Droog de minder zichtbare delen (bijv. randen van portieren,
motorkap, koplampranden) zorgvuldig, aangezien in deze zones
water makkelijker kan stagneren. Was de auto nooit als hij in de zon
heeft gestaan of als de motorkap nog warm is: de glans van de lak
kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten op dezelfde wijze als de rest van
de auto gewassen worden.
Schoonmaakmiddelen verontreinigen het milieu. Was
daarom de auto op een plaats waar het afvalwater direct
wordt opgevangen en gezuiverd.Om de esthetische eigenschappen van de lak te behouden,
mogen er geen schuur- en/of poetsproducten voor het
reinigen van de auto worden gebruikt.
BELANGRIJK
Parkeer de auto zo min mogelijk onder bomen: de hars die uit de
bomen druppelt, maakt de lak mat en vergroot de kans op
roestvorming.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.Ruiten
Gebruik specifieke schoonmaakmiddelen en schone, zachte doeken
om krassen en beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het binnenoppervlak van de achterruit voorzichtig
met een doek af, en volg hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de achterruitverwarming niet te beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de plastic lampglazen van de koplampen te
reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een drukreiniger wordt gewassen, moet
de straal op minstens 20 cm van de koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de elektronische regeleenheden
of op de motoren van de ruitenwissers worden gericht. Laat deze
werkzaamheden uitvoeren door een gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte moet de
contactsleutel in de stand STOP staan en de motor koud zijn.
Controleer na het reinigen of de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet verwijderd of beschadigd zijn.
208WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
PRESTATIESVersiesTopsnelheid (km/h)Acceleratie 0-100 km/h
(sec.)
1.4 Turbo Benzine 120 pk195 9,4
1.4 Turbo Benzine 105 pk
(*)
186 10,9
1.4 Turbo Benzine 115 pk
(*)
192 9,4
1.4 Turbo MultiAir218 7,8
1.4 Turbo MultiAir
(*)
215 7,8
1750 Turbo Benzine242 6,8
1.6 JTD
M
185 11,3
2.0 JTD
M
218 8,0
2.0 JTD
M136pk
(*)
205 –
2.0 JTD
M140pk
(*)
205 9,0
2.0 JTD
M163pk
(*)
215 8,0
(*) Voor bepaalde versies/markten
229WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTER
RADIO (TUNER)INLEIDINGWanneer de autoradio wordt ingeschakeld, dan wordt de
audiobron ingeschakeld die vóór het uitschakelen beluisterd werd:
Radio, CD, CD MP3 of Media Player (alleen bijBlue&Me™) of
AUX (alleen bijBlue&Me™, voor bepaalde versies/markten).
Druk, om de radio te kiezen wanneer naar een andere audiobron
wordt geluisterd, kortstondig op de toets FM AS of AM, afhankelijk
van de gewenste golfband.
Zodra de Radio is ingeschakeld, toont de display de naam (alleen
RDS-stations), de frequentie van het gekozen station, de gekozen
golfband (bijv. FM1) en het nummer van de voorkeuzetoets (bijv.
P1).KEUZE GOLFBANDDruk bij ingeschakelde radio meerdere malen kort op de toets FM
AS of AM om de gewenste golfband te kiezen.
Elke keer dat op de toets wordt gedrukt, worden de volgende
golfbanden na elkaar gekozen:
❒Door op de FM AS-toets te drukken: “FM1”, “FM2” of “FMA”;
❒Door op de AM-toets te drukken: “MW1, MW2”.
Elke band wordt met zijn naam op de display aangegeven. Er zal
afgestemd worden op het laatst gekozen station op de betreffende
golfband.
De FM-band is onderverdeeld in: FM1, FM2 of "FMA"; de FMA-
golfband is gereserveerd voor de stations die automatisch met de
AutoSTore-functie worden opgeslagen.
VOORKEUZETOETSENDe toetsen met de nummer 1 t/m 6 worden voor het instellen van
de volgende voorkeuzestations gebruikt:
❒18 op de FM-golfband (6 op FM1, 6 op FM2, 6 op FMT of
"FMA") (bij sommige uitvoeringen);
❒12 op de MW-golfband (6 op MW1, 6 op MW2).
Kies voor het luisteren naar een voorkeuzestation, de gewenste
golfband en druk vervolgens kort op de betreffende voorkeuzetoets
(1 t/m 6).
Door langer dan 2 seconden op de voorkeuzetoets te drukken,
wordt het station waarop is afgestemd opgeslagen.
De opslagfase wordt bevestigd door een geluidssignaal.OPSLAG VAN LAATST BELUISTERDE
STATIONDe radio slaat automatisch het laatst gekozen station op elke
golfband op, waarop wordt afgestemd wanneer de radio wordt
ingeschakeld of wanneer van golfband wordt gewisseld.AUTOMATISCHE AFSTEMMINGDruk kortstondig op de
of
toets om automatisch te zoeken
naar het volgende station dat in de gekozen richting ontvangen
kan worden.
Als de
of
toets langer ingedrukt wordt gehouden, dan start
het snel zoeken. Wanneer de toets wordt losgelaten, zal de tuner
stoppen bij het eerstvolgende station dat ontvangen kan worden.
Als de TA-functie (verkeersinformatie) is ingeschakeld, zal de tuner
alleen naar stations zoeken die verkeersinformatie en -berichten
uitzenden.
264
AUTORADIO
HANDMATIGE AFSTEMMINGOp deze manier kunnen de stations handmatig op de
geselecteerde golfband gezocht worden.
Kies de gewenste golfband en druk vervolgens herhaaldelijk kort
op de
of
toets om het zoeken in de gekozen richting te
starten.
Als de
of
toets langer ingedrukt wordt gehouden, dan start
het snel zoeken. Dit stopt wanneer de toets wordt losgelaten.
AUTOSTORE FUNCTIE(automatische opslag stations)
Houd, voor het inschakelen van de AutoSTore-functie, de FM AS-
toets ingedrukt totdat een geluidssignaal wordt gehoord. Met deze
functie slaat de radio automatisch de 6 stations met het in
afnemende volgorde sterkste signaal op de FMA-golfband op.
Tijdens het automatische opslagproces, knippert het opschrift
"Autostore" op de display.
Druk nogmaals op de FM AS-toets om de AutoSTore-functie te
onderbreken: de radio zal opnieuw op het station afstemmen dat
vóór inschakeling van de functie beluisterd werd.
Na beëindiging van de AutoSTore-functie, stemt de radio
automatisch af op het eerste voorkeuzestation op de FMA-
golfband aan de voorkeuzezijde 1.
De stations die op dat moment een sterk signaal hebben, worden
vervolgens automatisch in de gekozen golfband onder de toetsen 1
t/m 6 opgeslagen.Wanneer de AutoSTore-functie binnen de MW-golfband wordt
ingeschakeld, dan wordt automatisch de FMA-golfband
geselecteerd, waar de functie wordt uitgevoerd.
OpmerkingSoms slaagt de AutoSTore-functie er niet in 6
stations met een voldoende sterk signaal te vinden. In dat geval
worden de sterkste stations onder de vrije voorkeuzetoetsen
opgeslagen.
OpmerkingWanneer de AutoSTore-functie wordt ingeschakeld,
worden de eerder opgeslagen stations op de FMA-golfband
gewist.
ONTVANGST VAN NOODBERICHTENDe autoradio kan in de RDS-modus noodberichten ontvangen in
geval van uitzonderlijke omstandigheden of situaties die gevaar
van algemene aard kunnen opleveren (aardbevingen,
overstromingen enz.), indien deze worden uitgezonden door het
station waarop is afgestemd.
Deze functie wordt automatisch ingeschakeld en kan niet worden
uitgeschakeld.
Tijdens het uitzenden van een alarmbericht verschijnt op de display
het opschrift "Alarm". Het volume van de radio verandert tijdens
dit bericht op dezelfde wijze als bij verkeersinformatie.
265AUTORADIO
– lamp vervangen .............................. 166
Parkeerlichten ...................................... 65
Parkeer-/remlichten .............................. 168
Parkeersensoren ................................... 115
Parkeren .............................................. 144
– Handrem ........................................ 144
Plafondverlichting achter
– lamp vervangen .............................. 171
Plafondverlichting................................. 72
– Bagageruimteverlichting .................. 74
– Dashboardkastverlichting ................. 74
– Instapverlichting .............................. 73
– Plafondverlichting achter .................. 73
– Plafondverlichting voor .................... 72
Plafondverlichting voor
– lamp vervangen .............................. 171
Pollenfilter............................................ 201
Portieren .............................................. 87
– Centrale portiervergrendeling ........... 87
– Kinderslot ....................................... 88
Prestaties ............................................. 229RAB systeem (Ready Alert Brakes)........ 104
Radiozenders en mobiele telefoons ........ 115
Regensensor ........................................ 68
Reiniging en onderhoud– auto-interieur .................................. 209
– carrosserie ...................................... 207
– koplampen...................................... 208
– kunststof en gecoate interieurdelen.... 209
– lederen interieurdelen ...................... 209
– lederen stoelen ................................ 209
– motorruimte .................................... 208
– ruiten ............................................. 208
– stoelen en stoffen bekleding.............. 209
Remmen .............................................. 220
– remvloeistofniveau ........................... 200
Richtingaanwijzers .......................... 66-168
– lamp vervangen .............................. 167
– "Lane change"-functie...................... 66
Ruiten reinigen ..................................... 67
Ruiten (reinigen) ................................... 208
Ruitensproeier
– vloeistofniveau ruitensproeier ........... 200
Ruitensproeiers van achterruit................ 206
Ruitensproeiers van vooruit ................... 206
Ruitensproeier/-wisser voorruit .............. 67
– Automatische wis-/wasfunctie .......... 68
Ruitenwissers
– wisserbladen................................... 204
– wisserbladen vervangen .................. 205
Safe Lock systeem ............................... 38
SBR-systeem (Seat Belt Reminder) .......... 123
Schemersensor ..................................... 65
Schuifdak ............................................ 84
Setup-menu ......................................... 21
Skivak ................................................. 81
Slepen van de auto .............................. 184
– Montage van het sleepoog ............... 184“Smart Bag” systeem (Meertraps
frontairbags) ..................................... 137Smeermiddelen (specificaties) .............. 235
Sneeuwkettingen .................................. 149
Snelheidsmeter..................................... 6
Stadslicht en dimlicht ............................ 65
Start&Stop systeem ............................... 108
Stoelen ................................................ 43
– Voorstoelen ..................................... 43
Stopcontact .......................................... 81
Stuurinrichting ..................................... 222
Stuurslot .............................................. 42
Stuurwiel ............................................. 47
Symbolen ............................................ 33Tankdop ............................................ 119
Tanken ................................................ 119
Technische gegevens............................. 210
278WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTER