dop A omlaag.
fig. 172
A0K0144
fig. 173
A0K0101
205WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 210 of 288
RUITENSPROEIERSRuitensproeier
De ruitensproeiers zijn niet verstelbaar fig. 174.
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit (zie “Controle van
vloeistofniveaus” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de sproeikoppen niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een speld om ze vrij te maken.
Achterruitsproeier
De sproeierhouder bevindt zich boven de achterruit fig. 175.
De sproeiers van de achterruit zijn niet verstelbaar.KOPLAMPSPROEIERS(voor bepaalde versies/markten)
De koplampsproeiers bevinden zich in de voorbumper fig. 176.De koplampsproeiers worden ingeschakeld wanneer bij brandend
dimlicht en/of grootlicht de ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Controleer regelmatig de werking en de aanwezigheid van vuil in de
koplampsproeiers.
fig. 174
A0K0139
fig. 175
A0K0102
fig. 176
A0K0138
206WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER